ECLI:NL:RBZLY:2010:BL3652

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
11 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/630167-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing inzake onderzoekswensen in strafzaak tegen verdachte

In deze tussenbeslissing van de Rechtbank Zwolle-Lelystad, gedateerd 11 februari 2010, worden verschillende verzoeken van de raadsman van de verdachte behandeld. De raadsman heeft verzocht om het toevoegen van stukken aan het dossier, het benoemen van deskundigen, het horen van getuigen en het uitvoeren van een observatieonderzoek in het Pieter Baan Centrum. De rechtbank heeft deze verzoeken getoetst aan het noodzakelijkheidscriterium en het verdedigingsbelang.

De officier van justitie heeft op verschillende verzoeken gereageerd, waarbij zij heeft aangegeven dat sommige documenten niet bestaan en dat er reeds stukken aan het dossier zijn toegevoegd. De rechtbank heeft besloten dat de officier van justitie uiterlijk 11 maart 2010 aan het dossier moet toevoegen: werkbladen van het NFI, proces-verbalen van de politie en andere relevante documenten. De rechtbank heeft ook de raadsman de gelegenheid gegeven om nadere vragen te stellen aan getuigen, afhankelijk van de toegevoegde stukken.

Daarnaast heeft de rechtbank verschillende verzoeken van de raadsman afgewezen, waaronder het verzoek om deskundigen te benoemen voor het toetsen van de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verdachte en het verzoek om een observatieonderzoek in het Pieter Baan Centrum. De rechtbank oordeelt dat de bestaande rapportages voldoende zijn en dat er geen noodzaak is voor aanvullend onderzoek. De zaak is geschorst tot de volgende zitting op 29 april 2010, waarbij de rechtbank de oproeping van de verdachte en andere betrokkenen heeft bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.630167-08
Uitspraak: 11 februari 2010
Beslissing in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres),
thans verblijvende in (verblijfplaats)
naar aanleiding van de op de terechtzitting van 4 februari 2010 door de verdediging ingediende verzoeken.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting een aantal verzoeken ingediend, overeenkomstig de door hem ter terechtzitting overgelegde pleitnota. Deze verzoeken komen in het kort hierop neer, dat de raadsman verzoekt 1) stukken toe te voegen aan het dossier, 2) deskundigen te benoemen teneinde de betrouwbaarheid te kunnen toetsen van de door verdachte afgelegde verklaringen, 3) getuigen te horen ten behoeve van het achterhalen van de chain of custody, 4) een deskundige te benoemen teneinde het DNA-onderzoek te kunnen beoordelen en 5) een observatieonderzoek van verdachte in het Pieter Baan Centrum te gelasten.
De rechtbank heeft de verzoeken getoetst aan het noodzakelijkheidscriterium en daar waar daartoe aanleiding bestond in verband met het tijdstip waarop er nog stukken aan het dossier zijn toegevoegd, ook acht geslagen op het verdedigingsbelang.
Ad 1) toevoegen stukken aan het dossier:
a) In reactie op de verzoeken tot het toevoegen van nadere stukken aan het dossier, heeft de officier van justitie laten weten dat veel van de documenten waarom wordt verzocht, niet bestaan. Zij heeft aangeboden – mede gelet op de verzoeken met betrekking tot het achterhalen van de chain of custody - om aan het dossier toe te voegen:
- alle werkbladen die bij het NFI nog in het bezit zijn met het betrekking tot het SVO A14;
- een proces-verbaal van het NFI met alle stukken en/of documenten met betrekking tot SVO A14, die nog bij het NFI beschikbaar zijn en niet eerder aan het dossier zijn toegevoegd;
- een proces-verbaal van de politie, waarin de politie relateert welke handelingen met betrekking tot SVO A14 hebben plaatsgevonden in de periode van 14 februari 1991 tot en met 19 februari 1991;
De raadsman heeft daarin berust. De raadsman heeft nog wel verzocht ook de Forensisch Technische normen bij te voegen. De rechtbank zal aldus beslissen.
b) De raadsman heeft verzocht nadere stukken over te leggen met betrekking tot een verdachte, die blijkens een opdracht tot DNA-onderzoek d.d. 6 april 2005 in voorlopige hechtenis heeft gezeten. In reactie daarop heeft de officier van justitie verklaard dat in het kader van het onderzoek naar de dood van (naam slachtoffer) geen andere verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten en dat er in de betreffende opdracht tot DNA-onderzoek kennelijk abusievelijk een onjuiste prioritering is bepaald. De rechtbank zal dit verzoek derhalve niet honoreren.
Wel heeft de officier van justitie aangegeven bereid te zijn om na te vragen of naar aanleiding van de opdracht tot DNA-onderzoek d.d. 6 april 2005 afzonderlijk is gerapporteerd. In zoverre zal dit verzoek van de raadsman worden gehonoreerd.
c) De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen aanvulling van het dossier met stukken betreffende het DNA-onderzoek uit 2003, waaruit kan blijken door wie en waaruit de extracten zijn gemaakt, wanneer en door wie opdracht is gegeven om daarvan profielen te maken en door wie die profielen zijn opgemaakt.
