RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr.: 07.400121-08
Uitspraak: 16 februari 2010
[verdachte A],
geboren op [1982, plaats],
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2010. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.S. Slinkman, advocaat te Appingedam.
De officier van justitie, mr. A.E. Postma, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot:
- een gevangenisstraf van 99 dagen, met aftrek van het voorarrest en
- een werkstraf voor de duur van 240 uur, bij niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis.
De tenlastelegging is ter terechtzitting van 2 februari 2010 overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering aangepast.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2007 tot en met 15 januari 2008 te Hoogeveen, althans in Nederland en/of in Sri Lanka, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) meerdere, althans één brief/brieven van het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk
heeft/hebben opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of één of meer van haar mededader(s) (telkens) valselijk:
- het briefhoofd en/of de adresgegevens en/of het logo van het Directoraat-Generaal Preventie Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie en/of de naam van de heer [naam A] gebruikt en/of gekopieerd en/of overgenomen en/of
- (vervolgens) diverse alinea's tekst (in de Engelse taal) getypt en/of ingevoegd in die brief/brieven en/of document(en) met daarin – zakelijk weergegeven - de tekst(en) dat:
* de heer [naam A] (van het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie), namens de Minister van Justitie, aan de heer [naam B] (van the Commissioner of Probation & Child Care Services te Sri Lanka) toestemming geeft voor de adoptie van het kind [naam kind] door het Nederlandse koppel/echtpaar en dat de/het "home study"/onderzoek door de Raad voor de
Kinderbescherming bij terugkomst in Nederland kan plaatsvinden. (brief gedateerd 19 december 2007) en/of
* de heer [naam A] (van het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie), namens de Minister van Justitie, aan de heer [naam B] (van the Commissioner of Probation & Child Care Services te Sri Lanka) meldt dat het "home study report"/onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming is gecontroleerd/afgerond en/of dat toestemming wordt gegeven om dit rapport te gebruiken en/of dat de adoptie van het kind [naam kind] door het Nederlandse
koppel/echtpaar kan plaatsvinden (brief d.d. 4 januari 2008) en/of
- (vervolgens) - valselijk - de handtekening van die [naam A] nagemaakt en/of onder de brief/brieven gezet/aangebracht, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2007 tot en met 15 januari 2008 in Sri Lanka tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, toen aldaar (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) brief/brieven van het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie, - (elk) zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte en/of één of meer van haar mededader(s) deze brief/brieven heeft/hebben aangeboden en/of verstuurd aan de heer [naam B] en/of aan The Commissioner of Probation & Child Care Services teneinde de adoptie van het kind [naam kind] te bewerkstelligen,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat zij, verdachte, en/of één of meer van haar mededader(s) toen, aldaar (telkens) valselijk:
- het briefhoofd en/of de adresgegevens en/of het logo van het Directoraat-Generaal Preventie Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie en/of de naam van de heer [naam A] heeft gebruikt en/of gekopieerd en/of overgenomen en/of
- (vervolgens) diverse alinea's tekst (in de Engelse taal) heeft getypt en/of ingevoegd in die brief/brieven en/of document(en) met daarin – zakelijk weergegeven - de tekst(en) dat:
* de heer [naam A] (van het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie), namens de Minister van Justitie, aan de heer [naam B] (van the Commissioner of Probation & Child Care Services te Sri Lanka) toestemming geeft voor de adoptie van het kind [naam kind] door het Nederlandse koppel/echtpaar en dat de/het "home study"/onderzoek door de Raad voor de
Kinderbescherming bij terugkomst in Nederland kan plaatsvinden. (brief gedateerd 19 december 2007) en/of
* de heer [naam A] (van het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie), namens de Minister van Justitie, aan de heer [naam B] (van the Commissioner of Probation & Child Care Services te Sri Lanka) meldt dat het "home study report"/onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming is gecontroleerd/afgerond en/of dat toestemming wordt gegeven om dit rapport te gebruiken en/of dat de adoptie van het kind [naam kind] door het Nederlandse koppel/echtpaar kan plaatsvinden (brief d.d. 4 januari 2008) en/of
- (vervolgens) - valselijk - de handtekening van die [naam A] heeft/hebben nagemaakt en/of onder de brief/brieven gezet/aangebracht;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende overtuigend bewijs zou zijn dat verdachte wetenschap heeft gehad van zowel het vervalsen van de twee brieven van het Directoraat-Generaal Preventie Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie met daarin de naam en handtekening van [naam A], alsook van het gebruik van deze twee valse brieven.
