ECLI:NL:RBZLY:2010:BL5767

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
26 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.440249-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot skimmen en valsheid in betaalmiddelen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 26 februari 2010, stond de verdachte terecht voor het plegen van skimming, een vorm van fraude waarbij gegevens van betaalpassen worden gekopieerd. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de verdachte zou op 3 november 2009 in de gemeente Ommen samen met anderen een apparaat hebben geplaatst bij een pinautomaat van de benadeelde partij 1, met de intentie om betaalpassen valselijk op te maken. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van een poging tot het wegnemen van elektronische gegevens uit een pinautomaat. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Na het horen van getuigen en het onderzoeken van bewijsmateriaal, kwam de rechtbank tot de conclusie dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, het onder 1 primair ten laste gelegde werd bewezen verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de impact van skimming op de samenleving. De rechtbank verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, die enkel bij de burgerlijke rechter konden worden ingediend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.440249-09(P)
Uitspraak: 26 februari 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte)
geboren (geboorteplaats)
wonende (adres)
thans verblijvende in de P.I. te Almere.
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K. Kok, advocaat te Zwolle
Als officier van justitie was aanwezig G.T. Brouwer.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 november 2009 in de gemeente Ommen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf, om opzettelijk (een) betaalpas(sen), (een) waardekaart(en), enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, te weten een of meer bankpas(sen) en/of waardekaart(en), valselijk op te maken en/of te vervalsen met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, bij de (benadeelde partij 1) waar (een) door klanten/gebruikers van die bankinstelling voor het verrichten van geldopnames en/of geldbetalingen te gebruiken pinautomaat een samenstelsel van electronica (met behulp waarvan gegevens, voorkomende op de bij pin en/of betaalautoma(a)t(en) ingevoerde en/of in te voeren bankpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of door klanten in te voeren pincodes, kunnen worden gekopieerd en/of opgeslagen en/of opgenomen) heeft/hebben geplaatst, terwijl de (verdere) uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 november 2009 in de gemeente Ommen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pin en/of betaalautomaat weg te nemen een hoeveelheid electronische gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan de (benadeelde partij 1) en/of een of meer klant(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die pin en/of betaalautomaat te verschaffen en/of die/dat weg te nemen gegevens onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een samenstelsel van electronica (met behulp waarvan gegevens, voorkomende op de bij pin en/of betaalautoma(a)t(en) ingevoerde en/of in te voeren bankpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of door klanten in te voeren pincodes, kunnen worden gekopieerd en/of opgeslagen en/of opgenomen) heeft/hebben geplaatst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 november 2009 in de gemeente Ommen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een samenstelsel van electronica (met behulp waarvan gegevens, voorkomende op de bij pin en/of betaalautoma(a)t(en) ingevoerde en/of in te voeren bankpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of door klanten in te voeren pincodes, kunnen worden
gekopieerd en/of opgeslagen en/of opgenomen), voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat samenstelsel van electronica bestemd was tot het plegen van enig misdrijf in artikel 232, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 19 oktober 2009 te Bergentheim, gemeente Hardenberg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf, om opzettelijk (een) betaalpas(sen), (een) waardekaart(en), enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, te weten een of meer bankpas(sen) en/of waardekaart(en), valselijk op te maken en/of te vervalsen met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, bij de (benadeelde partij 2) waar (een) door klanten/gebruikers van die bankinstelling voor het verrichten van geldopnames en/of geldbetalingen te gebruiken pinautomaat een samenstelsel van electronica (met behulp waarvan
gegevens, voorkomende op de bij pin en/of betaalautoma(a)t(en) ingevoerde en/of in te voeren bankpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of door klanten in te voeren pincodes, kunnen worden gekopieerd en/of opgeslagen en/of opgenomen) heeft/hebben geplaatst, terwijl de (verdere) uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2009 te Bergentheim, gemeente Hardenberg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pin en/of betaalautomaat weg te nemen een hoeveelheid electronische gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan de (benadeelde partij 2) en/of een of meer klant(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die pin en/of betaalautomaat te verschaffen en/of die/dat weg te nemen gegevens onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een samenstelsel van electronica (met behulp waarvan gegevens, voorkomende op de ij pin en/of betaalautoma(a)t(en) ingevoerde en/of in te voeren bankpas(sen)
