ECLI:NL:RBZLY:2009:BK8550

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
7 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607247-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met voorwaardelijk opzet in Lelystad

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 7 december 2009, stond de verdachte terecht voor poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 augustus 2009 in Lelystad, waarbij de verdachte meerdere keren een persoon, aangeduid als [slachtoffer], heeft geslagen en geschopt, en haar keel heeft dichtgeknepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij aan de haren van het slachtoffer heeft getrokken, en heeft hem daarvan vrijgesproken. De rechtbank oordeelde echter dat de handelingen van de verdachte, waaronder het slaan en schoppen, wel degelijk gericht waren op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en dat hij zich daarmee blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar letsel zou oplopen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 77 dagen had geëist, niet volledig overgenomen. Gezien de ernst van het geweld en het strafrechtelijke verleden van de verdachte, heeft de rechtbank besloten om een gevangenisstraf van 107 dagen op te leggen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de impact op het slachtoffer. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.607247-09
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 december 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [woonplaats].
Raadsman mr. A. Taner advocaat te Lelystad.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 november 2009.
verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Taner.
De officier van justitie, mr. G. Veenstra, de raadsman en verdachte hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
Verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2009 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meerdere malen, althans éénmaal,
- in het gezicht, althans tegen het lichaam, heeft gestompt/geslagen en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond zat/lag) tegen de rug, althans tegen het lichaam, heeft geschopt en/of
- aan de haren (omhoog) heeft getrokken en/of
- de keel heeft dichtgeknepen en/of
- bij de keel/hals heeft vastgepakt en vervolgens omhoog heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 augustus 2009 in de gemeente Lelystad opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meerdere malen, althans éénmaal,
- in het gezicht, althans tegen het lichaam, heeft gestompt/geslagen en/of
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond zat/lag) tegen de rug, althans tegen het lichaam, heeft geschopt en/of
- aan de haren (omhoog) heeft getrokken en/of
- de keel heeft dichtgeknepen en/of
- bij de keel/hals heeft vastgepakt en vervolgens omhoog heeft getrokken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.2 De bewijsoverwegingen
Ten aanzien van hetgeen primair aan verdachte ten laste is gelegd is door de raadsman aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aan de haren van [slachtoffer] heeft getrokken en haar keel heeft dichtgeknepen zoals de tenlastelegging doet voorkomen onder het derde en vierde gedachtestreepje. Verdachte heeft deze handelingen ontkend en hiervoor bevindt zich geen bewijs in het dossier. De overige gedachtestreepjes betreffen geen handelingen waaruit zwaar lichamelijk lestel kan voortvloeien, zo betoogt de raadsman. Primair bepleit hij daarom vrijspraak van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
De rechtbank acht het trekken aan de haren van het slachtoffer niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan (partieel) vrijspreken.
Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer tweemaal heeft geslagen, een schop heeft gegeven en het slachtoffer bij de keel heeft vastgepakt en vervolgens omhoog heeft getrokken. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij denkt dat hij kracht heeft gezet bij het vastpakken van de keel van het slachtoffer en dat hij uit pure boosheid heeft gehandeld.
Gezien het waarneembare letsel en de verklaring van verdachte dat hij de keel van het slachtoffer heeft vastgepakt uit pure boosheid acht de rechtbank de verklaring van het slachtoffer – dat verdachte haar keel heeft dichtgeknepen – geloofwaardig. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de keel van het slachtoffer heeft dichtgeknepen.
De hiervoor omschreven handelingen – het (meermalen) slaan in het gezicht, het schoppen tegen de rug, het dichtknijpen van de keel en het bij de keel vastpakken en vervolgens omhoog trekken– kunnen, indien zij worden doorgezet, zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben en zijn daarmee uitvoeringshandelingen van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De handelingen van verdachte moeten, gezien hun verschijningsvorm, ook geacht worden daarop gericht te zijn geweest. In ieder geval heeft verdachte, door aldus te handelen, zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt.
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 16 augustus 2009 in de gemeente Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
- meerdere malen in het gezicht heeft geslagen en
- (terwijl die [slachtoffer] op de grond zat) tegen de rug heeft geschopt en
- de keel heeft dichtgeknepen en
- bij de keel heeft vastgepakt en vervolgens omhoog heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het volgende strafbare feit op:
Primair.
Poging tot zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van de aanwezigheid van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 77 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij een onvoorwaardelijk strafdeel gelijk aan de voorlopige hechtenis zoals door de officier van justitie is gevorderd. De raadsman heeft echter bepleit een andere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, zoals een taakstraf.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen het grove karakter van het geweld dat verdachte heeft toegepast op het slachtoffer.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijke verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
De rechtbank acht het noodzakelijk een langere voorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw geweldsdelicten te plegen ten aanzien van het slachtoffer – welke eerder slachtoffer is geworden van een door verdachte begaan geweldsmisdrijf – en andere personen in de maatschappij.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 28 oktober 2009;
- een de verdachte betreffend vroeghulpinterventierapport d.d. 18 augustus 2009 uitgebracht door T. Clarke, reclasseringswerker van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering;
- een de verdachte betreffend adviesrapport d.d. 24 augustus 2009 uitgebracht door T. Clarke, reclasseringwerker van het Leger des Heils jeugdzorg & Reclassering.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 107 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.P. de Ridder, voorzitter, mr. A.W.M. van Hoof en mr. W.F. Roelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 december 2009.