Zo heeft verdachte aangevoerd dat zij niet wist waar medeverdachte [verdachte B] (hierna: [verdachte B]) mee bezig was, omdat [verdachte B] de regie van de adoptie in handen had en alle gesprekken met de autoriteiten in Sri Lanka voerde, omdat verdachte geen tot zeer slecht Engels sprak.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Hierbij is het volgende van belang.
Uit de aangifte van [naam A] is gebleken dat valse brieven van het Directoraat-Generaal Preventie Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie d.d. 19 december 2007 en d.d. 4 januari 2008, voorzien van zijn naam en handtekening, zijn geadresseerd aan de heer [naam B], the Commissioner of Probation & Child Care Services te Sri Lanka, en ook bij voornoemde persoon en instelling zijn aangekomen.
Uit de verklaring van medeverdachte [verdachte C] (hierna: [verdachte C]) blijkt dat hij veelvuldig contact had met verdachte in Sri Lanka en dat verdachte hem liet weten dat het adopteren van baby [naam kind] niet lukte, zodat verdachte hem – met veel aandringen - heeft gevraagd een formulier op te maken, waardoor verdachte en [verdachte B] baby [naam kind] konden adopteren en naar Nederland konden meenemen. [verdachte C] heeft voorts verklaard dat hij het raamwerk, het logo en de adresgegevens van de brief van het Directoraat-Generaal Preventie Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie heeft nagemaakt en heeft gemaild naar verdachte en [verdachte B] in Sri Lanka. [verdachte C] kreeg de brief terug van verdachte en [verdachte B] met daarin de inhoudelijke tekst en heeft dit bestand voorts overgezet naar een pdf-bestand om het echter te laten lijken.
Deze verklaring van [verdachte C] wordt ondersteund door de verklaring van [verdachte B], die heeft verklaard dat verdachte in Sri Lanka had aangegeven dat [verdachte C] een brief zou kunnen maken. Na verloop van tijd werd vervolgens een bewerkte brief van het ministerie van justitie in een pdf-bestand van [verdachte C] ontvangen.
De rechtbank acht verder van belang dat voor de verklaringen van [verdachte B] en [verdachte C] over de wijze van totstandkoming en verzending van de brieven steun is te vinden in het in deze zaak uitgevoerde computeronderzoek.
De overtuiging dat verdachte wetenschap heeft gehad van het vervalsen van de twee brieven en het gebruikmaken van deze twee brieven ontleent de rechtbank voorts aan de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte is samen met [verdachte B] naar Sri Lanka gegaan om baby [naam kind] te adopteren, terwijl zij op dat moment geen relatie meer hadden en niet getrouwd waren. Verdachte en [verdachte B] gingen samen naar Sri Lanka om de schijn op te houden dat zij als koppel baby [naam kind] wilden adopteren, zoals door verdachte ter terechtzitting zelf is verklaard.
Voorts is gebleken dat verdachte en [verdachte B] op 26 juli 2007 zijn aangehouden terzake illegale adoptie en na hun vrijlating op 16 september 2007 langer in Sri Lanka zijn gebleven en toen wederom diverse pogingen hebben ondernomen om baby [naam kind] te adopteren en mee te nemen naar Nederland. Verder blijkt uit de verklaring van de advocate in Sri Lanka, getuige [getuige A], dat zij in december 2007 in Sri Lanka aan verdachte en [verdachte B] had aangegeven dat voor adoptie van [naam kind] toestemming van de Nederlandse autoriteiten was vereist, waarop het verdachte was, die heeft aangegeven dat zij ervoor zou zorgen dat de benodigde documenten geregeld zouden worden. Later heeft – aldus deze getuige - verdachte verteld aan deze advocate dat ze erg blij was omdat ze de autoriteiten had gesproken en dat er nu een toestemmingsbrief was verzonden door hen. Van officiële toestemming van de Nederlandse dan wel de Srilankaanse overheid aan verdachte is echter op geen enkel moment sprake geweest.
Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte er uitsluitend op uit was om baby [naam kind] mee naar Nederland te kunnen nemen. Alleen verdachte had belang bij het adopteren van baby [naam kind], gelet op haar sterke en langdurige adoptiewens alsook op het feit dat geen sprake meer was van een relatie met [verdachte B] en het gegeven dat [verdachte B] zelf reeds kinderen heeft.
