ECLI:NL:RBZLY:2010:BL8550

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
4 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/440220-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een mes en belediging van ambtenaren door verdachte met Asperger syndroom

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 4 maart 2010, is de verdachte beschuldigd van bedreiging met een mes en belediging van ambtenaren. De verdachte, die lijdt aan het syndroom van Asperger, heeft op 9 oktober 2009 zijn ouders bedreigd met een mes in hun woning in Deventer. Tijdens een woordenwisseling, na een misgelopen afspraak, heeft hij dreigende woorden geuit en een mes getoond. De ouders hebben verklaard dat de verdachte hen met het mes heeft bedreigd, wat door een buurman werd bevestigd. Op 11 oktober 2009 beledigde de verdachte ambtenaren tijdens zijn aanhouding door hen kwetsende woorden toe te voegen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 93 dagen voorwaardelijk, met reclasseringstoezicht en een klinische behandeling. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de bedreiging en een straf conform het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bedreiging en belediging, maar dat er onduidelijkheid bestond over de behandeling van de verdachte. De rechtbank besloot het onderzoek te heropenen om een concreet behandelplan op te stellen, en schorste de zaak tot 26 april 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnrs.: 07.440220-09 P en 07.440141-08 (TUL)
Uitspraak: 4 maart 2010
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres),
thans verblijvende (verblijfplaats).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2010. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.S. Staijen, advocaat te Deventer.
Als officier van justitie was aanwezig mr. A.E. Postma.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 oktober 2009 in de gemeente Deventer (naam 1) en/of (naam 2) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die (naam 1) en/of(naam 2) getoond en/of is hij, verdachte, (vervolgens) opzettelijk dreigend met dat mes, althans met dat scherpe en/of puntige voorwerp, op die(naam 2) toegelopen/afgelopen en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik
steek jullie aan het mes" en/of "Nu steek ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten (naam verbalisant 1) en/of (naam verbalisant 2), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, die (naam verbalisant 1) en/of (naam verbalisant 2) in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "stelletje blauwe mongolen" en/of "Jullie zijn gewoon een stelletje kankermongolen" en/of "Hou je kankerkop blauwe mongool", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
HERVATTING VAN HET ONDERZOEK
De rechtbank kan in deze zaak thans nog niet tot een einduitspraak komen. Tijdens de beraadslaging is namelijk gebleken dat het onderzoek naar een mogelijke behandeling van verdachte niet volledig is geweest, zoals hierna onder het kopje “oplegging van straf of maatregel” is toegelicht. Het onderzoek dient derhalve te worden heropend.
Omdat de rechtbank eraan hecht duidelijk te maken hoe zij tot haar standpuntbepaling is gekomen, zal zij met betrekking tot met name het bewijs uiteenzetten hoe haar gedachtegang is geweest. Gelet op het feit dat het hier om een tussenvonnis gaat kan de rechtbank niet anders dan, met betrekking tot de bewijs- en de kwalificatievragen, een voorlopig oordeel geven.
Met die restrictie overweegt de rechtbank daaromtrent het volgende.
