In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, vorderden eisers, wonende te Almere, veroordeling van gedaagden tot betaling van hetgeen waartoe zij eerder zijn veroordeeld in een procedure tegen ABN AMRO Bank. De rechtbank heeft op 28 april 2010 vonnis gewezen in vrijwaring. De procedure begon met een tussenvonnis op 13 januari 2010, gevolgd door een comparitie van partijen op 16 maart 2010. Gedaagde 1 is niet verschenen op de comparitie, en zijn advocaat heeft meegedeeld dat hij het contact met zijn cliënt heeft verloren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers een bedrag van EUR 4.591,00 aan gedaagde 1 hebben betaald voor diensten die verband hielden met hun schuldenregeling. Gedaagde 1 heeft onvoldoende onderbouwd weersproken dat er gelden beschikbaar zijn gesteld voor de schuldenregeling, waardoor de vordering tegen hem kon worden toegewezen. Gedaagde 1 werd veroordeeld in de proceskosten.
Ten aanzien van gedaagde 2 heeft de rechtbank geoordeeld dat de overeenkomst van lening in onderling overleg is ontbonden, omdat gedaagde 2 geen zaken meer wilde doen met gedaagde 1. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat gedaagde 2 aan eisers gelden had beschikbaar gesteld voor werkzaamheden. De vordering tegen gedaagde 2 werd afgewezen, en eisers werden veroordeeld in de proceskosten van gedaagde 2. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers tegen gedaagde 1 toegewezen en de vordering tegen gedaagde 2 afgewezen, met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring voor het vonnis, behalve voor de afwijzing van de vordering tegen gedaagde 2.