ECLI:NL:RBZLY:2010:241

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 april 2010
Publicatiedatum
27 april 2013
Zaaknummer
157515 - HA ZA 09-663
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. van der Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot veroordeling in vrijwaring met betrekking tot eerdere procedure tegen ABN AMRO Bank

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, vorderden eisers, wonende te Almere, veroordeling van gedaagden tot betaling van hetgeen waartoe zij eerder zijn veroordeeld in een procedure tegen ABN AMRO Bank. De rechtbank heeft op 28 april 2010 vonnis gewezen in vrijwaring. De procedure begon met een tussenvonnis op 13 januari 2010, gevolgd door een comparitie van partijen op 16 maart 2010. Gedaagde 1 is niet verschenen op de comparitie, en zijn advocaat heeft meegedeeld dat hij het contact met zijn cliënt heeft verloren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers een bedrag van EUR 4.591,00 aan gedaagde 1 hebben betaald voor diensten die verband hielden met hun schuldenregeling. Gedaagde 1 heeft onvoldoende onderbouwd weersproken dat er gelden beschikbaar zijn gesteld voor de schuldenregeling, waardoor de vordering tegen hem kon worden toegewezen. Gedaagde 1 werd veroordeeld in de proceskosten.

Ten aanzien van gedaagde 2 heeft de rechtbank geoordeeld dat de overeenkomst van lening in onderling overleg is ontbonden, omdat gedaagde 2 geen zaken meer wilde doen met gedaagde 1. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat gedaagde 2 aan eisers gelden had beschikbaar gesteld voor werkzaamheden. De vordering tegen gedaagde 2 werd afgewezen, en eisers werden veroordeeld in de proceskosten van gedaagde 2. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers tegen gedaagde 1 toegewezen en de vordering tegen gedaagde 2 afgewezen, met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring voor het vonnis, behalve voor de afwijzing van de vordering tegen gedaagde 2.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 157515 / HA ZA 09-663
Vonnis in vrijwaring van 28 april 2010
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te Almere,
2.
[eiser 2],
wonende te Almere,
eisers,
advocaat mr. P.A.J. van Putten,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te Almere,
gedaagde,
advocaat mr. B. Bijlsma,
2.
[gedaagde 2] HODN OPEN LEERCENTRUM ALMERE,
wonende te Almere,
gedaagde,
advocaat mr. R. Zwiers.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 januari 2010
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 16 maart 2010.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Ten aanzien van de gedaagde [gedaagde 1]
2.1.
Hoewel behoorlijk opgeroepen is [gedaagde 1] niet ter comparitie verschenen. Zijn advocaat mr. Bijlsma heeft de rechtbank per brief van 12 maart 2010 meegedeeld dat hij namens [gedaagde 1] niet ter comparitie zal verschijnen omdat hij – kort gezegd – ieder contact met zijn cliënt heeft verloren.
2.2.
Zoals bij tussenvonnis van 13 januari 2010 is overwogen heeft [eisers] een totaalbedrag van EUR 4.591,00 aan [gedaagde 1] betaald voor diverse diensten. Dit betreft diensten en werkzaamheden die (voornamelijk) verband hielden met de regeling van de schulden van [eisers] Nu [gedaagde 1] niet ter comparitie aanwezig was, heeft hij geen verdere uitleg kunnen geven wat de gang van zaken is geweest met betrekking tot het door [naam] (uit Amsterdam) ter beschikking gestelde bedrag van EUR 7.000,00 en de door hem (al dan niet in verband daarmee) afgegeven “borgstelling”. De rechtbank dient het er dan ook voor te houden dat dit bedrag contant aan [gedaagde 1] ter beschikking is gesteld, zoals door [eisers] bij dagvaarding is gesteld.
2.3.
Als productie 4 bij dagvaarding heeft [eisers] een door [gedaagde 1] ondertekende brief in het geding gebracht gericht aan “Visa afd Debiteuren”; hierin staat ondermeer:
“(…)
De verantwoordelijkheid van deze betaling ligt duidelijk bij ons, en niet [eiser 1]. Het geld staat al in Escrow, en is een kwestie van alle betalingen binnen zijn, en ze per omgaande direct te betalen.”
2.4.