en/of waardekaart(en) en/of door klanten in te voeren pincodes, kunnen worden gekopieerd en/of opgeslagen en/of opgenomen) heeft/hebben geplaatst, terwijl e uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2009 te Bergentheim, gemeente Hardenberg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een samenstelsel van electronica (met behulp waarvan gegevens, voorkomende op de bij pin en/of betaalautoma(a)t(en) ingevoerde en/of in te voeren bankpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of door klanten in te voeren pincodes, kunnen worden gekopieerd en/of opgeslagen en/of opgenomen), voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat samenstelsel van electronica bestemd was tot het plegen van enig misdrijf in artikel 232, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf;
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde, gelet op de inhoud van de aangifte, de aanhouding op heterdaad van verdachte en het aantreffen van inbeslaggenomen goederen bij verdachte en zijn medeverdachte (naam medeverdachte) Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte bij dit feit betrokken is geweest en vordert vrijspraak.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde voert de raadsman aan dat alleen bewezen kan worden verklaard dat de medeverdachte (naam medeverdachte) apparatuur heeft verwijderd. Primair stelt de raadsman zich op het standpunt dat niet bewezen kan worden dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte (naam medeverdachte). Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de handelingen van verdachte te ver af staan van het in de tenlastelegging opgenomen plaatsen van skimapparatuur en geen bewezenverklaring kan volgen. Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat de inbeslaggenomen voorwerpen niet gekwalificeerd kunnen worden als apparatuur dat geschikt is om het in artikel 232 van het Wetboek van Strafrecht strafbare feit te plegen nu omtrent de aangetroffen goederen geen onderzoek is gedaan naar de deugdelijkheid van de middelen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat hij geen gelijkenis ziet in de getoonde foto’s en verdachte en concludeert hij tot vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Op 3 november 2009 kreeg de politie de melding om te gaan naar de pinautomaat van de (benadeelde partij 1) te Ommen. De melder, (naam melder), werkzaam voor de (benadeelde partij 1) te Ommen, had ontdekt dat de lichtbalk boven het toetsenbord van de pinautomaat niet werkte hetgeen kon duiden op de aanwezigheid van skimapparatuur. Bij nader onderzoek bleek dat er een apparaat was bevestigd aan de binnenzijde van de pinpasgleuf teneinde de gegevens van de gegevensdrager te kopiëren. Gelet op het feit dat er, na het naar beneden vallen van de apparatuur, geen gevaar meer gevormd werd voor pinnende klanten, werd besloten om te gaan posten in de nabijheid van de pinautomaten in de wetenschap dat de personen die de apparatuur geplaatst hebben bij andere gelegenheden na enkele uren terugkwamen om de apparatuur weer te verwijderen en mee te nemen.
Omstreeks 12.45 uur zagen verbalisanten een persoon in de richting van de pinautomaat lopen. Een andere persoon vatte post op een kruising in de buurt. Deze persoon keek verschillende keren naar rechts en links. De andere persoon liep naar de pinautomaat en deed net alsof hij wilde pinnen. De tijd dat deze persoon bezig was met pinnen was te kort om daadwerkelijk gebruik te kunnen maken van de pinautomaat.
’s Avonds liepen dezelfde mannen wederom in de richting van de pinautomaat. Een van de mannen was bezig met de pinautomaat. Op het moment dat beide mannen bezig waren met de demontage zijn zij aangehouden . Bij verdachte werd een witte kunststoffen plaat aangetroffen. Een dergelijke plaat is normaal boven het toetsenbord van de pinautomaat geplaatst. Daarnaast werden bij medeverdachte (naam medeverdachte) een kruiskopschroevendraaier, een tl-buis, een potje lijm en een stukje blank kunststof, mogelijk een onderdeel van de kaartleeshouder van een pinautomaat aangetroffen. De door verdachte ter terechtzitting van 12 februari 2010 afgelegde verklaring dat hij nooit in Ommen is geweest is ongeloofwaardig gelet op het relaas van verbalisanten omtrent de twee manspersonen die telkenmale in elkaars aanwezig bij of nabij de pinautomaat zijn gesignaleerd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich aan het onder 1 primair heeft schuldig gemaakt, gelet op het aantreffen van de kunststoffen plaat bij verdachte, welke medeverdachte (naam medeverdachte) zo verklaard deze, van zijn opdrachtgever heeft ontvangen, de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen en de door verdachte afgelegde verklaringen .
Onder ‘plaatsen/ hebben geplaatst’zoals in de tenlastelegging is opgenomen, dient naar het oordeel van de rechtbank niet slechts te worden verstaan ‘het aanbrengen’ van zgn. skimapparatuur, maar evenzeer (de poging tot het) weghalen van de apparatuur. De rechtbank is van oordeel dat ook indien sprake is van “slechts” het verwijderen van skimapparatuur, de aan verdachte en zijn medeverdachte(n) verweten gedragingen een begin van uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf – het valselijk opmaken van betaalpassen – vormen omdat deze gedragingen zijn gericht op en naar zijn uiterlijke verschijningsvorm ook niet anders kan worden uitgelegd dan gericht op de voltooiing van dat misdrijf.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank het navolgende.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder twee ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
De medeverdachte (naam medeverdachte)is door de verbalisanten herkend van de camerabeelden, die ’s ochtends bij de pinautomaat zijn gemaakt en ook op foto’s die dezelfde middag aldaar zijn gemaakt.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 12 februari 2010 waargenomen dat de persoon op de foto’s zeer veel overeenkomsten vertoont met de persoon van de medeverdachte.
In tegenstelling tot het voorgaande is verdachte niet te herkennen op de foto’s die in het dossier zijn gevoegd buiten de foto’s die zijn gemaakt in de (supermarkt) te Bergentheim.