DE BEWIJSMIDDELEN EN DE VOORLOPIGE BEOORDELING DAARVAN
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. A.E. Postma, acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft ter terechtzitting ter zake van deze feiten de veroordeling van verdachte gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank, overeenkomstig de inhoud van de door hem aan de rechtbank overgelegde pleitnota, verzocht om verdachte ter zake van het onder 1. telastegelegde feit vrij te spreken. Hij heeft daartoe -onder meer- aangevoerd dat aan verdachtes verklaring, inhoudende -kort samengevat en zakelijk weergegeven- dat hij zijn ouders niet met een mes heeft bedreigd, geloof dient te worden gehecht. Voorts heeft de raadsman zich ter zake van het onder 2. telastegelegde feit aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het voorlopig oordeel van de rechtbank
Anders dan de raadsman heeft betoogd gaat de rechtbank ter zake van het onder 1. telastegelegde uit van de verklaringen van de ouders van verdachte, (naam 2) en (naam 1), inhoudende -kort samengevat en zakelijk weergegeven- dat verdachte hen op de avond van 9 oktober 2009 met een mes heeft bedreigd waarna de vader van verdachte hem met een parasolstok heeft geslagen. De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat deze beide verklaringen wat betreft het gebeuren van die avond, en dan met name ten aanzien van de bedreiging met het mes, in hoofdlijnen met elkaar overeenkomen. Daar komt bij dat hun verklaringen op onderdelen worden gesteund door de verklaring van de buurman, (naam 3). Hij onderschrijft de verklaring van de moeder van verdachte dat zij die avond bij hem voor de deur heeft gestaan en geeft aan dat zij toen aan hem heeft verteld dat verdachte tot tweemaal toe had geprobeerd om zijn vader met een mes te steken. Blijkens de verklaring van (naam 3) heeft hij dit laatste later ook in de woning van de familie(naam 2) van verdachtes vader gehoord en heeft hij aldaar in een flits een mes op het aanrecht zien liggen.
Behalve de hiervoor bedoelde verklaringen neemt de rechtbank ook nog in aanmerking dat uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat de vader van verdachte aan de verbalisanten, die vlak na het gebeuren ter plaatse waren gekomen, over de bedreiging met het mes heeft verteld en dat ook de moeder van verdachte toen tegen die verbalisanten heeft gezegd dat verdachte een mes in zijn handen had gehad. Verdachte heeft dan wel ontkend dat hij zijn ouders die avond met een mes heeft bedreigd en zelfs dat hij een mes heeft vastgehad, bij de politie heeft hij wel verklaard dat hij die avond boos op zijn ouders was omdat hij door hen zijn afspraak had gemist. Dit komt overeen met de verklaringen van verdachtes ouders op dit punt.
Naar het oordeel van de rechtbank is er gelet op het voorgaande voldoende wettig bewijs voorhanden en is dit bewijs ook overtuigend. De rechtbank neemt voor wat betreft de overtuiging mede in aanmerking de ter terechtzitting van 18 februari 2010 gewijzigde verklaring van verdachte inhoudende dat hij die avond helemaal niet boos op zijn ouders was en dat zijn vader hem aldus zonder aanleiding met de parasolstok heeft toegetakeld. Afgezien van het feit dat de rechtbank op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting aanneemt dat de relatie tussen verdachte en diens vader zeer problematisch is, acht zij het niet goed voorstelbaar dat een vader zodanig heftig geweld ten opzichte van zijn kind gebruikt zonder dat daarvoor enige aanleiding zou bestaan.
De rechtbank overweegt voorts ter zake van de bewezenverklaring van het onder 1. en 2. telastegelegde, op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen, vooralsnog het volgende.
