RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.440177-09 (P)
Uitspraak: 25 februari 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte)
(geboorteplaats)
(adres)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer.
Als officier van justitie was aanwezig mr. W.S. Ludwig.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juli 2009 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen in/bij meerdere, althans één woning(en), terwijl daarvan gemeen gevaar voor deze woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in of in de directe aanwezigheid van deze woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, met dat opzet meermalen, althans éénmaal de gaskraan (met behulp van de waterpomptang) heeft open- en/of losgedraaid en/of de gasslang heeft losgetrokken/losgehaald en/of (alle) ramen en/of deuren heeft gesloten en/of (vervolgens) meermalen, althans éénmaal een sigaret heeft aangestoken en/of een aansteker heeft gepakt en/of ingedrukt en/of een brandende sigaret heeft vastgehouden (terwijl de ruimte waarin hij, verdachte, stond vol met (aard)gas stond), in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met (aard)gas, althans met (een) brandbare stof(fen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht hetgeen verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen en heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder voornoemd feit ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het bewijs geen verweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte hetgeen hem ten laste is gelegd heeft begaan en baseert zich hierbij op de volgende bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting ;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten ;
- de verklaring van (getuige 1) ;
- de verklaring van (getuige 2)
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op 20 juli 2009 te Wijhe, gemeente Olst-Wijhe, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een woning, terwijl daarvan gemeen gevaar voor deze woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in of in de directe aanwezigheid van deze woning aanwezige personen te duchten was, met dat opzet de gaskraan heeft opengedraaid en de gasslang heeft losgehaald en alle ramen en deuren heeft gesloten en vervolgens een sigaret heeft aangestoken en een aansteker heeft gepakt en een brandende sigaret heeft vastgehouden (terwijl de ruimte waarin hij, verdachte, stond vol met gas stond), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Poging tot het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
poging tot het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht de veroordeling van verdachte gevorderd tot een werkstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een verplichte ambulante behandeling. Aan deze bijzondere voorwaarden dient een proeftijd van drie jaren gekoppeld te worden. Deze termijn is volgens de officier van justitie noodzakelijk omdat van belang is dat verdachte langdurig wordt ondersteund door de reclassering. Weliswaar is rondom verdachte een hulpverleningsnetwerk opgestart en is zijn situatie thans redelijk stabiel, verdachte is beperkt behandelbaar en in de toekomst is recidiverisico aanwezig.
Bij zijn strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit, de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en de omstandigheid dat de strafoplegging zowel bij de dader zelf als bij potentiële daders en de samenleving als geheel een afschrikwekkende werking dient te hebben.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit uitsluitend een voorwaardelijke straf op te leggen. De raadsman heeft daartoe gewezen op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Uit het verslag van psycholoog Wieringa blijkt dat de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte in vergaande mate werden beïnvloed door de bij hem gediagnosticeerde ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Voorts komt daaruit naar voren dat de geestelijke en emotionele draagkracht van verdachte zeer beperkt te noemen is. De verdediging heeft zich niet verzet tegen een proeftijd van drie jaren.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van
het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich
daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit
het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking
genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het plegen van ernstige
strafbaar feiten. Verdachte heeft een ontploffing teweeg willen brengen in de keuken van zijn
twee-onder-één-kap-woning. De aanleiding hiervoor was dat hij zelfmoord wilde plegen.
Verdachte heeft er niet bij stil gestaan dat door de ontploffing nabijgelegen woningen en zich
in de nabijheid van zijn woning bevindende personen door de ontploffing getroffen zouden
kunnen worden. Dat geen gevolgen voor personen of schade aan het pand en nabijgelegen
panden is opgetreden is uitsluitend te danken aan omstandigheden buiten de wil van
verdachte. De ontreddering waarin verdachte toen kennelijk verkeerde, neemt niet weg dat de rechtbank verdachte deze keuze zwaar aanrekent.
De rechtbank houdt er ten voordele van verdachte rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de rapporten die over verdachte zijn opgemaakt.
Uit het rapport van psychiater C.J.M. Vredeveld van 7 januari 2010 blijkt dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde zowel lijdende aan een ziekelijke stoornis was, alsook sprake was van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de zin van alcoholverslaving/afhankelijkheid, depressieve stoornis en lichte zwak begaafdheid. Gelet op deze factoren wordt verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar ingeschat. Psychiater Vredeveld adviseert een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden verplichte verslavingsbehandeling, reclasseringscontrole en begeleiding op maatschappelijk en financieel vlak. Bij behandeling van zijn alcoholverslaving dient tevens adequate psychiatrische zorg en follow-up gegarandeerd te zijn ter zake de vastgestelde psychiatrische stoornissen.
Psycholoog drs. A.K. Wieringa adviseert, blijkens zijn rapport van 27 januari 2010, om verdachte voor het tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Er is sprake van een ziekelijke stoornis en verdachte functioneert op zwakbegaafd niveau. Verder is er sprake van alcoholmisbruik. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische antisociale en borderline kenmerken. Verdachte is in psychologisch opzicht maar beperkt behandelbaar. Hij lijkt vooral gebaat bij een steunend structurerend contact. Wieringa adviseert om bij een deels voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde te stellen, dat verdachte zich richt naar aanwijzingen van de reclassering en dat die aanwijzingen kunnen inhouden dat verdachte zich poliklinisch laat behandelen bij de dubbeldiagnosekliniek Dimence of een vergelijkbare instelling. Daarnaast kan er huishoudelijke en praktische hulpverlening worden gestart ter ondersteuning van zijn psychosociaal functioneren.
De reclassering heeft op 18 november 2009 een voorlichtingsrapport uitgebracht, waarin wordt geadviseerd een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een verplicht reclasseringscontact bij Tactus Reclassering Zwolle en verplichting van een ambulante behandeling bij Tactus Verslavingszorg.
Verdachte heeft zich bereid verklaard tot nakoming van de bijzondere voorwaarden.
De rechtbank acht, alles overwegende, in beginsel voor het bewezenverklaarde feit een gevangenisstraf van zes maanden op zijn plaats. Gelet echter op de bijzondere persoonlijke omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en gelet op de bereidheid van verdachte om door middel van een ambulante behandeling en toezicht door de reclassering de kans op recidive te beperken, zal de rechtbank bepalen dat deze gevangenisstraf voorwaardelijk niet tenuitvoergelegd zal worden. Daarbij legt de rechtbank de bijzondere voorwaarden op zoals geformuleerd in voormeld reclasseringsrapport. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd zal de rechtbank de proeftijd op twee jaren stellen. Het opleggen van een proeftijd langer dan twee jaren kan, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 30 oktober 2007 (LJN: BB3999) en ingevolge artikel 14b, lid 2, van het Wetboek van strafrecht, slechts indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Uit het rapport van psychiater Vredeveld blijkt van een licht tot matig recidive-risico, terwijl de reclassering in voormeld reclasseringsrapport een laaggemiddelde kans op recidive vaststelt. De rechtbank zal daarom volstaan met het opleggen van een proeftijd voor de duur van twee jaren.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste werkstraf van 80 uren, uit oogpunt van speciale en generale preventie, passend en geboden is.
De strafoplegging is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Tactus Reclassering Zwolle, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften en aanwijzingen houden in elk geval in dat de verdachte gedurende de proeftijd een ambulante behandeling zal volgen bij Tactus Verslavingszorg en/of een soortgelijke behandelinstelling.
De rechtbank legt aan verdachte voorts op een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 80 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. M. Willemse, voorzitter, mrs. F. Koster en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O. Bahi als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2010.