RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.607212-09 (P)
Uitspraak: 27 oktober 2009
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in P.I. De Berg te Arnhem.
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg op 13 oktober 2009.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.J.W.M. Janssen, en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Almere, en de verdachte naar voren is gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 juli 2009 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet een pistool, in elk geval een vuurwapen uit zijn tas heeft gehaald en/of dit pistool heeft doorgeladen en/of (vervolgens) dit pistool heeft gericht op voornoemde [slachtoffer 1] en/of de trekker van dit pistool heeft overgehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
hij op of omstreeks 11 juli 2009 in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een pistool, in elk geval een vuurwapen gericht op die [slachtoffer 1] en/of dit pistool doorgeladen en/of de trekker van dit pistool
overgehaald en/of dreigend de woorden toegevoegd :"Schiet hem niet in zijn gezicht, maar in zijn rug.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
[medeverdachte] op of omstreeks 11 juli 2009 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door die [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet een pistool, in elk geval een vuurwapen uit zijn tas heeft gehaald en/of dit pistool heeft doorgeladen en/of (vervolgens) dit pistool heeft gericht op voornoemde [slachtoffer 1] en/of de trekker van dit pistool heeft overgehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot/bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk
behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door opzettelijk voornoemd pistool aan die [medeverdachte] te overhandigen/aan te reiken;
2.
hij op of omstreeks 11 juli 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk BBM, type 315 auto), en/of munitie van categorie III, te weten zes, in elk geval een aantal patronen, voorhanden heeft gehad;
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging in de zesde regel (van het onder 1. tweede alternatief) "[slachtoffer 1]" in plaats van "[slachtoffer 1]". De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
De rechtbank stelt de hierna volgende feiten vast.
Op 11 juli 2009 kregen verbalisanten Gerritsma en Knol de melding dat gevochten werd bij de V&D te Almere. De verbalisanten zijn naar de betreffende locatie gegaan en aldaar aangekomen zag men een opstootje tussen meerdere personen. Enkele seconden na aankomst, zag verbalisant Gerritsma een zwart voorwerp bij voornoemde personen vandaan komen. Hij constateerde dat het de vorm had van een handvuurwapen. Hij heeft zijn voet op het vuurwapen gezet en gehouden toen een jongen met een wit shirt en donker haar zijn kant uit kwam lopen. Een vrouw zei: “Hem moet je hebben.”, terwijl zij wees naar de jongen met het witte shirt en donkere haar. Verbalisant Knol heeft deze jongen aangehouden . Het bleek te gaan om verdachte .
De inmiddels ter plaatse gekomen verbalisant Soerka heeft medeverdachte [medeverdachte] aangehouden ter zake het voorhanden hebben van een vuurwapen .
Op 15 juli 2009 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van poging tot doodslag. Dit zou zijn gepleegd door een jongen met een wit shirt, licht getint uiterlijk en krullend haar . Verdachte heeft ter terechtzitting van 13 oktober 2009 verklaard dat hij de avond van 11 juli 2009 een wit t-shirt droeg en dat hij die avond een vuurwapen in handen heeft gehad en daarmee heeft gericht op [slachtoffer 1].
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht al hetgeen verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2009 inhoudende dat hij het vuurwapen in handen had en daarmee heeft gericht op aangever [slachtoffer 1]. Aangever [slachtoffer 1] en getuige [getuige] hebben een klikgeluid gehoord. Het wapen is aangetroffen met de slede naar achteren. Het wapen was geladen. Het klikgeluid kan alleen veroorzaakt zijn doordat verdachte heeft getracht de trekker over te halen.
Ten aanzien het onder 2. ten laste gelegde heeft de officier van justitie verwezen naar de bekennende verklaring van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] en het proces-verbaal van de technische recherche van de politie Flevoland.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, voor zover het het onder 2. ten laste gelegde betreft.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1. eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde, te weten een poging tot doodslag. Zij heeft daartoe het hierna volgende aangevoerd.
Verdachte heeft de trekker niet overgehaald. [getuige] kan geen klikgeluid hebben gehoord, omdat ze 8 tot 10 meter van verdachte vandaan stond. [slachtoffer 1] verklaarde pas over het klikgeluid nadat hij van het politiebureau vandaan kwam. De verklaringen van de getuigen zijn niet betrouwbaar en inconsistent en moeten van het bewijs worden uitgesloten. Er blijft dan ook onvoldoende bewijs over om tot de conclusie te komen dat sprake is van een poging tot doodslag. Wat overblijft is het dreigen met het pistool, hetgeen verdachte bekend heeft.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek op voornoemde zitting naar voren is gebracht.
