ECLI:NL:RBZLY:2010:BL1755

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
2 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
453718 CV 09-3165
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiel recht: Ontbinding van overeenkomst op afstand betreffende cursus zonder juiste informatie over ontbindingstermijn

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 2 februari 2010, stond de ontbinding van een overeenkomst op afstand centraal. De eiser, een besloten vennootschap, had een cursus aangeboden aan de gedaagde partij, die zich via internet had ingeschreven. De gedaagde partij had de lessen echter niet gevolgd en op 2 februari 2008 aangegeven te willen stoppen met de opleiding. De eiser vorderde betaling van het cursusgeld, maar de gedaagde partij stelde dat zij niet op de mogelijkheid van ontbinding was gewezen binnen de wettelijk vereiste termijn van zeven dagen.

De kantonrechter oordeelde dat de eiser inderdaad had verzuimd de gedaagde partij tijdig te informeren over de ontbindingsmogelijkheden. Hierdoor gold een langere ontbindingstermijn van drie maanden. De gedaagde partij had binnen deze termijn haar ontbindingsverzoek ingediend, wat door de rechter werd erkend als geldig. De rechter wees de vordering van de eiser af, omdat de gedaagde partij niet verplicht was het cursusgeld te betalen. Bovendien werd de subsidiaire vordering van de eiser, die een vergoeding voor reeds verrichte prestaties eiste, ook afgewezen. De rechter concludeerde dat de gedaagde partij geen vergoeding verschuldigd was en dat de eiser in de proceskosten van de gedaagde partij moest worden veroordeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie over ontbindingsmogelijkheden bij overeenkomsten op afstand, en bevestigt dat een gebrek aan informatie kan leiden tot een langere ontbindingstermijn voor de consument. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten, wat de gevolgen van het niet naleven van de wettelijke informatieplicht onderstreept.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
sector kanton - locatie Zwolle
zaaknummer : 453718 CV EXPL 09-3165
datum : 2 februari 2010
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap [EISENDE PARTIJ] h.o.d.n. [EISENDE PARTIJ],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verder te noemen [eisende partij],
eiseres,
gemachtigde AGC Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[GEDAAGDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen [gedaagde partij],
gedaagde,
gemachtigde mr. E. Schriemer.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding
- het antwoord van [gedaagde partij]
- het tussenvonnis van 30 juni 2009
- de brief met bijlagen namens [eisende partij] van 31 augustus 2009
- het proces-verbaal van de comparitie na antwoord van 5 oktober 2009
- de akten van beide partijen.
Het geschil
[eisende partij] vordert van [gedaagde partij] betaling van € 3.052,48 bestaande uit de hoofd-som, rente en incassokosten en de veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten.
[gedaagde partij] heeft geconcludeerd tot afwijzing van deze vordering, met veroordeling van [eisende partij] in de proceskosten.
De beoordeling
1.
Tussen partijen staat het volgende vast.
[gedaagde partij] heeft via het internet een brochure met daarin een inschrijfformulier van [ei-sende partij] voor de cursus Makelaardij-Taxateur Onroerende Zaken aangevraagd en verkre-gen. [gedaagde partij] heeft het inschrijfformulier ingevuld en per post op 4 december 2007 aan [eisende partij] geretourneerd. Bij brief van 10 december 2007 heeft [eisende partij] de ont-vangst van het inschrijfformulier bevestigd en bij brief van 20 december 2007 heeft [eisende partij] aan [gedaagde partij] de deelname aan voornoemde opleiding bevestigd. De lessen zijn begonnen op 7 januari 2008. Voorts is aan [gedaagde partij] lesmateriaal toegezonden. Ook staat vast dat [gedaagde partij] de lessen niet heeft gevolgd. Door middel van een e-mail, gedateerd 2 februari 2008 heeft [gedaagde partij] aan [eisende partij] bericht genood-zaakt te zijn met de opleiding te stoppen. Door middel van haar e-mail van 4 februari 2008 heeft [eisende partij] hierop afwijzend gereageerd.
2.
[eisende partij] vordert, kort gezegd, primair nakoming van de overeenkomst inhoudende betaling van het afgesproken cursus-en boekengeld ad € 2.304,50, en subsidiar betaling van een vergoeding van € 340,00.
Op het standpunt van [gedaagde partij] zal, voor zover nodig, hierna worden ingegaan.
3.
De kantonrechter is met beide partijen van oordeel dat op de onderhavige, via internet en post tot stand gekomen studieovereenkomst de bepalingen genoemd in Titel 1, Afdeling 9A van boek 7 BW (overeenkomsten op afstand tot --in dit geval-- het verrichten van diensten) van toepassing zijn. In artikel 46c lid 1 BW (juncto artikel 46i, lid 1 BW) is onder meer be-paald, dat tijdig voordat de overeenkomst wordt gesloten op duidelijke en begrijpelijke wijze aan de wederpartij gegevens moeten worden verstrekt betreffende het al dan niet van toepas-sing zijn van de mogelijkheid van ontbinding overeenkomstig de artikelen 46d lid 1 en 46e.
4.
[eisende partij] heeft erkend dat zij [gedaagde partij] niet heeft gewezen op de mogelijkheid de overeenkomst binnen zeven dagen na de totstandkoming ervan (artikel 7:46i lid 6 BW) te ontbinden zodat ingevolge artikel 7:46d lid 1 BW uitgegaan dient te worden van een termijn van ontbinding van drie maanden. Binnen deze termijn, immers op 2 februari 2008, heeft [gedaagde partij] laten weten met de opleiding te willen (te moeten) stoppen, welke medede-ling redelijkerwijze als een beroep op ontbinding moet worden gezien.
5.
Hieruit volgt dat [gedaagde partij] het cursus- en boekengeld niet is verschuldigd zodat de primaire vordering moet worden afgewezen.
Artikel 7:46i lid 5 BW bepaalt (onder meer) dat artikel 46d niet van toepassing is op de overeenkomst op afstand tot het verrichten van diensten waarvan de nakoming met instem-ming van de wederpartij is begonnen voordat de in artikel 46d lid 1, eerste en derde volzin, bedoelde termijn is verstreken, maar dat geldt alleen indien de wederpartij op de termijn van zeven dagen is geattendeerd. Zie ook Groene Serie, aantekening 5 op artikel 7:46i BW. De stelling van [eisende partij] dat de lessen op 2 februari 2008 reeds waren begonnen is op zichzelf juist, maar om deze reden niet relevant.
6.
De stelling van [eisende partij] dat [gedaagde partij] in elk geval een bedrag dient te betalen gelijk aan de waarde van de reeds verrichte prestatie (begroot op € 340,00) moet eveneens worden verworpen. Uit artikel 7:46d lid 2 BW juncto 7:46i lid 1 BW volgt dat in geval van ontbinding aan de afnemer van de dienst geen vergoeding in rekening wordt gebracht. Wel is [gedaagde partij] gehouden het lesmateriaal op eigen kosten te retourneren.
7.
De kantonrechter komt tot de slotsom dat ook de subsidiaire vordering van [eisende partij] dient te worden afgewezen. De overige verweren van [gedaagde partij] behoeven daarom geen bespreking.
8.
Gezien het bovenstaande dient [eisende partij] als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van [gedaagde partij] te worden veroordeeld, zoals hieronder zal worden aangegeven.
De beslissing
De kantonrechter:
1.
wijst de vordering af;
2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde partij] tot op he-den begroot op € 437,50 wegens salaris gemachtigde (2½ punten à € 175).
Aldus gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare te-rechtzitting van 2 februari 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.