ECLI:NL:RBZLY:2009:BL0199

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
29 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.602938-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging tot doodslag met mes in discotheek

In de zaak met parketnummer 07.602938-09 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 29 oktober 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, die gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Lelystad, was niet persoonlijk aanwezig tijdens de zitting op 16 oktober 2009, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. G.I. Roos. De officier van justitie, mr. M.W. van der Borg, eiste een gevangenisstraf van zes maanden en een schadevergoeding van € 1.087,25 aan de benadeelde partij, die bedreigd zou zijn met een mes door de verdachte.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de getuigen waren inconsistent en er was geen overtuigend bewijs dat de verdachte daadwerkelijk een mes had gebruikt of dat er sprake was van een bedreiging. De enige getuige die over het mes sprak, de benadeelde partij, had een snee op zijn been, maar er was geen bewijs dat deze verwonding door de verdachte was veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van het ten laste gelegde, omdat het niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

De benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van het hem ten laste gelegde werd vrijgesproken. De rechtbank benadrukte dat de benadeelde partij zijn vordering alleen bij de burgerlijke rechter kon indienen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.602938-09
Uitspraak : 29 oktober 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats]
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Lelystad te Lelystad.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek is aangevangen op de openbare terechtzitting van 16 oktober 2009. De verdachte is op 16 oktober 2009 niet in persoon verschenen en is ter terechtzitting verdedigd door mr. G.I. Roos, advocaat te Almere, die heeft verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.
Op 16 oktober 2009 is tevens gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld de zaak van de officier van justitie tegen verdachte met parketnummer 07.607007-09.
De officier van justitie, mr. M.W. van der Borg, heeft ter terechtzitting gevorderd:
- de veroordeling van verdachte van het hem ten laste gelegde tot:
? een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Genoemde eis omvat eveneens de veroordeling van verdachte van het hem ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 07.607007-09.
- algehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], te weten een bedrag van € 1.087,25, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel;
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 augustus 2009 in de gemeente Lelystad [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een (aardappelschil)mes in zijn hand(en) genomen/gehad, en/of (vervolgens)
- dat mes boven zijn hoofd bracht en/of (vervolgens)
- in de richting van die [benadeelde partij] liep/rende, waarbij hij (verdachte) (steeds) dat mes heeft gericht/gericht gehouden op die [benadeelde partij].
BEWIJS
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Vast staat dat verdachte uit de [discotheek] is gezet. Verdachte verklaart dat hij boos was en via de zijkant van de rokerstent weer in de [discotheek] terecht is gekomen en niets weet van het blauwe aardappelschilmesje.
Aangever [aangever] heeft gezien dat verdachte agressief langs hem liep. Later blijkt [aangever] een snee in zijn duim te hebben. Hij heeft niet gezien dat hij is gestoken met een mesje. Ook verklaart hij niets over het door verdachte boven zijn hoofd brengen van dat mes of over het gericht houden van het mes op iemand. De rechtbank overweegt dat juist [aangever] de bedreiging gezien zou moeten hebben, aangezien verdachte langs hem is gelopen dan wel gerend.
Aangever [benadeelde partij], één van de portiers van [discotheek], is de enige persoon die verklaart over een mes. Hij omschrijft het mes als een aardappelschilmesje met een blauw handvat. Dit mes zou volgens aangever op de grond zijn gevallen. Aangever heeft een snee van vier centimeter op zijn been opgelopen doordat hij geraakt zou zijn door het mes.
Er zijn meerdere getuigen die verklaren dat verdachte agressief was. Echter, geen van hen verklaart een mes te hebben gezien, dat verdachte boven zijn hoofd zou hebben gebracht en waar de bedreiging uit zou kunnen bestaan. Enkel aangever [benadeelde partij] verklaart waaruit de bedreiging heeft bestaan, te weten het door verdachte boven zijn hoofd brengen van het mes, het hiermee op aangever af rennen en het mes op aangever gericht houden.
Op grond van het bovenstaande dient verdachte te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde partij] te [woonplaats] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde.
De benadeelde partij [benadeelde partij] dient in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard nu de verdachte van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het tenlastegelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De benadeelde partij [benadeelde partij] is in zijn vordering niet ontvankelijk en kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. M.C.P. de Ridder, voorzitter, mrs. M.A. Pot en A.W.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 oktober 2009.
Mr. M.A. Pot voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.