Feit 1. eerste cumulatief/alternatief:
Voorzover er al sprake is geweest van een klikkend geluid veroorzaakt door het vuurwapen op het moment dat medeverdachte [verdachte] dit vuurwapen in handen had acht de rechtbank onvoldoende bewijs voorhanden dat [verdachte] heeft getracht de trekker van het wapen over te halen om [slachtoffer 1] neer te schieten en zodoende van het leven te beroven.
Reeds op grond hiervan dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Feit 1. derde cumulatief/alternatief:
Het vorenstaande houdt in dat ook de ten laste gelegde medeplichtigheid aan poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 1. tweede cumulatief/alternatief:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 13 oktober 2009 bekend dat hij het vuurwapen in zijn hand had en daarmee op [slachtoffer 1] heeft gericht. [slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte bij de politie verklaard dat hij bang was en zich bedreigd voelde toen verdachte het pistool op hem richtte.
Feit 2.:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het hierna volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 13 oktober 2009 bekend het vuurwapen bij zich te hebben gehad. Uit onderzoek is gebleken dat dit vuurwapen een pistool betreft, zijnde een wapen van de categorie III (merk BBM, type 315 auto). De aangetroffen zes patronen betreffen munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1. tweede cumulatief/alternatief en onder 2. ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1. tweede cumulatief/alternatief:
hij op 11 juli 2009 in de gemeente Almere [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een pistool gericht op die [slachtoffer 1].
2.:
hij op 11 juli 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk BBM, type 315 auto), en munitie van categorie III, te weten zes patronen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1. en 2. meer of anders ten laste is gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Feit 1. tweede cumulatief/alternatief:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2.:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
De officier van justitie, mr. C.J.W.M. Janssen, heeft ter terechtzitting gevorderd:
- de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1. en 2. ten laste tot:
? een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- ter zake de op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen:
? onttrekking aan het verkeer van het vuurwapen;
De verdediging heeft verzocht om een lagere straf op te leggen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat, hoewel noodweer of noodweerexces niet kan worden aangenomen, verdachte zich wel heeft moeten verdedigen tegen de groep mensen waartoe tevens aangever [slachtoffer 1] behoorde door deze groep op afstand te houden.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de hierna te noemen beslissing passend.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte op lichtvaardige wijze het vuurwapen van zijn medeverdachte heeft gepakt, hiermee is teruggegaan naar de groep personen die hem aanviel en het pistool op hen heeft gericht terwijl hij zich op de openbare weg bevond. Verdachte is niet weggelopen om verdere escalatie te voorkomen.
Hieruit blijkt dat het ongecontroleerde bezit van verboden vuurwapens onaanvaardbare risico’s met zich meebrengt, nu het voorhanden hebben van een wapen ook in dit geval een drempelverlagende werking heeft gehad om met het gebruik daarvan te dreigen.
Aan de andere kant weegt de rechtbank als strafverlichtend mee dat verdachte vóórdat hij besloot het vuurwapen ter hand te nemen door een aantal personen is belaagd en flink geweld jegens hem is gebruikt, met name door [slachtoffer 1] die verdachte heeft geslagen en geschopt, zoals blijkt uit de videobeelden die ter terechtzitting zijn getoond.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening verder gehouden met:
- een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 september 2009, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een pistool met munitie, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1. tweede cumulatief/alternatief en 2. bewezenverklaarde feiten met betrekking tot die voorwerpen is begaan. Het ongecontroleerde bezit van voormelde, inbeslaggenomen voorwerpen is in strijd met de wet.
De oplegging van de straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36d, 47, 55 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
De onder 1. eerste cumulatief/alternatief en derde cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten zijn niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De onder 1. tweede cumulatief/alternatief en onder 2. ten laste gelegde feiten zijn bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1. tweede cumulatief/alternatief en onder 2. meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
De tijd, door verdachte voor de ten uitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwapen en bijbehorende munitie.
Aldus gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mrs. J.P.C. Obbink en C.P. Lunter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2009.