[gedaagde 1] heeft, gelet op het bovenstaande, onvoldoende onderbouwd weersproken dat - in elk geval aan hem - gelden (in totaal minimaal EUR 11.591,00) beschikbaar zijn gesteld teneinde een regeling met diverse schuldeisers, waaronder ABN AMRO, te treffen. Als door [eisers] gesteld en door [gedaagde 1] onbetwist staat vast dat genoemd bedrag niet is aangewend om (onder meer) de schuld van [eisers] aan de ABN AMRO af te lossen. Dit brengt mee dat de vordering jegens [gedaagde 1] kan worden toegewezen.
2.5.
[gedaagde 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- salaris advocaat EUR 1.152,00 (3,0 punt × tarief EUR 384,00).
2.6.
Het door [eisers] in de hoofdzaak gevoerde verweer diende mede ter verdediging van de belangen van [gedaagden] De proceskosten die in de hoofdzaak voor rekening van [eisers] zijn gekomen, moeten daarom door [gedaagden] worden vergoed.
De vordering ten aanzien van de gedaagde [gedaagde 2]
2.7.
[gedaagde 2] heeft gemotiveerd gesteld dat de overeenkomst ter zake van de lening in onderling overleg tussen hem en [eisers] is ontbonden omdat hij, [gedaagde 2], geen zaken meer wilde doen met [gedaagde 1] en [eisers] wenste dat het geld van de lening naar [gedaagde 1] werd overgemaakt. Om die reden is de overeenkomst niet gelegaliseerd bij de Marokaanse Ambassade in Nederland, aldus [gedaagde 2]. [eisers] heeft betwist dat de overeenkomst van de lening in onderling overleg is ontbonden. De rechtbank gaat aan deze betwisting voorbij. Vaststaat immers dat de overeenkomst niet – zoals de bedoeling was tussen partijen – bij de Marokkaanse Ambassade in Nederland is gelegaliseerd. Voorts is door [eisers] niet betwist dat het bedrag van de lening zou moeten worden overgemaakt naar [gedaagde 1]. Dat dit geld is overgemaakt aan [gedaagde 1] is evenwel gesteld noch gebleken. Voorts is gesteld noch gebleken dat [eisers] [gedaagde 2] hebben gemaand de overeenkomst van lening na te komen. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de overeenkomst van geldlening in onderling overleg is ontbonden.
2.8.
[eisers] heeft nog gesteld dat hij met [gedaagde 2] een nadere overeenkomst heeft gesloten (zie r.o.v 3.4 tussenvonnis 13 januari 2010). Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft [eisers] gesteld dat deze overeenkomst slaat op de werkzaamheden die moesten worden verricht teneinde uit het geleende bedrag van EUR 21.000,00 de diverse schulden te voldoen. [gedaagde 2] heeft evenwel betwist dat deze overeenkomst met hem is gesloten. Hij stelt dat hij dit stuk niet heeft opgesteld en dat zijn handtekening daar niet onder staat.
2.9.
Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt. Het door [eisers] bedoelde stuk, inhoudende de door hem gestelde overeenkomst, is enkel ondertekend door [eisers] Dat genoemde overeenkomst in het bijzijn van [gedaagde 2] is gesloten, zoals door [eisers] is gesteld, is door [gedaagde 2] betwist.
De bewijslast dat de door [eisers] gestelde overeenkomst met [gedaagde 2] is aangegaan ligt bij [eisers] Dat in het stuk de naam van [gedaagde 2] en Open Leercentrum Almere voorkomt, maakt dit niet anders. [eisers] heeft evenwel geen bewijs aangeboden van deze stelling zodat de rechtbank hieraan voorbij zal gaan.
2.10.
Voorts blijkt nergens uit dat [eisers] aan [gedaagde 2] gelden beschikbaar heeft gesteld (voor werkzaamheden) teneinde zijn schulden te saneren.
2.11.
De slotconclusie is dat de vordering jegens [gedaagde 2] dient te worden afgewezen.
2.12.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 2] worden begroot op:
  • griffierecht EUR 262,00
  • salaris advocaat 1.152,00punt x tarief EUR 384,00)
EUR 1.414,00

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] tot al hetgeen waarin [eisers] is veroordeeld in de procedure tegen ABM AMRO, welke procedure bij deze rechtbank is bekend met zaaknummer 152297 / HA ZA 08-1507,
3.2.
veroordeelt [gedaagde 1] tot vergoeding aan [eisers] van de voor rekening van [eisers] komende kosten van de hoofdzaak ten bedrage van EUR 1.162,99 voor [eisers],
3.3.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op EUR 1.152,00,
3.4.
wijst de vordering tegen [gedaagde 2] af,
3.5.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 2] tot op heden begroot op EUR 1.414,00,
3.6.
verklaart dit vonnis - met uitzondering van 3.4 - uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Hulst en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2010.