ECLI:NL:RBZLY:2010:BM1446

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
16 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
492839 HA 10-74
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden met vergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 16 april 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Retail & More B.V. en de verwerende partij. Retail & More verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij, die werkzaam was als studiomanager, vanwege bedrijfseconomische omstandigheden, met name een sterke daling van de omzet. De omzet van Retail & More was gedaald van ongeveer € 1.500.000 in 2008 naar € 900.000 in 2009, en voor 2010 werd een verdere daling verwacht tot ruim € 800.000. De kantonrechter oordeelde dat de daling van de omzet en de daarmee samenhangende noodzaak tot bezuinigen aanvaardbaar waren, en dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst gehonoreerd moest worden.

De kantonrechter overwoog dat de verwerende partij recht had op een vergoeding, die in eerste instantie was vastgesteld op € 24.300 bruto, maar dat Retail & More zich op het standpunt stelde dat zij niet in staat was om enige vergoeding te betalen. De kantonrechter erkende de financiële problemen van Retail & More, maar was van mening dat er toch ruimte moest zijn voor een gematigde vergoeding. De directeur van Retail & More had in 2009 een managementfee van € 120.000 ontvangen, wat niet in verhouding stond tot de dalende omzet. Uiteindelijk besloot de kantonrechter de vergoeding te matigen tot € 12.000 bruto, te betalen in termijnen.

