RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.607165-09 (P)
Uitspraak: 19 november 2009
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [woonplaats], thans verblijvende in de P.I. Flevoland,
Huis van Bewaring Almere Binnen te Almere.
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg op 5 november 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.J.E. Vink, en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. I. Baardman, advocaat te Amsterdam, en de verdachte naar voren is gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 mei 2009 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) - op/tegen het hoofd en/of in het gezicht, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gestompt en/of geslagen en/of
- een (hard) voorwerp tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gegooid en/of
- met een strijkbout en/of met een (stofzuigerslang)buis en/of met een hamer, in ieder geval met een hard voorwerp, op/tegen een schouder en/of op/tegen het hoofd en/of op/in het gezicht, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of geslagen (waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam) en/of
- op/tegen de billen, in ieder geval op/tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 mei 2009 in de gemeente Almere aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een neusfractuur en/of een afgebroken/ontbrekende kies van de linkerbovenkaak en/of een gescheurde onderlip en/of een gescheurd linkeroor en/of een blauw oog en/of diverse sneeën danwel verwondingen in/aan het hoofd en/of gezicht), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- op/tegen het hoofd en/of in het gezicht, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, te stompen en/of te slaan en/of
- een (hard) voorwerp tegen het lichaam aan te gooien en/of
- met een strijkbout en/of met een (stofzuigerslang)buis en/of met een hamer, in ieder geval met een hard voorwerp, op/tegen een schouder en/of op/tegen het hoofd en/of op/in het gezicht, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, te duwen en/of te slaan (waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam) en/of
- op/tegen de billen, in ieder geval op/tegen het lichaam, te trappen/schoppen.
2.
hij in de periode van 13 april 2009 tot en met 14 april 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (personen)auto (merk: Opel, type: Corsa, met kenteken: [kenteken]) heeft weggenomen een zonnebril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
3.
hij op of omstreeks 7 april 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bestel)auto (merk: Volkswagen, type: Transporter, met kenteken: [kenteken]) heeft weggenomen een fotocamera (merk: Canon) en/of een radio/cd-speler en/of een radio/cd-speler/navigatiesysteem (merk: Blaupunkt, type: Travic) en/of twee mobiele telefoons (merk: Nokia) en/of een kentekenbewijs (deel I en/of II horende bij kenteken [kenteken]) en/of een mapje (met daarin onder andere een rijbewijs en/of een identiteitskaart op naam staand van [persoon]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon] en/of [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
De rechtbank stelt de navolgende feiten vast.
Op 18 mei 2009 komt bij de politie een melding binnen dat er een persoon gewond was geraakt tijdens een vechtpartij, dat de persoon meerdere hoofdwonden had en dat zijn oor nog aan een klein stukje vel hing.
Ter plaatse, de [adres] te Almere, aangekomen treffen de verbalisanten [getuige] aan, die hen zegt: “[slachtoffer 1] heeft ruzie gehad met [verdachte]”. In de woning zien zij de hen bekende [slachtoffer 1] die drie hoofdwonden heeft en wiens bovenkleding doordrenkt was met bloed. In de woning worden op meerdere plaatsen bloedsporen aangetroffen. [slachtoffer 1] is naar het ziekenhuis vervoerd, waar hij op 19 mei 2009 gehoord is. Hij verklaart dan dat hij zwaar mishandeld is door [verdachte]. [getuige] is eveneens gehoord. Hij heeft verklaard dat [slachtoffer 1] door [verdachte] werd mishandeld.
Verdachte is op 19 mei 2009 aangehouden. Hij heeft een verklaring afgelegd die erop neerkomt dat hij die avond door [slachtoffer 1] na een woordenwisseling met een mes werd aangevallen en dat hij zich daartegen verweerd had door hem met zijn vuist en met een strijkbout te slaan. Hij heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat [getuige 2] en zijn vriendin en een meisje van wie hij de naam niet weet ook in de woning waren. [getuige 2] heeft tegenover de politie driemaal te kennen gegeven dat hij niet in de woning is geweest.
