RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.420105-09 (P)
Uitspraak: 31 december 2009
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte)
geboren op (geboortejaar)
wonende te (adres)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. M. Zwartjes.
De verdachte is – na wijziging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2008 tot en met 16 januari 2009, althans in of omstreeks de periode van juni 2008 tot en met 16 januari 2009, in de gemeente Zwolle, met (naam slachtoffer) (geboren op 21 september 1998), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die (naam slachtoffer), hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis in de anus van die (naam slachtoffer) geduwd en/of gebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2008 tot en met 16 januari 2009, althans in of omstreeks de periode van juni 2008 tot en met 16 januari 2009, in de gemeente Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met (naam slachtoffer) (geboren op 21 september 1998), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die (naam slachtoffer), (telkens) die (naam slachtoffer) heeft vastgepakt en/of (vervolgens) heeft getracht om zijn, verdachtes, penis in de anus van die (naam slachtoffer) te penetreren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een kennelijke schrijffout. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot het primair ten laste gelegde vrijspraak bepleit nu niet met zekerheid gesteld kan worden of verdachte het slachtoffer daadwerkelijk gepenetreerd heeft. Indien de rechtbank twijfelt of verdachte als doel had te penetreren dan bepleit de raadsman tevens vrijspraak van het subsidiair ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde in na te melden zin bewezen kan worden verklaard. De hierna volgende bewezenverklaring steunt op het volgende bewijs:
De verdachte heeft ter terechtzitting van 17 december 2009 onder meer verklaard:
Voordat ik bij de oudere leefgroep van de Reeve werd geplaatst, woonde ik in de orthopedagogische woonvorm van de Reeve te Zwolle. In deze orthopedagogische woonvorm woonde ook (naam slachtoffer). Voordat ik ging slapen, sloop ik de kamer van (naam slachtoffer) binnen. Ik ging bij (naam slachtoffer) op bed liggen en stopte mijn piemel in zijn kontgat. Dit heb ik 5 keer gedaan. Ik heb niet aan (naam slachtoffer) gevraagd of ik dit bij hem mocht doen. Ik merkte wel dat het hem pijn deed.
(moeder slachtoffer) heeft op 9 februari 2009 aangifte gedaan van een zedenmisdrijf ten aanzien van haar 10-jarige zoon (naam slachtoffer). Zij heeft daarbij verklaard dat haar zoon (naam slachtoffer) sinds juni/juli 2008 in een orthopedagogische woonvorm woont genaamd de Reeve te Zwolle. Op 16 januari 2009 was zij in gesprek met haar zoon, die haar vertelde dat (naam verdachte) nog steeds op zijn kamer kwam. (naam slachtoffer) vertelde haar dat (naam verdachte) 5 keer zijn piemel in zijn kont heeft gestopt .
Op 17 februari 2009 is (naam slachtoffer) door een zedenrechercheur en gecertificeerd studioverhoorster gehoord. Hij heeft samengevat het volgende verklaard.
Toen ik s’avonds ging slapen kwam (naam verdachte) naar mijn kamer en deed (naam verdachte) zijn piemel in mijn bil. Ik zei “ga weg”en toen ging hij niet weg. Hij was hier helemaal in. Dat deed wel heel erg pijn. Ik voelde dat (naam verdachte) hem er heel strak in deed.
