RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummers: 07.440163-09 en 07.440237-09 (P)
Uitspraak: 8 december 2009
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte)
geboren op (geboortejaar)
wonende te (adres)
thans verblijvende (verblijfplaats)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht.
Als officier van justitie was aanwezig mr. A.E. Postma.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 07.440163-09 en 07.440237-09 tegen de verdachte aangebrachte zaken.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting gewijzigd)
onder parketnummer 07.440163-09
hij op of omstreeks 28 juni 2009 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (slachtoffer) van het leven te beroven, met dat opzet die (slachtoffer) meermalen, althans een maal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juni 2009 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd (slachtoffer), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die (slachtoffer), meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
onder parketnummer 07.440237-09
hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2008 tot en met 7 juni 2008 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (adres) heeft weggenomen twee, althans een of meer, tas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2008 tot en met 7 juni 2008 in de gemeente Deventer opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruit(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (slachtoffer 2), in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld voor het onder parketnummer 07.440163-09 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 07.440237-09 subsidiair ten laste gelegde, kort gezegd ter zake van een poging doodslag en een vernieling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 07.440163-09 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd. Niet geconcludeerd kan worden dat verdachte de persoon is geweest die het slachtoffer heeft gestoken. Het beoordelingsvermogen van het slachtoffer moet zijn beïnvloed door zijn epilepsie in combinatie met de alcohol die hij gedronken had. De verklaringen die het slachtoffer bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd zijn niet consistent. De verklaringen van het slachtoffer en de getuigen zijn bovendien in strijd met de verklaringen van de verbalisanten. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat de jongen met de scooter, onder meer genoemd door getuige (naam getuige), heeft gestoken. Er is geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer. Het mes was kennelijk niet lang genoeg om een volledige klaplong te veroorzaken, zodat sprake is van een ondeugdelijk middel. Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt doet de raadsvrouwe een beroep op noodweer en noodweerexces.
Ter zake van het onder parketnummer 07.440237-09 ten laste gelegde heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat de subsidiair ten laste gelegde vernieling wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 07.440163-09
Op 28 juni 2009 omstreeks 0.20 uur kregen verbalisanten de melding te gaan naar de (adres). Daar zouden twee jongens vernielingen plegen. Verbalisanten reden vanaf de (straat) de (straat) op. Ter hoogte van de bussluis zagen zij ongeveer tien personen. Verbalisanten zagen dat er wat geduwd en getrokken werd en dat twee jongens wegrenden. Toen verbalisanten de groep passeerden zagen zij dat een man een verse hoofdwond had. Na een korte achtervolging van de twee rennende jongens hebben verbalisanten één van hen, medeverdachte (naam medeverdachte), aangehouden.
Verbalisant (naam verbalisant) hoorde vervolgens dat een van de personen uit de groep was gestoken. Hij zag dat het slachtoffer - de latere aangever - hevig bloedde en naast een aangezichtsverwonding een verwonding had in de vorm van een snee aan de rechterzijde iets onder het schouderblad.
Aangever heeft bij de politie verklaard, dat hij in de (adres) twee jonge knapen zag lopen. De ene was een stuk langer dan de andere. Aangever zag dat de lange jongen op ramen van woningen sloeg. De jongens waren behoorlijk aan het schreeuwen. De lange jongen vroeg op het moment dat aangever in zijn richting keek waarom hij hem aankeek. Vervolgens liep aangever naar de lange jongen toe. Zij kregen lichamelijk contact met elkaar. De kleine jongen stond op dat moment achter aangever. Direct hierop voelde aangever wat op zijn rug. Het voelde alsof hij op zijn rug geslagen werd. Aangever voelde een behoorlijke pijn. Tussentijds voelde hij een klap op zijn gezicht. Kort hierop viel aangever op de grond. Aangever zag vervolgens een politieauto aan komen rijden en zag dat de twee jongens wegrenden. Bij de rechter-commissaris heeft aangever een vergelijkbare verklaring afgelegd. Hij stond oog in oog met de lange jongen en de kleine jongen stond achter hem.
Uit de medische gegevens van aangever blijkt dat in zijn gelaat een ongeveer 1 cm grote snij-steekwond aanwezig was. Daarnaast had hij twee diepere steekwonden van ongeveer 2 cm lengte hoog op de rug aan weerskanten van de wervelkolom. Dat heeft aan één zijde geleid tot een (gedeeltelijke) klaplong. Volgens de forensisch arts (naam arts) was sprake van potentieel dodelijke steekwonden in de rug.