Ad 2) deskundigen te benoemen teneinde de betrouwbaarheid te kunnen toetsen van de door verdachte afgelegde verklaringen
d) De raadsman heeft verzocht een deskundige te benoemen om de stelling nader te kunnen onderbouwen dat de verklaringen van verdachte onbetrouwbaar zijn. De officier van justitie heeft zich hiertegen verzet.
De rechtbank, bij uitstek de aangewezen instantie om de betrouwbaarheid van bewijs te wegen, acht het vooralsnog niet noodzakelijk om de verklaringen van verdachte door een deskundige te laten beoordelen. Dit verzoek zal derhalve niet worden gehonoreerd.
e) Eveneens heeft de raadsman verzocht een deskundige te benoemen teneinde de invloed van de door verdachte gebruikte medicijnen op de door hem afgelegde verklaringen te kunnen toetsen. Ook hiertegen heeft de officier van justitie zich verzet. Zij heeft een overzicht van bijwerkingen van de desbetreffende medicijnen, voor zover op internet te vinden, reeds aan het dossier toegevoegd.
De rechtbank acht het vooralsnog niet noodzakelijk om een deskundige te benoemen teneinde te verklaren over de bijwerkingen van de desbetreffende medicijnen, nog daargelaten dat een opinie over de bijwerkingen die de medicijnen in het algemeen kunnen hebben nog niets zegt over de bijwerkingen die de medicijnen specifiek in het geval van verdachte hebben gehad. Ook dit verzoek zal niet worden gehonoreerd.
Ad 3) getuigen te horen ten behoeve van het achterhalen van de chain of custody
f) De raadsman heeft verzocht de volgende getuigen te horen ten behoeve van het achterhalen van de chain of custody van spoor SVO A14:
- De verbalisanten (naam) en (naam);
- Technisch rechercheur (naam);
- Drs. (naam), medewerker van het Gerechtelijke Laboratorium (thans NFI genaamd);
- (naam), medewerker NFI.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen het horen van de getuigen, omdat deze getuigen toch niet méér weten dan wat er staat in de stukken die ingevolge de onder a) genoemde verzoeken nog aan het dossier worden toegevoegd.
De rechtbank overweegt dat thans niet valt te beoordelen of en in hoeverre het in het belang van de verdediging kan zijn om de genoemde getuigen nog te horen, nadat de nadere stukken aan het dossier zullen zijn toegevoegd. De rechtbank zal daarom aan de officier van justitie een termijn van een maand geven om de nadere stukken aan het dossier toe te voegen. De raadsman zal vervolgens gedurende twee weken de gelegenheid hebben om aan de rechter-commissaris kenbaar te maken of hij in aanvulling op de reeds toegevoegde stukken nog nadere vragen heeft aan de genoemde getuigen en, zo ja, welke vragen dat zijn. Aan de rechter-commissaris zal de rechtbank de opdracht geven om de genoemde getuigen alsnog nader te horen, echter enkel en alleen indien en voor zover deze vragen daadwerkelijk nog relevant kunnen zijn om - in aanvulling op de door de officier van justitie reeds aan het dossier toegevoegde stukken - de chain of custody te achterhalen.
4) een deskundige te benoemen teneinde het DNA-onderzoek te kunnen beoordelen
g) De raadsman heeft verzocht om een DNA-deskundige te benoemen teneinde de kwaliteit van het forensisch onderzoek, de interpretatie van de onderzoeksresultaten en het eventueel ontbreken van onderzoeken en alternatieve onderzoeksvragen te beoordelen.
De officier van justitie heeft zich hiertegen verzet, omdat de raadsman het belang bij deze deskundigenbenoeming niet heeft onderbouwd.
Zoals ook door de raadsman van verdachte is beaamd, is een tegenonderzoek als bedoeld in artikel 151a of artikel 195b van het Wetboek van Strafvordering niet meer mogelijk. (Datzelfde geldt overigens voor een tegenonderzoek als bedoeld in de nieuwe Wet Deskundige in Strafzaken.) Aan een verdachte komt niet zonder meer het recht toe op benoeming van een deskundige om de kwaliteit van een onderzoek van een andere deskundige te kunnen beoordelen. De rechtbank is van oordeel dat de raadsman geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die een dergelijk onderzoek noodzakelijk maken. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.
Wel heeft de verdediging naar het oordeel van de rechtbank een gerechtvaardigd belang bij het kunnen inzien van de zogenaamde piekenprofielen. De rechtbank zal de officier van justitie daarom opdragen deze aan het dossier toe te voegen.
5) een observatieonderzoek van verdachte in het Pieter Baan Centrum
h) De raadsman heeft verzocht om een nader onderzoek en rapportage aangaande de psyche van verdachte door middel van opname en observatie in het Pieter Baan Centrum, omdat verdachte niet zich kan vinden in de rapportages en conclusies van de rapporteurs drs. (naam) en drs. (naam). De officier van justitie heeft zich hiertegen niet verzet, maar zich er evenmin een voorstander van betoond.
