ECLI:NL:RBZLY:2009:BK8453

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607242-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak en diefstal in Almere met geweldsvoorbereiding

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 oktober 2009, is de verdachte beschuldigd van meerdere pogingen tot inbraak en diefstal in de gemeente Almere op 10 juli 2009. De tenlastelegging omvat vijf feiten, waarbij de verdachte samen met anderen heeft geprobeerd in te breken in woningen en goederen te stelen, waaronder een fiets en een boormachine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende tijdstippen in de vroege ochtend heeft geprobeerd toegang te krijgen tot woningen door middel van braak, verbreking en inklimming. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd, maar stelde dat hij zich niets meer kon herinneren van de gebeurtenissen door geheugenverlies als gevolg van hersenbeschadiging.

De rechtbank heeft de feiten beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte voor vier van de vijf ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend schuldig was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het derde feit, omdat dit niet bewezen kon worden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het strafrechtelijk verleden van de verdachte in overweging genomen en oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de rechtbank bepaalde dat de vorderingen van sommige benadeelde partijen niet ontvankelijk waren in dit strafgeding en dat zij hun vorderingen bij de burgerlijke rechter moesten indienen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.607242-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 oktober 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland, Huis van Bewaring Lelystad te Lelystad.
Raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuipers advocaat te Amsterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 oktober 2009, waarbij de officier van justitie, mr. C.J.W.M. Janssen, verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 juli 2009 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (ongeveer) 05:12 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, gelegen aan de [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, in elk geval datgene wat van zijn/hun gading zou blijken te zijn, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen, onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met een breekvoorwerp heeft getracht een tuindeur open te breken/te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 10 juli 2009 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (ongeveer) 04:30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, in elk geval datgene wat van zijn/hun gading zou blijken te zijn, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen met een breekvoorwerp heeft getracht om een raam van voornoemde woning open te breken/te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 10 juli 2009 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (ongeveer) 01.44 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, in elk geval datgene wat van zijn/hun gading zou blijken te zijn, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een raam van voornoemde woning heeft stukgegooid/stukgemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 10 juli 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een schuur behorende bij een) woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een fiets en/of een boormachine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 10 juli 2009 in de gemeente Almere ter voorbereiding van het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, in elk geval datgene wat van zijn/hun gading zou blijken te zijn, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 5], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, opzettelijk een of meer mes(sen) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Vaststaande feiten
Op 10 juli 2009 te 04.30 uur kregen verbalisanten Schoemaker en Beek de opdracht om te gaan naar de [adres] te Almere alwaar een getuige had gezien dat drie personen bezig waren om bij voornoemde woning in te breken. Ter plaatse zien verbalisanten bij de poortdeur een mes liggen. Tijdens het gesprek met de melder, te weten de bewoner van de [adres], kregen de verbalisanten wederom melding van een inbraak op heterdaad waarbij de melder achter de verdachten aan was gegaan.
Deze inbraak zou plaatsvinden op het adres [adres] te Almere. Verbalisanten gaan in de richting van dat adres en komen binnen een minuut de melder, te weten de bewoner van voormeld adres, tegen op de [weg] te Almere.
De melder geeft signalementen door en geeft de richting aan waarin de groep is gevlucht. Verbalisanten zien vervolgens een tweetal personen lopen die voldeden aan het door de melder opgegeven signalement.
Na een korte achtervolging worden de medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] aangehouden. Een van de medeverdachten draagt een tas met drie messen welke overeen komen met het mes die was aangetroffen in de achtertuin van de [adres] te Almere.
Op 9 juli 2009 en 10 juli 2009 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van poging tot inbraak in zijn woning aan de [adres] te Almere.
Op 10 juli 2009 heeft [benadeelde partij 1] aangifte gedaan van poging tot inbraak in haar woning aan de [adres] te Almere.
Eveneens op 10 juli 2009 heeft [persoon] namens [slachtoffer 2] aangifte gedaan van poging tot inbraak in de woning van [slachtoffer 2] aan de [adres] te Almere.
[slachtoffer 2] is als benadeelde gehoord.
Op 29 juli 2009 heeft [benadeelde partij 2] aangifte gedaan van diefstal van een fiets en een boormachine uit de schuur gelegen bij haar woning aan de [adres] te Almere.
De medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] hebben verklaard dat zij een vrouw wilden beroven die het casino had bezocht op 10 juli 2009. Na onderzoek blijkt het beoogde slachtoffer [slachtoffer 5] te zijn, waarna op 25 augustus 2009 [slachtoffer 5] aangifte doet van een poging tot straatroof.
Op 16 juli 2009 is medeverdachte [medeverdachte] aangehouden nadat hij zich op het politiebureau had gemeld. Op diezelfde dag is verdachte aangehouden.
Op 11 augustus 2009 is verdachte [verdachte] aangehouden.
Alle verdachten hebben verklaringen afgelegd, waarin zij allen te kennen geven gedurende het plegen van de ten laste gelegde feiten de gehele tijd bij elkaar te zijn geweest.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 3. ten laste gelegde, maar acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het overige hem ten laste gelegde heeft begaan.
De officier van justitie baseert zich daarbij op de gedane aangiftes en de bekennende verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van feit 3, evenals de officier van justitie.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de overige feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Echter verdachte lijdt aan geheugenverlies door hersenbeschadiging.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
Algemeen.
