ECLI:NL:RBZLY:2010:BL3209
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van seksueel misbruik door vader van minderjarige dochter
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 4 februari 2010, stond de verdachte terecht voor de beschuldiging van seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte de verklaringen van het slachtoffer en getuigen overtuigend en vroeg om een veroordeling op basis van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, dat verkrachting definieert als het dwingen tot seksuele handelingen door geweld of feitelijkheden.
De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als consistent en geloofwaardig beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte zijn dochter door feitelijkheden had gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er sprake was van een vader-dochterrelatie en een leeftijdsverschil, er geen bewijs was dat de verdachte zijn overwicht actief had aangewend om het slachtoffer te dwingen. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte opzettelijk had gehandeld in strijd met artikel 242.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd deze vordering niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank benadrukte dat het slachtoffer haar vordering alsnog bij de burgerlijke rechter kan indienen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare zitting.