Gelet op voormelde verklaring van (naam slachtoffer), dat hij voelde dat (naam verdachte) hem er heel strak in deed en dat het hem pijn deed, alsmede ook gelet op de verklaring van verdachte zelf, dat hij wel merkte dat het bij (naam slachtoffer) pijn deed, is de rechtbank ervan overtuigd dat er daadwerkelijk sprake is geweest van seksueel binnendringen van het lichaam van (naam slachtoffer) als bedoeld in artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder het
primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op verschillende tijdstippen in de periode van juni 2008 tot en met 16 januari 2009, in de gemeente Zwolle, met (naam slachtoffer) (geboortejaar), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die telkens bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die (naam slachtoffer), hebbende verdachte telkens zijn, verdachtes, penis in de anus van die (naam slachtoffer) geduwd.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het primair bewezene levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
strafbaar gesteld bij artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte zo snel mogelijk behandeling moet ondergaan. Er dient eerst gekeken te worden naar alternatieven voor de PIJ-maatregel. Een alternatief kan gezocht worden in het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel met als voorwaarde opname in Groot Emaus dan wel een voorwaardelijke PIJ-maatregel met als voorwaarden opname in Groot Emaus en reclasseringstoezicht.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Zowel verdachte als het slachtoffer verbleven in een orthopedagogische woonvorm te Zwolle. Verdachte is in die omgeving, waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen, meerdere malen op de slaapkamer van het slachtoffer gekomen en heeft het slachtoffer daar anaal gepenetreerd. Er is sprake van een ernstig zedenmisdrijf. Verdachte is daarbij in zekere zin berekenend te werk gegaan door – zo hij zelf ook heeft verklaard - een zwak slachtoffer uit te zoeken, namelijk de jongste in de leefgroep, die bovendien ernstig slechthorend en bang voor hem was en moeilijk weerstand kon bieden. Op geen enkele wijze heeft verdachte rekening gehouden met de gevoelens van het slachtoffer. Een zedendelict als het onderhavige kan bij het slachtoffer een ernstig psychisch trauma en gevoelens van onveiligheid teweegbrengen. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van het door de psycholoog B. Meijer op 19 november 2009 opgemaakt Pro Justitia rapport en het Pro Justitia rapport opgesteld door psychiater F.M.J. Bruggeman van 22 september 2009 omtrent de persoon van verdachte.
Daarin staat, onder meer, het volgende beschreven.
Bij verdachte is sprake van een gedragsstoornis en matige cognitieve begaafdheid.met in het verleden een pedagogisch, affectief verwaarlozend en geseksualiseerd opvoedingsklimaat. Verder is er sprake van een gestoorde seksuele en emotionele ontwikkeling. Verdachte dient enigszins verminderd toerekeningsvatbaar geacht te worden.
Beide deskundigen achten de kans op recidive groot respectievelijk zeer groot wanneer geen behandeling plaats vindt. Het ontbreekt verdachte aan enig inzicht, er zijn gebruikmakende objectrelaties en verdachte kent geen empatisch vermogen.
Psychiater F.M.J. Bruggeman heeft in zijn rapport van 22 september 2009 overwogen dat een klinische behandeling moet plaatsvinden, hetgeen zou kunnen binnen het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel. Verder heeft hij overwogen dat de PIJ maatregel de voorkeur verdient boven jeugddetentie.
Blijkens de rapportage van psycholoog B. Meijer van 19 november 2009 is de enige manier om het recidiverisico substantieel te verlagen dat verdachte langer durend en intensief in een klinische setting wordt behandeld. Dat kan binnen een civielrechtelijk kader of middels een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Er kan worden gedacht aan een plaatsing in een orthopedagogische behandelinstelling voor LVG met ernstige gedragsproblemen zoals ‘Rentray’ te Rekken of een soortgelijke instelling. Gelet op de ernst van het delict, het (seksueel) gevaarscriterium, het recidivegevaar, het ultimum remedium en in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte adviseert psycholoog B. Meijer de rechtbank om verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 25 september 2009 een rapport opgemaakt over de verdachte. Dit rapport is aangevuld met een advies d.d 16 december 2009. Ook de Raad ziet in een PIJ-maatregel de beste waarborg om verdachte de noodzakelijke behandeling te bieden.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van de deskundigen over en maakt die tot de hare.
De rechtbank stelt vast dat het gepleegde feit een misdrijf is waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater en de Raad voor de Kinderbescherming in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eisen. De rechtbank is van oordeel dat onder de huidige omstandigheden het opleggen van de PIJ-maatregel aan verdachte en de tenuitvoerlegging daarvan in “Rentray” te Rekken of een soortgelijke instelling het meest in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte moet worden geacht, ondanks het ingrijpende karakter daarvan.
Wettelijke bepalingen
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77h en 77s van het Wetboek van Strafrecht.
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan de verdachte op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van twee jaren.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. F.E.J. Goffin en M. Willemse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O. Bahi als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 december 2009.
Mr Goffin voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.