De rechtbank overweegt als volgt. In het dossier ligt reeds rapportage van zowel een psycholoog als een psychiater. Geen van beiden adviseert om nader observatieonderzoek te laten verrichten. Voorts heeft de raadsman desgevraagd niet aangegeven op welke punten de beide rapportages niet deugdelijk zouden zijn. Bovendien geldt dat verdachte eerder medewerking aan een observatieonderzoek in het Pieter Baan Centrum heeft geweigerd. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank een observatieonderzoek in het Pieter Baan Centrum niet noodzakelijk. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
6) Overig
i) De raadsman heeft verzocht om onderzoek te laten verrichten naar eventuele greepsporen op het nachthemd. De officier van justitie heeft verklaard dat dit nachthemd niet meer beschikbaar is en dat derhalve geen onderzoek naar greepsporen kan worden uitgevoerd. De rechtbank zal dit verzoek om die reden afwijzen.
j) De raadsman heeft tenslotte nog verzocht om in de gelegenheid te worden gesteld om de opnames van de “woonkamergesprekken” van verdachte met verbalisant A-3278 te beluisteren, teneinde de juistheid van de aan de gesprekken gerelateerde processen-verbaal te kunnen verifiëren.
De officier van justitie heeft zich hiertegen verzet, omdat bij het uitluisteren van de gesprekken de stem van de verbalisant herkend zou kunnen worden en de afscherming van de identiteit van deze verbalisant gewaarborgd dient te worden. De officier van justitie heeft aangeboden om deze “woonkamergesprekken” verbatim te laten uitwerken en deze aan het dossier toe te voegen. De raadsman heeft desgevraagd te kennen gegeven dat hij na ontvangst van de verbatim uitgewerkte gespreksverslagen alsnog de gelegenheid wil behouden om de bandopnames uit te luisteren, desnoods met (volledige) stemvervorming. De rechtbank zal aldus beslissen.
Op grond van voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot de volgende beslissing.
BESLISSING
De rechtbank:
- draagt de officier van justitie op – uiterlijk 11 maart 2010 – aan het dossier toe te voegen:
o alle werkbladen die bij het NFI nog in het bezit zijn met het betrekking tot het SVO A14;
o een proces-verbaal van het NFI met alle stukken en/of documenten met betrekking tot SVO A14, die nog bij het NFI beschikbaar zijn en niet eerder aan het dossier zijn toegevoegd;
o een proces-verbaal van de politie, waarin de politie relateert welke handelingen met betrekking tot SVO A14 hebben plaatsgevonden in de periode van 14 februari 1991 tot en met 19 februari 1991;
o de destijds geldende Forensisch Technische normen;
o de rapportage naar aanleiding van de opdracht tot DNA-onderzoek d.d. 6 april 2005, voor zover deze zich nog niet in het dossier bevindt;
o stukken betreffende het DNA-onderzoek uit 2003, waaruit kan blijken door wie en waaruit de extracten zijn gemaakt, wanneer en door wie opdracht is gegeven om daarvan profielen te maken en door wie die profielen zijn opgemaakt.
o de desbetreffende piekenprofielen.
- draagt (de raadsman van) verdachte op om uiterlijk 25 maart 2010 aan de rechter-commissaris kenbaar te maken of hij in aanvulling op de reeds door de officier van justitie aan het dossier toegevoegde stukken nog nadere vragen heeft aan de hiervoor onder f) genoemde getuigen en, zo ja, welke vragen dat zijn;
- verwijst de zaak naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken om – indien de raadsman dit uiterlijk 25 maart 2010 heeft kenbaar gemaakt – voor de nader te bepalen volgende zittingsdag de onder f) genoemde getuigen alsnog nader te horen, echter enkel en alleen indien en voor zover deze vragen daadwerkelijk nog relevant kunnen zijn om - in aanvulling op de door de officier van justitie reeds aan het dossier toegevoegde stukken - de chain of custody te achterhalen;
- draagt voorts aan de officier van justitie op om de verbatim uitgewerkte verslagen van de “woonkamergesprekken” van verdachte met verbalisant A-3278 aan het dossier toe te voegen en desgewenst aan de raadsman de gelegenheid te geven om de bandopnames van deze gespreken met stemvervorming uit te luisteren;
De rechtbank schorst het onderzoek tot de terechtzitting van 29 april 2010 te 13.45 uur. De termijn van de aanhouding is langer dan één maand om de klemmende reden dat hervatting van het onderzoek binnen één maand niet mogelijk is als gevolg van de omstandigheid dat binnen één maand niet aan alle nadere onderzoekswensen zal kunnen worden voldaan;
De rechtbank beveelt de oproeping van verdachte met afschrift aan zijn raadsman, alsmede de oproeping van alle overige betrokkenen tegen de hiervoor genoemde terechtzitting.
Naar verwachting zal de inhoudelijke behandeling kunnen plaatsvinden op de terechtzitting van 6 mei 2010.
Deze beslissing is gegeven door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. J.N. Bartels en M. Willemse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O. Bahi als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2010.