Voorts blijkt uit de verklaring van verschillende getuigen, zoals de heer [naam B], mevrouw [getuige B] en mevrouw [getuige C] dat het initiatief tot het ondernemen van actie steeds lag bij verdachte en dat [verdachte B] daarbij volgend optrad. Verder zijn er diverse mailberichten tussen verdachte en [verdachte C] en tussen verdachte en [naam C] dat verdachte meermalen is gewaarschuwd om niet door te gaan met het adopteren van baby [naam kind], omdat verdachte daartoe niet de officiële wegen bewandelde.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de lezing van verdachte dat zij geen enkele wetenschap had van de vervalsing van de twee brieven en van het gebruikmaken van deze brieven, ongeloofwaardig.
Door de verdediging is nog opgeworpen dat de door [verdachte B] afgelegde verklaringen leugenachtig en onbetrouwbaar zijn maar de rechtbank ziet geen aanleiding de verdediging op dat punt te volgen nu naar haar oordeel niet gebleken is dat de verklaringen die [verdachte B] heeft afgelegd, zo fundamenteel onbetrouwbaar zijn dat zij voor het bewijs moeten worden uitgesloten.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de twee brieven van het Directoraat-Generaal Preventie Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie d.d. 19 december 2007 en 4 januari 2008 door een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en haar mededaders tot stand zijn gekomen. Dit alles in de wetenschap dat deze brieven zouden worden aangeboden aan de heer [naam B], the Commissioner of Probation & Child Care Services, teneinde de door verdachte vurige gewenste adoptie van baby [naam kind] te bewerkstellingen.
Op basis van dezelfde feiten en omstandigheden staat naar het oordeel van de rechtbank tevens vast dat deze brieven door verdachte en [verdachte B] zijn aangeboden aan de heer [naam B]. Nu voorts dit gebruik erop zag om de heer [naam B] te misleiden teneinde de adoptie van [naam kind] te realiseren, is daarmee het opzet op het gebruik gegeven.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank ook het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
zij op tijdstippen in de periode van 1 november 2007 tot en met 15 januari 2008 te Hoogeveen,in Nederland en in Sri Lanka, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen brieven van het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – heeft vervalst, immers heeft verdachte en één of meer van haar mededader(s) (telkens) valselijk:
- het briefhoofd en de adresgegevens en het logo van het Directoraat-Generaal Preventie Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie en de naam van de heer [naam A] gebruikt en/of gekopieerd en/of overgenomen en
- diverse alinea's tekst (in de Engelse taal) getypt en ingevoegd in die brieven met daarin – zakelijk weergegeven - de teksten dat:
* de heer [naam A] (van het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie), namens de Minister van Justitie, aan de heer [naam B] (van the Commissioner of Probation & Child Care Services te Sri Lanka) toestemming geeft voor de adoptie van het kind [naam kind] door het Nederlandse koppel/echtpaar en dat het "home study"/onderzoek door de Raad voor de
Kinderbescherming bij terugkomst in Nederland kan plaatsvinden. (brief gedateerd 19 december 2007) en
* de heer [naam A] (van het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie), namens de Minister van Justitie, aan de heer [naam B] (van the Commissioner of Probation & Child Care Services te Sri Lanka) meldt dat het "home study report"/onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming is gecontroleerd/afgerond en dat toestemming wordt gegeven om dit rapport te gebruiken en dat de adoptie van het kind [naam kind] door het Nederlandse
koppel/echtpaar kan plaatsvinden (brief d.d. 4 januari 2008) en
- ( valselijk) de handtekening van die [naam A] nagemaakt en onder de brieven gezet/aangebracht, zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
zij op tijdstippen in de periode van 1 november 2007 tot en met 15 januari 2008 in Sri Lanka tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, toen aldaar (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste brieven van het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie, - (elk) zijnde (een) geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften telkens echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte en één of meer van haar mededader(s) deze brieven hebben aangeboden aan de heer [naam B] en aan The Commissioner of Probation & Child Care Services teneinde de adoptie van het kind [naam kind] te bewerkstelligen, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat zij, verdachte, en/of één of meer van haar mededader(s) toen, aldaar (telkens) valselijk:
- het briefhoofd en de adresgegevens en het logo van het Directoraat-Generaal Preventie Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie en de naam van de heer [naam A] heeft gebruikt en/of gekopieerd en/of overgenomen en
- diverse alinea's tekst (in de Engelse taal) heeft getypt en/of ingevoegd in die brieven met daarin – zakelijk weergegeven - de teksten dat:
* de heer [naam A] (van het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie), namens de Minister van Justitie, aan de heer [naam B] (van the Commissioner of Probation & Child Care Services te Sri Lanka) toestemming geeft voor de adoptie van het kind [naam kind] door het Nederlandse koppel/echtpaar en dat het "home study"/onderzoek door de Raad voor de
Kinderbescherming bij terugkomst in Nederland kan plaatsvinden. (brief gedateerd 19 december 2007) en
* de heer [naam A] (van het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties van de Directie Justitieel Jeugdbeleid van het Ministerie van Justitie), namens de Minister van Justitie, aan de heer [naam B] (van the Commissioner of Probation & Child Care Services te Sri Lanka) meldt dat het "home study report"/onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming is gecontroleerd/afgerond en dat toestemming wordt gegeven om dit rapport te gebruiken en dat de adoptie van het kind [naam kind] door het Nederlandse koppel/echtpaar kan plaatsvinden (brief d.d. 4 januari 2008) en
- (valselijk) de handtekening van die [naam A] hebben nagemaakt en onder de brieven gezet/aangebracht.
