ECLI:NL:RBZLY:2009:BL4112

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
18 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
157161 - HA ZA 09-622
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toedeling van huwelijkse schulden en regresrecht na WSNP

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, ging het om de toedeling van huwelijkse schulden in het kader van een verdelingsvonnis. Partijen, [eiser] en [gedaagde], waren tot 19 oktober 2004 in gemeenschap van goederen gehuwd. Op 11 juli 2005 werd de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) op [gedaagde] van toepassing verklaard, terwijl [eiser] om onbekende redenen niet werd toegelaten tot de WSNP. In een eerder verstekvonnis van 23 november 2005 werd de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld, waarbij beide partijen de helft van de huwelijkse schulden kregen toebedeeld. Op 11 juni 2007 eindigde de WSNP voor [gedaagde] met een schone lei.

[eiser] stelde dat het verdelingsvonnis niet was uitgevoerd en vorderde betaling van [gedaagde] voor de aflossingen die hij had gedaan op de huwelijkse schulden. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de toedeling van schulden in het verdelingsvonnis aan [gedaagde] niet betekende dat [eiser] was ontslagen van zijn hoofdelijke aansprakelijkheid, het regresrecht van [eiser] verviel. Dit was het geval omdat [gedaagde] inmiddels een schone lei had verkregen na de WSNP, waardoor [eiser] geen aanspraak meer kon maken op betaling van [gedaagde] voor schulden die vóór de WSNP waren aangegaan.

De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van [eiser] moesten worden afgewezen, omdat de schulden waarvoor hij verhaal zocht niet meer afdwingbaar waren. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken door mr. L.M. Rijksen op 18 november 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 157161 / HA ZA 09-622
Vonnis van 18 november 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.B. Streefkerk,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. D.H. Sloof.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 juli 2009
- de akte met overlegging van producties van [eiser]
- het proces-verbaal van comparitie van 13 november 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten en het geschil
2.1. Partijen zijn tot 19 oktober 2004 in gemeenschap van goederen gehuwd geweest. Op 11 juli 2005 is de WSNP op [gedaagde] van toepassing verklaard. [eiser] is - om niet opgehelderde redenen - niet toegelaten tot de WSNP. Bij verstekvonnis van 23 november 2005 heeft de rechtbank op vordering van [eiser] de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap aldus vastgesteld dat aan ieder van partijen met toepassing van artikel 25 Faillissementswet werd toegedeeld de helft van - kort samengevat - de huwelijkse schulden. In een tweetal vorderingen tot betaling van geldbedragen van [gedaagde] aan [eiser] werd [eiser] niet-ontvankelijk verklaard, onder de overweging - kort samengevat - dat deze vorderingen de voldoening van een vordering uit de boedel ten doel hadden en ter verificatie dienden te worden aangemeld.
Op 11 juni 2007 is de toepassing van de WSNP ten aanzien van [gedaagde] met een zogenoemde schone lei geëindigd.
2.2. [eiser] stelt dat voornoemd verdelingsvonnis niet is uitgevoerd en dat hij vanwege zijn aflossingen van inmiddels meer dan de helft van de huwelijkse schulden van partijen een regresrecht heeft op [gedaagde]. Hij vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 14.226,=, vermeerderd met rente en kosten.
2.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Uit het vonnis d.d. 23 november 2005 tot verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen volgt dat conform het wettelijk systeem ieder van partijen gehouden is de helft van de huwelijkse schulden van partijen te dragen.
Een eventueel andere, door partijen zelf gekozen verdeling van de schulden zou hooguit alleen de onderlinge verhouding tussen partijen kunnen betreffen. Schuldeisers zijn aan een en ander immers niet gebonden. Voor hen geldt in beginsel alleen wie van partijen aansprakelijk is voor een bepaalde schuld.
3.2. Wanneer één van partijen wordt aangesproken voor een schuld die de ander voor zijn of haar rekening had moeten nemen, dan heeft hij of zij eventueel de mogelijkheid om regres te nemen op de ander indien de ander daarvoor verhaal biedt, maar dat neemt niet weg dat de schuldeiser betaling kan afdwingen.
3.3. De echtgenoot echter op wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest en wiens/wier schuldsanering met een schone lei is geëindigd, kan niet (meer) worden aangesproken door de schuldeiser voor het voldoen van schulden waarvoor de schuldsanering werkte. Deze schulden zijn niet langer afdwingbaar. De schuldeiser kan wel verhaal zoeken voor (het restant van) de vorderingen bij de echtgenoot op wie de schuldsaneringsregeling niet van toepassing is verklaard. De toedeling van schulden in het verdelingsvonnis aan [gedaagde] brengt dus niet mee dat [eiser] ontslagen is uit de (hoofdelijke) aansprakelijkheid voor de nakoming van de verplichtingen vanwege de huwelijkse schulden. Vergelijk artikel 1:102 BW.
3.4. De mogelijkheid van regres is echter vervallen voor de niet tot de WSNP toegelaten [eiser], die huwelijkse schulden wenst te verhalen op [gedaagde] die wel tot de WSNP is toegelaten en die inmiddels een schone lei heeft verkregen, althans voor zover het betreft hetgeen [gedaagde] eventueel aan [eiser] uit hoofde van dit regres verschuldigd is voor schulden die zijn aangegaan vóór 11 juli 2005 toen de schuldsanering van toepassing werd. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] nadien schulden is aangegaan waarvoor [eiser] is aangesproken. Dat brengt mee dat de vorderingen van [eiser] reeds op bovenstaande gronden dienen te worden afgewezen en dat de rechtbank niet toekomt aan het subsidiair gevoerde verweer.
3.5. De rechtbank verwijst voor haar oordeel naar rechtspraak gepubliceerd in (in chronologische volgorde) LJN: AF0399, AW9294, BB0884 en BI6029.
3.6. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. wijst de vorderingen af,
4.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2009.