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair ten laste gelegde op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1] en van de medische verklaring wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden.
C. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair een beroep gedaan op noodweer en heeft daarbij aangevoerd dat verdachte door [slachtoffer 1] werd aangevallen met een mes en dat hij niet anders kon dan zich te verweren. Indien verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, is dat het gevolg van een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 1]. In dat geval is sprake van noodweer-exces, aldus de verdediging.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank baseert haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer 1] en van [getuige 1] , op de door de arts Sotiano opgemaakte geneeskundige verklaring en op de bevindingen van de verbalisanten Kwekkeboom en Harder . Uit genoemde verklaringen is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gebleken dat verdachte op 18 mei 2009 [slachtoffer 1] in diens woning onder meer meermalen met een strijkijzer op het hoofd en in het gezicht heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer 1] ernstig hoofdletsel heeft opgelopen. Door zijn handelen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat die [slachtoffer 1] tengevolge daarvan zou komen te overlijden.
Voor het standpunt van verdachte dat er meerdere personen in de woning aanwezig waren die de verwondingen bij [slachtoffer 1] veroorzaakt zouden kunnen hebben heeft de rechtbank geen steun kunnen vinden in de voorhanden stukken.
Op 16 april 2009 is de daarvóór via internet gedane aangifte van [slachtoffer 2] verwerkt tot een proces-verbaal. Daaruit blijkt dat zij aangifte heeft gedaan van een inbraak in haar auto op 13 of 14 april 2009 in Almere. Daarbij werd een bril ontvreemd en werd haar auto beschadigd. In de auto werd een bloedspoor aangetroffen, waarvan een monster werd onderzocht op DNA. Uit dat onderzoek is gebleken dat het DNA-profiel overeenkomt met dat van verdachte. Uit de voorhanden stukken is niet gebleken dat verdachte bij de politie is gehoord.
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 2 ten laste gelegde op grond van de aangifte en het aantreffen van DNA van verdachte op de plaats delict wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden.
C. Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend een bril uit de auto van [slachtoffer] ontvreemd te hebben. Hij heeft verklaard dat hij wel ter plaatse van het delict bij de auto van [slachtoffer] is geweest, dat hij heeft geconstateerd dat het raam al stuk was en dat hij zich heeft verwond aan de auto toen hij in de auto wilde kijken, waardoor er mogelijk bloed van hem in de auto terecht is gekomen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank kan zich verenigen met hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht. Het valt immers niet uit te sluiten dat de aanwezigheid van bloed van verdachte in de desbetreffende auto is veroorzaakt zoals door verdachte ter terechtzitting is verklaard
Ten aanzien van feit 3:
Op 7 april 2009 heeft [persoon] namens zijn werkgever [bedrijf] aangifte gedaan van diefstal uit zijn bestelauto van de in de tenlastelegging genoemde goederen. Verdachte is niet door de politie gehoord.
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 3 ten laste gelegde op grond van de aangifte en het aantreffen van DNA van verdachte op de plaats delict wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden.
C. Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting van 5 november 2009 bekend de inbraak in de auto te hebben gepleegd.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde, op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting , wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1 primair.
