ECLI:NL:RBZLY:2009:BL0002

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
24 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607152-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en vervalsing van geld in Almere

Op 24 september 2009 deed de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 mei 2009 een overval had gepleegd op een supermarkt in Almere. De verdachte had met een mes gedreigd tegen een caissière en een geldbedrag weggenomen. De rechtbank stelde vast dat de verdachte de overval had gepleegd met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en dat deze diefstal was voorafgegaan door bedreiging met geweld. De verdachte werd kort na de overval aangehouden, waarbij hij in het bezit was van vals geld. Tijdens de rechtszitting op 10 september 2009 werd de verdachte geconfronteerd met de bewijzen, waaronder de aangifte van de supermarkt en de verklaring van de caissière. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging met geweld bewezen was, maar sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging van het in voorraad hebben van vervalst geld, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij het oogmerk had om dit geld als echt uit te geven.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het volgen van cursussen en het zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank oordeelde dat de aard en ernst van het delict een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf vereisten, gezien de impact van de overval op de caissière en haar gevoel van veiligheid. De rechtbank besloot ook tot onttrekking aan het verkeer van de gebruikte voorwerpen, zoals het mes en de vervalste bankbiljetten, en gelastte de teruggave van de rugzak van de verdachte, aangezien deze niet vatbaar was voor verbeurdverklaring.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.607152-09 (P)
Uitspraak: 24 september 2009
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [woonplaats] thans verblijvende in de P.I. Flevoland,
Huis van Bewaring Almere Binnen te Almere.
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg op 10 september 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.J.E. Vink, en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. G. Öntas, advocaat te Lelystad, en de verdachte naar voren is gebracht.
2. DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 mei 2009 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slac[slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal,
- een (vlees)mes, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gehouden, in ieder geval aan die [slachtoffer 1] dat (vlees)mes, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, heeft getoond, in ieder geval zichtbaar voor die [slachtoffer 1] heeft vastgehouden en/of
- (vervolgens) (met) dat (vlees)mes, in ieder geval (met) dat soortgelijke voorwerp, tegen/in de linkerzij, in ieder geval tegen/in het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gedrukt/geplaatst/gezet en/of
- (daarbij/daarna) die [slachtoffer 1] de volgende woorden heeft toegevoegd:
"Doe de kassa open." en/of "Als je doet wat ik zeg, dan gebeurt er niets." althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking, terwijl hij, verdachte, een stuk mouw, in ieder geval een stuk stof, op/over zijn, verdachtes, hoofd droeg.
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 april 2009 tot en met 06 mei 2009 in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk negen bankbiljetten van 50,- euro en/of vijf bankbiljetten van 200,- euro, dat/die verdachte zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij dat/die
ontving, bekend was, (telkens) met het oogmerk om dat/die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.
3. DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
A. Vaststaande feiten
De rechtbank stelt de navolgende feiten vast.
Op 6 mei 2009 om 9.30 uur komt er bij de politie Flevoland een melding binnen dat supermarkt [winkel] in Almere overvallen is. Daarbij wordt een signalement gegeven van de dader. Om 9.50 uur die dag ziet de politie in de buurt een persoon lopen die min of meer aan het gegeven signalement voldoet. Die persoon wordt staande gehouden en gevraagd naar zijn identiteitsbewijs dat hij niet kan laten zien. Bij fouillering wordt in zijn rugtas een mes aangetroffen, waarna hij aangehouden wordt. Hij weet te ontsnappen, maar wordt in een opslagplaats voor caravans opnieuw aangehouden. De persoon blijkt verdachte te zijn. Hij wordt door de politie gehoord en bekent dat hij de overval heeft gepleegd. In zijn rugtas wordt een envelop met geld aan getroffen. Dat geld blijkt vals te zijn. Verdachte heeft erkend dat hij dat geld bij zich had en dat hij wist dat het vals geld betreft.
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard kunnen worden. Hij baseert zijn mening op de aangifte van [winkel], de verklaring van getuige [slachtoffer 1], de bekennende verklaring van verdachte en het aantreffen van het vervalste geld tijdens de fouillering van verdachte.
C. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat bij verdachte, wetende dat het om vervalst geld ging, het oogmerk ontbrak om het vervalste geld uit te geven.
E. Beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij baseert haar oordeel op de verklaring van [.] [slachtoffer 1] , de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 september 2009 en de aangifte van [aangever] namens [winkel].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 ten laste is gelegd. Bij verdachte is weliswaar vervalst geld aangetroffen, maar naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs voorhanden dat verdachte het oogmerk had om dat geld als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven. Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 september 2009 verklaard dat hij dat geld niet uit zou geven, omdat overduidelijk was dat het vals geld betrof: het watermerk ontbrak. De rechtbank acht die verklaring plausibel, temeer omdat het desbetreffende geld zich niet bij de stukken bevindt, zodat verificatie van het tegendeel niet mogelijk is. Verdachte zal dan ook van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
D. Bewezenverklaring
1.
hij op of omstreeks 06 mei 2009 in de gemeente Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan de [winkel], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, toen aldaar
- een mes in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en
- vervolgens dat mes in de linkerzij van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en
- daarbij/daarna die [slachtoffer 1] de volgende woorden heeft toegevoegd:
"Doe de kassa open." en "Als je doet wat ik zeg, dan gebeurt er niets." althans telkens woorden van gelijke aard of strekking, terwijl hij, verdachte, een stuk mouw over zijn, verdachtes, hoofd droeg.
Van het onder 1 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
5. DE STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, strafbaar gesteld bij artikel 312, juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
6. DE STRAFOPLEGGING
A. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde dat hij zich zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering, ook indien die inhouden dat hij een arbeidsvaardigheden cursus en cognitieve vaardigheden cursus gaat volgen. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de rechtbank een beslissing zal nemen op het beslag.
B. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien er een veroordeling volgt, een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd moet worden.
C. Feit- en verdachte gerelateerde factoren
Bij het vaststellen van de strafmaat en –modaliteit heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 18 augustus 2009, waaruit blijkt dat verdachte al eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft ook gelet op het de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 8 juli 2009, uitgebracht door Reclassering Nederland. Reclassering Nederland heeft in genoemd rapport geadviseerd in het vonnis een voorwaardelijk strafdeel op te nemen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde als hiervoor door de officier van justitie is verwoord.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
De rechtbank heeft daarbij mee laten wegen dat verdachte onder bedreiging met een mes bij een caissière van een supermarkt een geldbedrag heeft weggenomen, waardoor die caissière doodsangsten heeft uitgestaan. Het is aan verdachte te wijten dat haar gevoel van veiligheid ernstig verminderd is. Zij zal haar werkzaamheden nog geruime tijd, zo niet altijd, met een gevoel van onveiligheid moeten verrichten.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, teneinde daaraan de bijzondere voorwaarde te verbinden als door de officier van justitie is gevorderd.
7. BESLAG
De rechtbank is van oordeel dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde mes en de handschoen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het voorwerpen betreft met behulp van welke het feit is begaan en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde bankbiljetten dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het voorwerpen betreft die aan verdachte toebehoren en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit zijn aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde rugzak, aangezien die niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
8. TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en verklaart verdachte derhalve strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook indien dit inhoudt dat verdachte een arbeidsvaardigheden cursus en cognitieve vaardigheden cursus gaat volgen,
met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer een mes, een handschoen en 14 bankbiljetten.
Gelast de teruggave van een rugzak, merk Eastpack, aan verdachte.
Aldus gewezen door mr. M.A. Pot, voorzitter, mrs. M.A.A. ter Meer-Siebers en W. Roelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Ruitenbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 september 2009.