Verschillende getuigen hebben voorafgaand aan het incident gehoord of gezien dat twee jongens lawaai maakten en/of tegen ramen sloegen. Medeverdachte (naam medeverdachte) heeft bij de politie verklaard dat hij die avond samen met verdachte was, dat hij opgefokt was en dat hij op ramen heeft gebonkt. Verdachte heeft dat (onder meer) ter terechtzitting bevestigd en heeft verklaard dat (naam medeverdachte) de lange(re) jongen was en hij de kleine(re) jongen.
Meerdere getuigen hebben verklaard dat een van de twee jongens iets tegen aangever riep van “wat zit je dan te kijken”, althans woorden van dergelijke strekking, en dat aangever vervolgens de straat is overgestoken richting de twee jongens. Medeverdachte (naam medeverdachte) heeft verklaard dat hij wel zoiets gezegd zou kunnen hebben en verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het zo wel kan zijn gegaan.
Getuige (naam getuige 2) heeft verklaard dat hij zag dat de kleine jongen heel dicht bij aangever was en dat hij aangever toen zag vallen. Aangever stond tussen de twee jongens in en aangever stond dreigend richting de lange jongen. De kleine jongen stond aan de andere kant van aangever aan de rugzijde van aangever. Bij de rechter-commissaris heeft (naam getuige 2) onder meer verklaard dat de kleine jongen een omtrekkende beweging heeft gemaakt en wegliep om aangever heen.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat hij aangever heeft geslagen, maar verdachte heeft ontkend dat hij achter aangever heeft gestaan en dat hij aangever heeft gestoken.
De rechtbank overweegt het volgende.
Gelet op de hiervoor aangehaalde beschrijving van verbalisant (naam verbalisant) van de verwondingen bij aangever , gelet op de aangetroffen sneden in de kleding van aangever en met name ook gelet op de letselrapportage van forensisch arts (naam arts) , stelt de rechtbank vast dat de verwondingen bij aangever zijn toegebracht met een mes, althans met een scherp en puntig voorwerp.
Naar het oordeel van de rechtbank is het verdachte geweest die met een mes respectievelijk scherp en puntig voorwerp de verwondingen bij aangever heeft veroorzaakt.
Daarbij heeft de rechtbank met name redengevend geacht de verklaringen van aangever, de getuigenverklaringen van (naam getuige 2), de letselverklaring, de verklaringen van medeverdachte (naam medeverdachte) en de verklaringen van verdachte zelf.
De raadsvrouwe heeft betoogd dat het beoordelingsvermogen van aangever moet zijn beïnvloed door zijn epilepsie in combinatie met het gebruik van alcohol en dat zijn verklaringen niet consistent zijn. De enkele omstandigheid dat aangever epilepsie heeft en op de avond van het incident alcohol had genuttigd, maakt nog niet dat zijn verklaringen onbetrouwbaar zijn. Voor zover er door aangever al uiteenlopend is verklaard, acht de rechtbank deze verschillen niet zodanig dat de verklaringen van hem niet als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Ook het standpunt van de raadsvrouwe dat aangever en de overige getuigen in strijd met de verklaringen van verbalisanten hebben verklaard volgt de rechtbank niet. Het is niet uitgesloten dat de waarnemingen van verbalisanten, zoals neergelegd in het door de raadsvrouwe aangehaalde proces-verbaal van bevindingen van 28 juni 2009 betrekking hebben op een moment dat gelegen is (net) na het steekincident. In ieder geval maakt een en ander niet dat de verklaringen van aangever en de overige getuigen onbetrouwbaar zijn.
De verklaringen van aangever worden bovendien ondersteund door de verklaringen van getuige (naam getuige 2) voor wat betreft de constatering dat de kleine jongen, zijnde verdachte, aan de rugzijde van het slachtoffer heeft gestaan, althans dat verdachte een omtrekkende beweging heeft gemaakt en wegliep om aangever heen. Aangever heeft verklaard dat hij op dat moment klappen op zijn rug voelde, terwijl kort daarop is gebleken van twee steekverwondingen in de rug van aangever.
In haar overwegingen heeft de rechtbank verder betrokken dat verdachte bij de politie heeft verklaard, dat “hij dat wel gedaan kan hebben”, een en ander nadat de politie hem had geconfronteerd met het gegeven dat aangever klappen op zijn rug heeft gehad op het moment dat (naam medeverdachte) tegenover aangever stond. Medeverdachte (naam medeverdachte) heeft bovendien verklaard dat toen hij en verdachte aan het wegrennen waren, verdachte tegen hem heeft gezegd, dat hij had gestoken. De enkele omstandigheid dat (naam medeverdachte) ook verdachte was maakt niet dat zijn verklaring op voorhand onbetrouwbaar is.