hij op 18 mei 2009 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen (met kracht)
- tegen het hoofd en in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en
- met een strijkbout tegen een schouder en op het hoofd en in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft geslagen (waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam) en
- tegen de billen van die [slachtoffer 1] heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
hij op 7 april 2009 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (bestel)auto (merk: Volkswagen, type: Transporter, met kenteken: [kenteken]) heeft weggenomen een fotocamera (merk: Canon) en een radio/cd-speler en een radio/cd-speler/navigatiesysteem (merk: Blaupunkt, type: Travic) en twee mobiele telefoons (merk: Nokia) en een kentekenbewijs (deel I en II, horende bij kenteken [kenteken]) en een mapje (met daarin onder andere een rijbewijs en een identiteitskaart op naam staand van [persoon]), toebehorende aan [persoon] en/of [bedrijf], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Van het onder 1 primair en 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1 primair: Poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287, juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3: Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 311, juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde heeft de verdediging een beroep op noodweer, dan wel noodweer-exces gedaan zoals hierboven bij feit 1 onder C. is omschreven.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij is van oordeel dat van een noodweersituatie geen sprake is geweest. Zo heeft verdachte verklaard dat hij is aangevallen door [slachtoffer 1] met een mes, terwijl de enige die zich in de nabijheid van verdachte bevond, [getuige 1], niet meer heeft verklaard dan dat hij gezegd heeft “pas op, hij heeft een mes”. Dat er daadwerkelijk een mes getrokken is heeft hij niet verklaard. Evenmin is er een mes aangetroffen. De rechtbank acht het daarnaast volstrekt ongeloofwaardig dat verdachte het beweerdelijke mes heeft meegenomen en weggegooid, nu hij er immers alle belang bij had dat er in de woning een mes werd gevonden.
Nu aldus geen sprake is geweest van een noodweersituatie, moet ook het beroep op noodweer-exces verworpen worden
Er zijn aldus geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
A. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, met aftrek van voorarrest, alsmede onttrekking aan het verkeer van een buis, hamer en strijkijzer en teruggave van de overige voorwerpen aan de rechtmatige eigenaar.
B. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde moet worden ontslagen van rechtsvervolging en dat hij van het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. In dat licht bezien is er een straf op zijn plaats die gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest.
C. Feit- en verdachte gerelateerde factoren
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Ten aanzien van de hoogte van de op te leggen vrijheidsstraf heeft de rechtbank mee laten wegen dat verdachte jegens zijn slachtoffer [slachtoffer 1] buitensporig geweld heeft toegepast, waarbij het niet aan verdachte te danken is dat die [slachtoffer 1] niet is overleden. Verdachte is in het recente verleden een aantal keren, mede wegens gekwalificeerde diefstal, tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur veroordeeld en daar waar het heeft geleid tot een voorwaardelijke straf, is die telkens alsnog ten uitvoer gelegd. Dat laatste heeft de rechtbank doen besluiten thans geen voorwaardelijke straf op te leggen. Zij zal, nu verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, een enigszins lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht, alles overwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen buis, hamer en strijkijzer zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank is van oordeel dat deze op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen, nu die voorwerpen niet aan verdachte toebehoren, dienen te worden geretourneerd aan de rechtmatige eigenaar, in casu [getuige].
De rechtbank zal de teruggave aan de rechtmatige eigenaar gelasten van de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde CD`s met 112 melding, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 75,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel als genoemd in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 vrijspraak bepleit, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar vordering.
De rechtbank is van oordeel dat, nu verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 751,43 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel als genoemd in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, met uitzondering van de kosten voor de aanvraag van een nieuw kenteken.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan, dat de benadeelde partij [benadeelde partij] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 3 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op de toelichting op het voegingsformulier, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 751,43, vermeerderd met de kosten die - tot op heden - worden begroot op nihil. Ten aanzien van het door de benadeelde partij genoemde kenteken gaat de rechtbank ervanuit dat de benadeelde partij kennelijk heeft bedoeld het aanvragen van het kentekenbewijs (deel I en II). Nu vaststaat dat verdachte dat bewijs heeft ontvreemd uit de auto van de benadeelde partij en dat het niet is teruggevonden, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij de door haar genoemde schade heeft geleden, zodat ook dat voor vergoeding in aanmerking komt.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts terzake van schadevergoeding aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 751,43 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
9. TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en verklaart verdachte derhalve strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan de rechtmatige eigenaar.
Veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van een bedrag van € 751,43 (zegge: zevenhonderdeenenvijftig euro en drieënveertig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 3 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 7 april 2009, tot die van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 751,43, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. M.A. Pot, voorzitter, mrs. M.A.A. ter Meer-Siebers en J.P.C. Obbink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2009.