ECLI:NL:RBZLY:2009:BK8898
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijval van de fiscale oudedagsreserve en kennelijk onredelijk resultaat in AOW-toeslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 18 december 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zelfstandig melkveehouder en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde J. ter Welle, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank waarin werd medegedeeld dat de inkomsten van zijn partner over 2007 zouden leiden tot een wijziging van de hoogte van de AOW-toeslag. Dit besluit hield ook in dat er een bedrag van € 5.343,87 van eiser teruggevorderd zou worden. Het bezwaar van eiser werd ongegrond verklaard, waarna hij op 17 juni 2009 beroep instelde.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 oktober 2009. Eiser betoogde dat het meenemen van de vrijval van de fiscale oudedagsreserve (FOR) in de berekening van de AOW-toeslag tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt, vooral omdat de FOR was opgebouwd vóór 1 januari 2001 en vrijviel in de maand waarin zijn echtgenote 65 jaar werd. De rechtbank overwoog dat de vrijval van de FOR als inkomsten uit arbeid moet worden aangemerkt en dat het aan de Sociale Verzekeringsbank is om de fiscale nettowinst als basis voor de AOW-toeslag te hanteren.
De rechtbank concludeerde dat de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank niet onredelijk was, aangezien de vrijval van de FOR een onderdeel van de fiscale nettowinst vormt. De rechtbank vond steun in eerdere jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en oordeelde dat de opbouw van de FOR met inkomen uit arbeid is verworven en dat de vrijval niet kan worden genegeerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.