De hiervoor aangehaalde verklaringen bieden geen aanknopingspunt voor twijfel aan het oordeel dat verdachte aangever steekverwondingen heeft toegebracht. De stelling van de raadsvrouwe dat niet kan worden uitgesloten dat de (onder meer) door getuige (naam getuige) genoemde jongen met de scooter aangever heeft gestoken wordt niet ondersteund door de verklaringen in het dossier, noch overigens door de verklaring van verdachte zelf. Ter terechtzitting heeft verdachte namelijk verklaard dat op het moment van de schermutseling met aangever hij geen anderen dan (naam medeverdachte) in de directe nabijheid heeft gezien.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de romp – gelet op de zich aldaar bevindende vitale organen – een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. Gelet op het gegeven dat aangever klappen op zijn rug heeft gevoeld en gelet op de aard van de door de forensisch arts geconstateerde steekverwondingen bij aangever, is de rechtbank van oordeel dat verdachte aangever bewust twee maal in de rug heeft gestoken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer dientengevolge zou komen te overlijden. Derhalve is (in ieder geval) sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van aangever en acht de rechtbank het onder parketnummer 07.440163-09 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Niet is gebleken dat sprake zou zijn geweest van een ondeugdelijk middel, zoals door de raadsvrouwe is betoogd.
Ten aanzien van parketnummer 07.440237-09
Aangever (slachtoffer 2) zag op 7 juni 2008 dat de ruit van zijn adviesbureau kapot was. Hij zag dat er een rode vloeistof op de ruit zat en dat er twee tassen waren weggenomen.
Er zijn twee glasscherven met bloed veiliggesteld met de identiteitszegels FAA818 en FAA832.
Op 22 september 2009 heeft het NFI bericht dat van het DNA in het referentiemonster wangslijmvlies van verdachte een DNA-profiel is verkregen dat op 10 september 2009 is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en sindsdien wordt vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is één match gevonden. Het DNA in het sporenmateriaal met het identiteitszegel FAA818#01 kan afkomstig zijn van verdachte. De berekende frequentie van het DNA-profiel van het DNA in het sporenmateriaal, ofwel de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend de ruit van het adviesbureau kapot te hebben geslagen. Hij heeft ontkend twee leren tassen te hebben weggenomen.
Net als de officier van justitie en de raadsvrouwe acht de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde vernieling van de ruit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat
onder parketnummer 07.440163-09
hij op 28 juni 2009 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (slachtoffer) van het leven te beroven, met dat opzet die (slachtoffer) meermalen met een mes, althans met een scherp en puntig voorwerp, in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
onder parketnummer 07.440237-09
hij in de periode van 6 juni 2008 tot en met 7 juni 2008 in de gemeente Deventer opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan (slachtoffer 2), in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
onder parketnummer 07.440163-09
poging doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto 45 Wetboek van Strafrecht
onder parketnummer 07.440237-09
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen
strafbaar gesteld bij artikel 350 Wetboek van Strafrecht
Met betrekking tot het beroep op noodweer overweegt de rechtbank het volgende.
Het door aangever dreigend op verdachte en zijn medeverdachte aflopen is niet een zodanige ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of anders lijf waartegen verdachte zich moest verdedigen. Verdachte heeft dat overigens zelf ook niet ter terechtzitting naar voren gebracht. Het alleen bevreesd zijn voor een aanranding rechtvaardigt niet zonder meer een verdedigingsactie en zeker niet een actie als de onderhavige, te weten het twee maal - nota bene in de rug - steken van aangever. Het provocerende gedrag van verdachte en zijn medeverdachte voorafgaande aan het steekincident heeft bovendien tot de confrontatie met aangever geleid, terwijl verdachte en zijn medeverdachte die confrontatie uit de weg hadden kunnen gaan door weg te lopen. Mede ook gelet daarop is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een noodweersituatie zoals bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Van noodweerexces in de zin van artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht kan sprake zijn indien een verdachte in een noodweersituatie, als onmiddellijk gevolg van een hevige, door de aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging, bij de verdediging verder gaat dan geboden is of, nadat de noodweersituatie is beëindigd, een niet meer noodzakelijke verdedigingshandeling pleegt. Nu geen sprake was van een situatie waarin verdachte zich met recht op noodweer kan beroepen, wordt ook het beroep op noodweerexces verworpen.