Bij de politie heeft verdachte een uitgebreide en gedetailleerde bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van de hem ten laste gelegde feiten 1, 2, 4 en 5. Het verhoor bij de politie is voor het merendeel gerelateerd in de vorm van vragen en antwoorden. De rechtbank gaat er vanuit dat hetgeen is gerelateerd door de verhorende ambtenaar wellicht niet letterlijk is gezegd, maar wel inhoudelijk correct weergeeft wat door de verdachte is verklaard. Immers, niet alleen is het proces-verbaal door de opsporingsambtenaar op ambtseed opgemaakt, uit dit proces-verbaal blijkt tevens dat verdachte in de gelegenheid is geweest van de inhoud daarvan kennis te nemen. Verdachte heeft dit proces-verbaal ook ondertekend, waaruit zijn instemming met het gerelateerde blijkt.
Verdachte heeft bij de politie uit vrije wil een gedetailleerde verklaring afgelegd en zijn verklaring bij de politie vindt bovendien op meerdere punten steun in de verklaringen van de medeverdachten en de overige processtukken.
De verklaring van verdachte dat hij zich thans niets meer van de bewuste nacht herinnert doet daaraan niet af. De rechtbank acht de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie geloofwaardig en zal deze dan ook gebruiken als bewijsmiddel.
Feit 1.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie;
- de aangifte van [benadeelde partij 1].
Feit 2.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie;
- de aangifte van [persoon] namens [slachtoffer 2].
Feit 3.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3. ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte dan ook van het onder 3. ten laste gelegde feit vrijspreken.
Feit 4.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie;
- de aangifte van [benadeelde partij 2].
Feit 5.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende van verdachte afgelegd bij de politie;
- de aangifte van [slachtoffer 5].
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 10 juli 2009 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, gelegen aan de [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [benadeelde partij 1], en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met zijn mededaders, met een breekvoorwerp heeft getracht een tuindeur te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
op 10 juli 2009 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 2], en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met zijn mededaders, met een breekvoorwerp heeft getracht om een raam van voornoemde woning open te forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
op 10 juli 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit (een schuur behorende bij een) woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een fiets en een boormachine, toebehorende aan [benadeelde partij 2], waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van inklimming.
5.
op 10 juli 2009 in de gemeente Almere ter voorbereiding van het misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, toebehorende aan [slachtoffer 5], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 5], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, opzettelijk messen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1.
Poging tot diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking of inklimming, strafbaar gesteld bij de artikelen 311, juncto de artikelen 310 en 45 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 2.
Poging tot diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking of inklimming, strafbaar gesteld bij de artikelen 311, juncto de artikelen 310 en 45 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 4.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn heeft gebracht door middel van inklimming, strafbaar gesteld bij de artikelen 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 5.
Medeplegen van voorbereiding van diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, strafbaar gesteld bij artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank gevraagd rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten zijn medische toestand. De verdediging heeft bepleit verdachte een gevangenisstraf op te leggen conform de reeds door verdachte ondergane voorarrest met eventueel een voorwaardelijk deel.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte en zijn medeverdachten hebben midden in de nacht getracht in te breken in diverse woningen. Bovendien heeft verdachte met zijn medeverdachten een fiets en een boormachine uit een schuur gelegen bij een woning gestolen. Dit zijn ergerlijke feiten die bij de gedupeerden schade veroorzaken. Dit, alsmede de schending van de privacy van de eigen woning, heeft verdachte ondergeschikt gemaakt aan zijn drang naar geldelijk gewin. Door aldus te handelen draagt verdachte bovendien bij aan in de samenleving heersende gevoelens van onrust en onveiligheid.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben messen voorhanden gehad met het doel deze te gebruiken voor het plegen van een diefstal met geweld. Dit soort misdrijven tast het gevoel van veiligheid in het algemeen aan en dat van de slachtoffers in het bijzonder. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke delicten nog lang belastende psychische gevolgen hiervan kunnen ondervinden.
Verdachte is, blijkens de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, geheel aan deze gevolgen voorbij gegaan en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. De rechtbank rekent verdachte zijn betrokkenheid hierbij zwaar aan.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 september 2009.
8 De benadeelde partij
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 1] geheel toe te wijzen – hoofdelijk – alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft de officier van justitie gevorderd tot toewijzing – hoofdelijk – tot een bedrag van € [bedrag], alsmede oplegging van de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van dit slachtoffer tot voornoemd bedrag en de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk te verklaren in de vordering
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € [bedrag].
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € [bedrag] een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van € [bedrag].
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € [bedrag] een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank telkens tevens de schademaatregel opleggen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 45, 46, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] van
€ [bedrag] ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], € [bedrag] te betalen, bij niet betaling te vervangen door [aantal dagen] hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] van € [bedrag], ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], € [bedrag] te betalen, bij niet betaling te vervangen door [aantal dagen] hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.C. Obbink, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. C.P. Lunter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 oktober 2009.