Getuige (getuige 1) heeft verklaard dat hij op 19 oktober 2009 door personeelsleden werd geattendeerd op een drietal personen die in en rondom de supermarkt aanwezig waren. Een personeelslid heeft getuige (getuige 1) verteld dat zij veel aandacht hadden voor de Rabobank gevestigd tegenover de supermarkt. Van twee mannen, die in de winkel aanwezig zijn geweest, zijn camerabeelden gemaakt . Deze mannen worden door een tweetal verbalisanten herkend als verdachte (verdachte) en zijn medeverdachte (naam medeverdachte) . De rechtbank heeft ter zitting ook kunnen vaststellen dat verdachte en zijn medeverdachte veel gelijkenis vertonen met de mannen op de foto’s.
De rechtbank is van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte bij het plaatsen/verwijderen van skimapparatuur in/uit de pinautomaat bij de (benadeelde partij 2) te Bergentheim niet kan volgen uit de waarneming van de rechtbank dat de persoon op de foto die gemaakt is in de supermarkt grote gelijkenis vertoont met verdachte.
De rechtbank acht gelet, op het voorgaande niet wettig en overtuigend bewezen het onder 2 ten laste gelegde.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1. hij op 3 november 2009 in de gemeente Ommen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf, om opzettelijk (een) betaalpas(sen), bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen, te weten een of meer bankpas(sen), valselijk op te maken en/of te vervalsen met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, bij de (benadeelde partij 1) waar een door gebruikers van die bankinstelling voor het verrichten van geldopnames te gebruiken pinautomaat een samenstelsel van electronica (met behulp waarvan gegevens, voorkomende op de bij pin en/of betaalautoma(a)t(en) ingevoerde en/of in te voeren bankpas(sen) en/of door klanten in te voeren pincodes, kunnen worden gekopieerd en/of opgeslagen en/of opgenomen) heeft/hebben geplaatst, terwijl de (verdere) uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Van het onder 1 primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Medeplegen van poging tot opzettelijk een betaalpas, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen valselijk opmaken, met oogmerk om zichzelf of anderen te bevoordelen, strafbaar gesteld bij artikel 232 juncto artikel 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd het opleggen van een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich wat betreft de strafmaat op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie gevorderd meer recht doet aan deze strafzaak.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is omdat aard en ernst van het bewezenverklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
De rechtbank rekent de betrokkenheid van verdachte bij een tweetal pogingen tot het zogenaamde ‘skimmen’ zoals onder feit 1 primair bewezen is verklaard zwaar aan.
De rechtbank overweegt daartoe het navolgende. Het ‘skimmen’ houdt kort gezegd in dat door middel van technische aanpassingen geldautomaten worden gemanipuleerd om de gegevens van magneetstrippen van betaalpassen te kopiëren en vast te leggen, waarna deze gegevens met behulp van technische voorzieningen worden gekopieerd naar de magneetstrip van andere kaarten, welke kaarten vervolgens kunnen worden gebruikt (mits tevens de bijbehorende pincode is bemachtigd) om bij pinautomaten geld op te nemen van de rekeningen waarvan de gegevens illegaal zijn gekopieerd.
Verdachte heeft daaraan een wezenlijke bijdrage geleverd door op 3 november 2009 nauw betrokken te zijn geweest bij het plaatsen van ‘skim-apparatuur’ op pinautomaten van de (benadeelde partij 1) te Ommen. Het ‘skimmen’ is een ernstige vorm van criminaliteit die veel schade aanricht aan financiële instellingen en gebruikers van bancaire producten en waarbij het vertrouwen, dat door de consument en de acceptant in het betaalnetwerk en in de pinpas moet kunnen worden gesteld, op ernstige wijze wordt ondermijnd. Dit kan grote economische en maatschappelijke gevolgen hebben. Een en ander rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank dat een lange onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 5 november 2009.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslag
De rechtbank is van oordeel dat de voorwerpen op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen dienen te worden verbeurdverklaard, omdat met deze voorwerpen het feit is begaan.
Benadeelde partij
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard en hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen, gelet op het feit dat de beide door de (benadeelde partij) ingediende vorderingen zijn betwist en de door de benadeelde partijen opgesomde posten weliswaar zijn gesteld echter niet dan wel onvoldoende zijn onderbouwd.
BESLISSING
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt verdachte daarvan vrij.
Het 1 primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 primair ten laste gelegde meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank verklaart verbeurd de volgende inbeslaggenomen goederen:
- Kunststoffen plaat (vermoedelijk afkomstig van pinautomaat).
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen (benadeel partij 1) en (benadeelde partij 2) in hun vorderingen niet ontvankelijk zijn en dat zij hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. M.A. Wijnands - Veninga, voorzitter, mrs. W.P.M. Elderman en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra – Meijer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2010.
Mrs. Wijnands – Veninga en Elderman, voornoemd zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.