Er zijn aldus geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde of de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op en de verdachte is deswege strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden dat verdachte
- zich moet houden aan de aanwijzingen van reclassering;
- zich conformeert aan het behandelplan van de (ambulante) hulpverlening van Tactus Verslavingszorg Zwolle;
- deelneemt aan de gedragstraining leefstijltraining justitiabelen;
- meewerkt aan de aanmelding bij de forensische polikliniek JusTact van Tactus Verslavingszorg te Warnsveld en zich conformeert aan het vervolgplan van aanpak.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe van verdachte heeft – voor zover wordt toegekomen aan strafoplegging – een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest bepleit en eventueel daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de straftoemeting met name in aanmerking genomen dat verdachte naast de door hem gepleegde vernieling heeft geprobeerd een ander van het leven te beroven. Verdachte en zijn medeverdachte hebben zich in de avond van 28 juni 2009 provocerend gedragen. Toen het vervolgens tot een confrontatie met een voorbijganger kwam heeft verdachte aanleiding gezien om het slachtoffer met een mes, althans met een scherp en puntig voorwerp, tot twee maal toe in de rug te steken. Het slachtoffer heeft tengevolge daarvan langdurig niet kunnen werken en kampt – blijkens zijn toelichting op zijn civiele vordering – nog steeds met psychische problemen. Verdachte heeft ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Tevens heeft verdachte door zijn handelen de openbare veiligheid geschaad, hetgeen tot gevoelens van onrust leidt in de samenleving. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan. Poging doodslag is een ernstig feit, waarop in beginsel moet worden gereageerd met oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft echter rekening gehouden met het omtrent de verdachte opgemaakte vroeghulpinterventierapport van 1 juli 2009 en het reclasseringsrapport van 19 november 2009. Daaruit volgt dat verdachte een 20-jarige jongeman is, bij wie op jeugdige leeftijd gedragsproblemen zijn ontstaan. Verdachte gebruikte verdovende middelen en had geen structurele dagbesteding. De reclassering heeft geconcludeerd dat de kans op recidive hoog is en dat verplichte begeleiding en hulpverlening noodzakelijk is. Geadviseerd wordt om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van reclassering, zich moet conformeren aan het behandelplan van de (ambulante) hulpverlening van Tactus Verslavingszorg Zwolle, dat verdachte moet deelnemen aan de gedragstraining leefstijltraining justitiabelen en dat verdachte moet meewerken aan de aanmelding bij de forensische polikliniek JusTact van Tactus Verslavingszorg te Warnsveld en zich moet conformeren aan het (vervolg) plan van aanpak.
De rechtbank neemt de aanbevelingen van reclassering over en zal aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een bijzondere voorwaarde.
De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie, waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk geweldsdelict als de poging doodslag.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De oplegging van de straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 1.900,- aan immateriële schade met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vordering voor het overige af te wijzen wegens onvoldoende onderbouwing en omdat een gedeelte van de materiële schade ad € 250,- reeds is vergoed.
De raadsvrouwe van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag van € 1.900 aan immateriële schade te hoog is. Ter zake van de gevorderde materiële schade heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de riem en schoenen van het slachtoffer hadden kunnen worden schoongemaakt, dat de schade ter zake van de concertkaarten geen rechtstreekse schade is en dat de gekochte littekencrème een twijfelgeval is.
De rechtbank overweegt het volgende.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (slachtoffer) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is - gelet op de aard van het jegens de benadeelde partij gepleegde feit en de inhoud van het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces met bijlagen en als zijnde niet, dan wel onvoldoende, weersproken - genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 1.900,- aan immateriële schade en een bedrag van € 143,- aan materiële schade (de posten jas ad € 72,-, shirt ad € 40,-, broek ad € 50,-, riem ad € 40,-, onderbroek ad € 25,-, schoenen ad € 150,-, sokken ad € 2,-, littekencrème ad € 14,-, minus € 250,- op andere wijze vergoed), te weten in totaal € 2.043,-, vermeerderd met de kosten die - tot op heden - worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is tot zover toewijsbaar. De vordering van de benadeelde partij ter zake van de concertkaarten ad € 46, - betreft geen rechtstreekse schade en zal worden afgewezen.
De rechtbank zal aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van
€ 2.043,- ten behoeve van de benadeelde partij.
Het onder parketnummer 07.440163-09 en onder parketnummer 07.440237-09 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 6 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Tactus Reclassering Zwolle, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. De te geven voorschriften en aanwijzingen mogen ook inhouden dat verdachte gedurende de proeftijd moet deelnemen aan behandeling van de (ambulante) hulpverlening van Tactus Verslavingszorg, dat verdachte moet deelnemen aan de gedragstraining leefstijltraining justitiabelen en dat verdachte moet deelnemen aan behandeling van de forensische polikliniek JusTact van Tactus Verslavingszorg te Warnsveld.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (slachtoffer), wonende te (adres), van een bedrag van € 2.043,- (zegge: tweeduizend drieënveertig euro) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder parketnummer 07.440163-09 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 28 juni 2009, tot die van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 2.043,-, ten behoeve van het slachtoffer (slachtoffer), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Sijnstra-Meijer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2009.
Mr. R.A.M. Elbers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.