De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 mei 2010, tenzij Retail & More haar verzoek tijdig introk. De proceskosten werden gecompenseerd, afhankelijk van de beslissing van Retail & More om het verzoek in te trekken. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om bij bedrijfseconomische ontslagen zorgvuldig om te gaan met de vergoedingen aan werknemers, vooral in het licht van de financiële situatie van de onderneming.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr. : 492839 HA VERZ 10-74
datum : 16 april 2010
Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RETAIL & MORE B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekende partij,
verder te noemen Retail & More,
gemachtigde mr. M.B. Tol,
tegen
[VERWERENDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
verder te noemen [verwerende partij],
gemachtigde mr. M.J.W. Kruyskamp.
Geschil
Retail & More verzoekt de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] wegens een verandering in de omstandigheden, in het bijzonder een sterk gedaalde omzet.
[verwerende partij] spreekt het verzoek tegen en vraagt om toekenning van een vergoeding gebaseerd op factor C=1½ indien het verzoek tot ontbinding ondanks zijn verweer wordt ingewilligd.
Beoordeling
1.
Vaststaat dat [verwerende partij], geboren [datum], op [datum] in loondienst van Retail & More is getreden. Zijn functie is thans studiomanager en het salaris bedraagt € 2.647,11 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
2.
De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek tot ontbinding behoort te worden gehonoreerd.
Retail & More is actief op het gebied van reclameadvies. De omzet is door de economische recessie sterk gedaald namelijk van afgerond € 1.500.000 (2008) naar € 900.000 (2009). Voor 2010 is een nog verdere omzetdaling geprognosticeerd tot ruim € 800.000, maar over het eerste kwartaal 2010 is de omzet reeds € 18.000 achtergebleven bij die prognose. De personeelslasten --in de onderneming waren op 1 februari van dit jaar 9 werknemers werkzaam-- maakten in 2009 ongeveer de helft van de omzet uit.
Gegeven deze situatie is aanvaardbaar dat Retail & More op die lasten wil bezuinigen. Andere, reeds genomen bezuinigingsmaatregelen bieden onvoldoende soelaas. Een collega van [verwerende partij] heeft medio februari 2010 wegens de bedrijfseconomische situatie met ontslag ingestemd.
3.
De kantonrechter acht voorts aanvaardbaar dat Retail & More ervoor heeft gekozen (ook) het dienstverband met [verwerende partij] te beëindigen. De dalende omzet leidt om een voor de hand liggende reden tot een afname van de te verrichten werkzaamheden. Retail & More heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden van [verwerende partij] zijn afgenomen en dat de resterende werkzaamheden vrij eenvoudig onder de overige, goedkopere personeelsleden kunnen worden verdeeld.
Onweersproken is gebleven dat de functie van [verwerende partij] niet uitwisselbaar is met andere functies binnen het bedrijf van Retail & More. Het betreft een unieke functie.
Voor zover [verwerende partij] heeft willen betogen dat hij bereid en in staat is ook het werk van zijn collega’s te verrichten ziet dit betoog eraan voorbij dat het niet gaat om uitwisselbaarheid van personeelsleden maar van functies.
4.
De wijziging in de omstandigheden ligt geheel in de risicosfeer van Retail & More. [verwerende partij] wordt ook geen verwijt gemaakt. Hetgeen Retail & More omtrent het functioneren van [verwerende partij] heeft gesteld is niet dragend voor het verzoek tot ontbinding, aldus desgevraagd Retail & More. De kantonrechter laat hetgeen daarover is gesteld dan ook geheel buiten beschouwing.
5.
[verwerende partij] heeft in beginsel recht op een vergoeding gebaseerd op factor C=1. Uitgaande van de hiervoor onder rov. 1 vermelde gegevens zou de vergoeding uitkomen op een bedrag van € 24.300 bruto. Er bestaat geen redelijke grond [verwerende partij] een hogere vergoeding toe te kennen zoals [verwerende partij] heeft betoogd. Van zodanige verwijtbaarheid aan de kant van Retail & More dat factor C ten gunste van [verwerende partij] moet worden bijgesteld, is geen sprake. Het is voorstelbaar dat de aankondiging van het ontslag [verwerende partij] rouw op het dak is gevallen en hem heeft verrast zoals hij ter zitting in zijn slotwoord heeft betoogd, maar dat maakt op zichzelf nog niet dat de vergoeding hoger moet zijn dan in vergelijkbare situaties redelijk wordt geacht.
6.
Retail & More heeft, onderbouwd met stukken, gesteld dat factor C op nihil moet worden gesteld omdat zij niet in staat is ook maar enige vergoeding te betalen. Retail & More beroept zich, kort samengevat, op de volgende omstandigheden: haar kredietlimiet is bereikt en de bank wil geen aanvullende kredietfaciliteiten ter beschikking stellen, aan haar is door de bank een uitstel van betaling van aflossingstermijnen gegund, en de liquiditeit staat ernstig onder druk.
7.
De kantonrechter is met Retail & More van oordeel dat haar financiële positie verre van rooskleurig is. De bank heeft niet voor niets een uitstel van betaling toegestaan. Toch is de kantonrechter er niet van overtuigd dat er in het geheel geen ruimte is, ook niet op termijn, om een --gematigde-- vergoeding te voldoen. Daartoe draagt vooral bij dat de directeur van Retail & More (ook) in 2009 een managementfee van in totaal € 120.000 heeft ontvangen, hoewel de omzet en het resultaat van de onderneming al in dat jaar sterk onder druk stonden. Voor 2010 is weliswaar een verlaging van de fee tot € 90.000 gecalculeerd, maar de vraag rijst of bij een zo sterk gedaalde en nog steeds dalende omzet binnen een relatief kleine onderneming niet een verdere matiging van het salaris van de directeur, zijnde de feitelijk ondernemer, is aangewezen. De verhouding tussen de omzet en de fee van de directie is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende in balans.
De keuze van de (eenhoofdige) directie de fee bij een sterk dalende omzet aanvankelijk op € 120.000 te handhaven en vervolgens slechts te matigen tot € 90.000 mag er niet toe leiden dat mede ten gevolge daarvan [verwerende partij] een vergoeding, waarop hij in beginsel recht heeft, volledig wordt onthouden.
8.
De kantonrechter zal de vergoeding matigen tot de helft zijnde afgerond € 12.000 bruto waarvan te voldoen € 3.000 binnen twee weken na de dag van de ontbinding, € 4.500 bruto drie maanden later en weer drie maanden later nog eens € 4.500,00 bruto.
9.
De arbeidsovereenkomst zal met ingang van 1 mei 2010 worden ontbonden tenzij Retail & More haar verzoek tijdig intrekt.
10.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met enig opzegverbod. De proceskosten zullen worden gecompenseerd, tenzij Retail & More haar verzoek intrekt.
Beslissing
De kantonrechter:
1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2010 tenzij Retail & More haar verzoek tot ontbinding tijdig intrekt, dat wil zeggen uiterlijk 29 april 2010 door middel van een aan de griffier van de sector kanton gerichte brief welke brief op die dag voor 15.00 uur moet zijn ontvangen;
2.
kent aan [verwerende partij] een vergoeding toe van € 12.000 bruto indien de arbeidsovereenkomst door deze beschikking eindigt, waarvan te voldoen € 3.000 bruto uiterlijk 15 mei 2010, € 4.500 bruto uiterlijk 15 augustus 2010 en € 4.500 bruto uiterlijk 15 november 2010 en veroordeelt Retail & More tot betaling van deze bedragen aan [verwerende partij];
3.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen hun eigen kosten dragen indien Retail & More haar verzoek niet intrekt, en veroordeelt Retail & More in de proceskosten aan de kant van [verwerende partij] begroot op € 400,00 wegens salaris gemachtigde indien zij het verzoek wel intrekt;
4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. C.H. de Haan kantonrechter te Zwolle, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 16 april 2010 in tegenwoordigheid van, griffier.