Terzake het onder 1. telastegelegde
Op 9 oktober 2009 zijn verdachte en zijn vader na hun werkdag om ongeveer 19.00 uur in hun woning te Deventer aangekomen, waarna verdachte, nadat hij met zijn vader had gegeten, is gaan douchen. Toen verdachtes vader om ongeveer 21.00 uur langs de kamer van verdachte liep, heeft hij tegen verdachte gezegd dat hij zijn vuile was in de wasmand moest doen. Verdachte heeft daarop gereageerd door te zeggen dat hij daar wegens een afspraak geen tijd voor had. Vervolgens is er een woordenwisseling tussen verdachte en zijn vader ontstaan. Ondertussen is de moeder van verdachte thuis gekomen. Verdachte is vervolgens naar beneden gelopen en heeft de woning verlaten. Omdat verdachte voor de afspraak met zijn vrienden te laat was en deze al waren vertrokken, is verdachte weer naar huis teruggekeerd. Verdachte was op dat moment boos op zijn ouders omdat hij van mening was dat hij door hen zijn afspraak had gemist. In de woning heeft verdachte hierover naar zijn ouders geschreeuwd. Vervolgens zijn verdachte en zijn ouders op de bank in de woonkamer gaan zitten, waarna verdachte boos en hard bleef praten. Op een gegeven moment heeft verdachte iets gezegd in de trant van: “Nu is het genoeg”, waarna hij is opgestaan en naar de keuken is gelopen. Verdachte heeft vervolgens de keukenlade opengedaan, heeft daar een mes uit gepakt en is daarna met dit mes naar zijn vader en moeder gelopen en heeft daarbij gezegd: “Ik steek jullie aan het mes”. Vervolgens is verdachte met het mes in zijn hand voor zijn ouders gaan staan. Verdachtes ouders zaten op dat moment nog op de bank en tussen hen en verdachte stond een salontafel. Verdachte is ondertussen boos over de gemiste afspraak blijven roepen en schelden. Nadat de ouders van verdachte hem meerdere malen hadden gevraagd of hij het mes terug wilde leggen, is verdachte naar de keuken gelopen en heeft hij het mes teruggelegd. Verdachte is vervolgens zonder het mes de woonkamer weer in gelopen, terwijl hij tegen zijn ouders is blijven schelden. Op een gegeven moment is verdachtes vader richting de hal gelopen, waarna verdachte weer de keuken is ingegaan om het mes te pakken. Verdachte is vervolgens met het mes weer in de richting van zijn vader gelopen, die hem met het mes heeft zien aankomen, en heeft daarbij geroepen:“Nu steek ik je overhoop”.
Terzake het onder 2. telastegelegde:
Verdachte is op 11 oktober 2009, nadat hij buiten heterdaad was aangehouden, door de verbalisanten (naam verbalisant 1) en (naam verbalisant 2) vanuit het ziekenhuis te Deventer naar het politiebureau te Deventer overgebracht. Verbalisanten hadden verdachte daartoe op de achterbank van hun dienstvoertuig geplaatst. Tijdens het overbrengen naar het politiebureau heeft verdachte tegen de hiervoor genoemde verbalisanten geroepen: “Stelletje blauwe mongolen (..)”en “Jullie zijn gewoon een stelletjes kankermongolen” en “Hou je kop blauwe kankermongool”.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve vooralsnog wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1. primair en 2. ten laste is gelegd, met dien verstande dat :
1.
hij op 9 oktober 2009 in de gemeente Deventer (naam 1) en (naam 2) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan die (naam 1) en/of(naam 2) getoond en/of is hij, verdachte, (vervolgens) opzettelijk dreigend met dat mes op die(naam 2) toegelopen/afgelopen en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek jullie aan het mes" en/of "Nu steek ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 11 oktober 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten (naam verbalisant 1) en (naam verbalisant 2), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, die (naam verbalisant 1) en (naam verbalisant 2) in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Stelletje blauwe mongolen" en "Jullie zijn gewoon een stelletje kankermongolen" en "Hou je kankerkop blauwe mongool", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
KWALIFICATIE
Het voorshands bewezen geachte levert op:
1. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, strafbaar gesteld bij artikel 266 juncto artikel 267 van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID
De rechtbank acht vooralsnog de verdachte deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte ter zake van deze bewezenverklaarde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen waarvan 93 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, hetgeen mede in kan houden dat
- verdachte gedurende de proeftijd in FPA De Boog in Warnsveld dient te verblijven en aldaar een behandeling dient te ondergaan;
- verdachte gedurende 1 jaar op geen enkele wijze contact met zijn ouders, (naam 1) en (naam 2), en met zijn broertje zal hebben, tenzij onder voorwaarden en/of begeleiding van de reclassering of de instelling waar hij verblijft.
Het standpunt van de verdediging:
De raadsman heeft betoogd dat in het geval verdachte voor beide feiten wordt veroordeeld een straf conform het reeds ondergane voorarrest het maximum dient te zijn.
