ECLI:NL:RBZLY:2009:BK8494

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607208-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pogingen tot inbraak en diefstal in Almere met geweldsvoorbereiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 oktober 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 juli 2009 in Almere betrokken was bij meerdere pogingen tot inbraak en diefstal. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van deze misdrijven, waarbij zij samen met anderen probeerde in te breken in woningen en goederen te stelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende tijdstippen in de nacht van 10 juli 2009, in vereniging met anderen, heeft geprobeerd toegang te krijgen tot woningen door middel van braak, verbreking of inklimming. De verdachte heeft daarbij geprobeerd een tuindeur en een raam open te breken, en heeft ook een fiets en een boormachine uit een schuur gestolen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van één van de ten laste gelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.607208-09 [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 oktober 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [woonplaats].
Raadsman mr. H. Gase advocaat te Almere.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 oktober 2009, waarbij de officier van justitie, mr. C.J.W.M. Janssen, de verdachte en haar raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 10 juli 2009 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (ongeveer) 05:12 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, gelegen aan de [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, in elk geval datgene wat van haar/hun gading zou blijken te zijn, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen, onder haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van haar mededader(s), althans alleen met een breekvoorwerp heeft getracht een tuindeur open te breken/te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op of omstreeks 10 juli 2009 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (ongeveer) 04:30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, in elk geval datgene wat van haar/hun gading zou blijken te zijn, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van haar mededader(s), althans alleen met een breekvoorwerp heeft getracht om een raam van voornoemde woning open te breken/te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij op of omstreeks 10 juli 2009 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (ongeveer) 01.44 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, in elk geval datgene wat van haar/hun gading zou blijken te zijn, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van haar mededader(s), althans alleen een raam van voornoemde woning heeft stukgegooid/stukgemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
zij op of omstreeks 10 juli 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een schuur behorende bij een) woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een fiets en/of een boormachine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
zij op of omstreeks 10 juli 2009 in de gemeente Almere ter voorbereiding van het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, in elk geval datgene wat van haar/hun gading zou blijken te zijn, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 5], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, opzettelijk een of meer mes(sen) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Vaststaande feiten
Op 10 juli 2009 te 04.30 uur kregen verbalisanten Schoemaker en Beek de opdracht om te gaan naar de [adres] te Almere alwaar een getuige had gezien dat drie personen bezig waren om bij voornoemde woning in te breken. Ter plaatse zien verbalisanten bij de poortdeur een mes liggen. Tijdens het gesprek met de melder, te weten de bewoner van de [adres], kregen de verbalisanten wederom melding van een inbraak op heterdaad waarbij de melder achter de verdachten aan was gegaan.
Deze inbraak zou plaatsvinden op het adres [adres] te Almere. Verbalisanten gaan in de richting van dat adres en komen binnen een minuut de melder, te weten de bewoner van voormeld adres, tegen op de [weg] te Almere.
De melder geeft signalementen door en geeft de richting aan waarin de groep is gevlucht. Verbalisanten zien vervolgens een tweetal personen lopen die voldeden aan het door de melder opgegeven signalement.
Na een korte achtervolging worden de medeverdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] aangehouden. Een van de medeverdachten draagt een tas met drie messen welke overeen komen met het mes die was aangetroffen in de achtertuin van de [adres] te Almere.
Op 9 juli 2009 en 10 juli 2009 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van poging tot inbraak in zijn woning aan de [adres] te Almere.
Op 10 juli 2009 heeft [benadeelde partij 1] aangifte gedaan van poging tot inbraak in haar woning aan de [adres] te Almere.
Eveneens op 10 juli 2009 heeft [persoon] namens [slachtoffer 2] aangifte gedaan van poging tot inbraak in de woning van [slachtoffer 2] aan de [adres] te Almere.
[slachtoffer 2] is als benadeelde gehoord.
Op 29 juli 2009 heeft [benadeelde partij 2] aangifte gedaan van diefstal van een fiets en een boormachine uit de schuur gelegen bij haar woning aan de [adres] te Almere.
De medeverdachten [verdachte] en [medeverdachte] hebben verklaard dat zij een vrouw wilden beroven die het casino had bezocht op 10 juli 2009. Na onderzoek blijkt het beoogde slachtoffer [slachtoffer 5] te zijn, waarna op 25 augustus 2009 [slachtoffer 5] aangifte doet van een poging tot straatroof.
Op 16 juli 2009 is medeverdachte [medeverdachte] aangehouden nadat hij zich op het politiebureau had gemeld. Op diezelfde dag is medeverdachte [medeverdachte] aangehouden.
Op 11 augustus 2009 is medeverdachte [medeverdachte] aangehouden.
Alle verdachten hebben verklaringen afgelegd, waarin zij allen te kennen geven gedurende het plegen van de ten laste gelegde feiten de gehele tijd bij elkaar te zijn geweest.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 3. ten laste gelegde, maar acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het overige haar ten laste gelegde heeft begaan.
De officier van justitie baseert zich daarbij op de gedane aangiftes en de bekennende verklaringen van verdachte en haar medeverdachten.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van feit 3, evenals de officier van justitie.
De verdediging heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd ten aanzien van de feiten 1, 2 en 5.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging vrijspraak bepleit, aangezien verdachte zich aan deze diefstal heeft onttrokken. Verdachte wist niet van dit feit en heeft daar niets van gezien.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 13 oktober 2009;
- de aangifte van [benadeelde partij 1].