Van het onder 1 en onder 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
1.
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 225, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De rechtbank overweegt ten aanzien van de op te leggen straf het navolgende:
Uit het dossier komt het beeld naar voren dat verdachte de drijvende kracht is geweest achter de pogingen om baby [naam kind] op een illegale manier te adopteren, welk handelen het welzijn van baby [naam kind] in gevaar heeft gebracht, hetgeen de rechtbank verdachte zwaar aanrekent.
Door haar handelen heeft verdachte het vertrouwen dat instanties in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moeten kunnen stellen, geschonden.
Tevens zijn door het handelen van verdachte niet alleen de belangen van het Ministerie van justitie en van de heer [naam A] in diens functioneren ernstig geschonden, maar is ook het vertrouwen dat staten onderling moeten kunnen hebben in het functioneren van elkaars organen/diensten op het spel gezet.
De rechtbank rekent het verdachte bovendien zwaar aan dat haar handelwijze ook negatief van invloed kan zijn op anderen, die met een officiële, meestal langdurige, adoptieprocedure bezig zijn.
Daarbij komt dat verdachte er ook achteraf geen enkele blijk van heeft gegeven het ontoelaatbare van haar gedrag in te willen zien. Te vrezen valt hierdoor dat verdachte in de toekomst dezelfde fout kan gaan maken. Nu verdachte heeft geweigerd verantwoordelijkheid te nemen voor haar daden en zij tevens eerder in 2006 met [verdachte B] valsheid in geschrift heeft gepleegd, betekent dit dat de op te leggen vrijheidsstraf niet alleen vanuit het oogpunt van vergelding aanzienlijk moet zijn – in welk verband de door de officier van justitie gevorderde straf reeds volstrekt passend en geboden is te achten - maar dat er ook een belangrijke preventieve werking vanuit zal moeten gaan, zodat verdachte – als zij al niet uit zichzelf tot het nodige besef weet te komen – door de strafrechtelijke afdoening in de toekomst weerhouden zal worden om in herhaling te vervallen.
De rechtbank acht derhalve naast het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk, zodat om die reden de straf hoger uitvalt dan door de officier van justitie geëist.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 29 december 2009;
- een de verdachte betreffend Psychologisch rapport Pro Justitia d.d. 09 januari 2009 uitgebracht door drs. M.Z. Pyrek, gz-psycholoog;
- een de verdachte betreffend Psychiatrisch rapport Pro Justitia d.d. 18 augustus 2008 uitgebracht door C.J.M. Vredeveld, forensisch psychiater;
- een adviesrapport van Reclassering Nederland d.d. 21 januari 2010;
- een voorlichtingsrapport Reclassering Nederland d.d. 07 juli 2008;
- een adviesrapport Reclassering Nederland d.d. 04 juli 2008;
- een adviesrapport Reclassering Nederland d.d. 28 mei 2008 en
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
De rechtbank neemt het in voornoemde psychologisch rapport Pro Justitia d.d. 09 januari 2009 vervatte conclusie betreffende de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte op de daarvoor in dat rapport bijeengebrachte gronden over.
De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en onder 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 189 dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 90 dagen niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 240 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. R.A.M. Elbers en S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2010.
Mr. Elbers voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.