Het oordeel van de rechtbank:
De psychiater en de psycholoog hebben beiden in hun rapporten van respectievelijk 28 december 2009 en 6 januari 2010 geconcludeerd dat verdachte aan een ziekelijke stoornis, te weten het syndroom van Asperger, lijdt. Door hen is geadviseerd om verdachte een klinische behandeling te laten ondergaan. Bij de beslissing van de raadkamer van 3 februari 2010 is vervolgens het bevel tot voorlopige hechtenis vanaf 5 februari 2010 geschorst teneinde verdachte in het kader van de hiervoor bedoelde klinische behandeling reeds in de FPA De Boog te Warnsveld te laten opnemen. Tijdens de behandeling ter terechtzitting van 18 februari 2010 is vast komen te staan dat, hoewel verdachte sinds 5 februari 2010 in De Boog verblijft, er tot op heden geen plan van aanpak is opgesteld en derhalve ook nog niet aan enige behandeling van verdachte is begonnen. De rechtbank stelt derhalve vast, hetgeen ook door de officier van justitie ter zitting is beaamd, dat thans niet duidelijk is op welke wijze de behandeling van verdachte zal plaatsvinden en hoe lang de duur van deze behandeling zal zijn. De door de officier van justitie in het kader van een bijzondere voorwaarde gevorderde klinische behandeling is voor wat betreft de invulling daarvan en de gevorderde duur van twee jaren aldus niet door middel van enig rapport van de reclassering dan wel van de FPA De Boog onderbouwd.
De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie, waaronder het arrest van de Hoge Raad van 6 november 1990, NJ 1991/274, blijkt dat volgens het wettelijk systeem de vraag of de noodzaak tot opneming in een inrichting zich voordoet en zo ja, voor welke termijn aan de rechter is voorbehouden. Een klinische opname van verdachte houdt immers een vrijheidsbeneming in waarvan de regie niet zomaar uit handen mag worden gegeven. Aangezien er thans geen enkele informatie voorhanden is waaruit blijkt op welke wijze behandeling zal plaatsvinden en hoe lang deze behandeling gaat duren, zou de rechtbank in strijd met de hiervoor bedoelde jurisprudentie handelen indien zij desondanks de eis van de officier van justitie wat betreft de klinische behandeling van verdachte zou volgen. De rechtbank acht het, nu zij voorshands van oordeel is dat verdachte de geadviseerde klinische behandeling dient te ondergaan, derhalve voor de afdoening van de zaak noodzakelijk dat er ten aanzien van die behandeling door de reclassering in overleg met de kliniek De Boog een concreet plan van aanpak wordt opgesteld waarbij tevens de verwachte tijdsduur van deze behandeling wordt vermeld. De rechtbank zal daartoe het onderzoek heropenen en vervolgens schorsen, alsmede de stukken in handen van de officier van justitie stellen. De rechtbank bepaalt daarbij dat de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis onder dezelfde voorwaarden blijft voortduren, nu zij het in het belang van verdachte acht dat zijn verblijf in De Boog zal worden voortgezet ten behoeve van het opstellen van een plan van aanpak met een behandelingsplan en het eventueel reeds opstarten van een behandeling.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
Het voorafgaande brengt logischerwijs met zich mee dat het onderzoek ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging eveneens dient te worden heropend en vervolgens dient te worden geschorst.
BESLISSING
Het onderzoek wordt heropend en terstond geschorst tot de terechtzitting van 26 april 2010 te 14.00 uur. De rechtbank beveelt de oproeping van verdachte en diens raadsman om op de hiervoor bedoelde terechtzitting te verschijnen.
De rechtbank stelt de stukken in handen van het openbaar ministerie teneinde de reclassering een maatregelenrapport te laten opmaken waarin een plan van aanpak met betrekking tot de door verdachte (mogelijk) te volgen behandeling bij FPA De Boog te Warnsveld zal worden opgesteld en waaruit tevens de verwachte tijdsduur van deze behandeling blijkt.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. F. Koster en M. Willemse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2010.
Mr. Willemse voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.