Feit 2.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 13 oktober 2009;
- de aangifte van [persoon] namens [slachtoffer 2].
Feit 3.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3. ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte dan ook dit feit vrijspreken.
Feit 4.
Verdachte en haar medeverdachten hebben met opzet samengewerkt tot het verrichten van de strafbare gedragingen. Verdachte was aanwezig toen de plannen tot inbraak werden bedacht en heeft zich niet gedistantieerd van het voornemen om delicten te begaan. Verdachte is, in de wetenschap dat er (pogingen tot) inbraken zouden worden gepleegd, met vier anderen midden in de nacht op pad gegaan met dat doel en is vervolgens in die nacht deel uit blijven maken van die groep. Alle verdachten waren aanwezig bij de uitvoering van het delict en verdachte heeft zich daar niet van gedistantieerd, ofschoon hier wel mogelijkheid toe was.
Door aldus te handelen is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanige nauwe, volledige en bewuste samenwerking dat medeplegen kan worden bewezen.
De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 13 oktober 2009
- de aangifte van [slachtoffer 5].
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met betrekking tot de feiten 1, 2 en 5 met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 10 juli 2009 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, gelegen aan de [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [benadeelde partij 1], en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met haar mededaders, met een breekvoorwerp heeft getracht een tuindeur te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
op 10 juli 2009 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 2], en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met haar mededaders, met een breekvoorwerp heeft getracht om een raam van voornoemde woning open te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
op 10 juli 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit (een schuur behorende bij een) woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een fiets en een boormachine, toebehorende aan [benadeelde partij 2], waarbij verdachte en haar mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van inklimming.
5.
op 10 juli 2009 in de gemeente Almere ter voorbereiding van het misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, toebehorende aan [slachtoffer 5], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 5], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, opzettelijk messen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1.
Poging tot diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking of inklimming, strafbaar gesteld bij de artikelen 311, juncto de artikelen 310 en 45 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 2.
Poging tot diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking of inklimming, strafbaar gesteld bij de artikelen 311, juncto de artikelen 310 en 45 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 4.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn heeft gebracht door middel van inklimming, strafbaar gesteld bij de artikelen 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 5.
Medeplegen van voorbereiding van diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, strafbaar gesteld bij artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voor¬waarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen haar te geven door of namens de Reclassering.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte een gevangenisstraf op te leggen conform de reeds door verdachte ondergane voorarrest met eventueel een voorwaardelijk deel om begeleiding door de Reclassering mogelijk te maken. Daarnaast heeft de raadsman de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat zij geen politie en/of justitie contacten heeft gehad.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte en haar medeverdachten hebben midden in de nacht getracht (meerdere malen) in te breken in diverse woningen. Bovendien heeft verdachte met haar medeverdachten een fiets en een boormachine uit een schuur gelegen bij een woning gestolen. Dit zijn ergerlijke feiten die bij de gedupeerden schade veroorzaken. Dit, alsmede de schending van de privacy van de eigen woning, heeft verdachte ondergeschikt gemaakt aan haar drang naar geldelijk gewin. Door aldus te handelen draagt verdachte bovendien bij aan in de samenleving heersende gevoelens van onrust en onveiligheid.
Verdachte en haar medeverdachten hebben messen voorhanden gehad met het doel deze te gebruiken voor het plegen van een diefstal met geweld. Dit soort misdrijven tast het gevoel van veiligheid in het algemeen aan en dat van de slachtoffers in het bijzonder. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke delicten nog lang belastende psychische gevolgen hiervan kunnen ondervinden.
Verdachte is, blijkens de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, geheel aan deze gevolgen voorbij gegaan.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een voorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank acht het, mede gelet op haar opleiding en verdere ontwikkeling, onwenselijk om verdachte – na de schorsing van de voorlopige hechtenis – thans nog een (nog te ondergane) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank heeft ten voordele van verdachte rekening gehouden met het gegeven dat zij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank acht een flinke werkstraf daarentegen wel passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 september 2009;
- een de verdachte betreffend Voorlichtingsrapport d.d. 9 oktober 2009 uitgebracht door M. Pieffers, reclasseringswerker van de Reclassering Nederland.
8 De benadeelde partij
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 1] geheel toe te wijzen – hoofdelijk – alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft de officier van justitie gevorderd tot toewijzing – hoofdelijk – tot een bedrag van [bedrag], alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer tot voornoemd bedrag en de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk te verklaren in de vordering
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toegewezen kan worden.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft de verdediging de afwijzing van de vordering bepleit, omdat deze niet eenvoudig van aard is, aangezien er twee maal schadevergoeding wordt gevraagd voor de diefstal van één fiets en de boormachine aan de benadeelde partij is geretourneerd.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van [bedrag].
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van [bedrag] een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van [bedrag].
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van [bedrag] een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank telkens tevens de schademaatregel opleggen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f, 45, 46, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
- veroordeelt verdachte eveneens tot een werkstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van
[bedrag] ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], [bedrag] te betalen, bij niet betaling te vervangen door [aantal dagen] hechtenis, met
dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] van [bedrag], ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], [bedrag] te betalen, bij niet betaling te vervangen door [aantal dagen] hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.C. Obbink, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. C.P. Lunter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 oktober 2009.