RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.601064-09 (P)
Uitspraak : 17 december 2009
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 december 2009, waarbij de officier van justitie, mr. M.A. Bult, de verdachte en de raadsvrouw van verdachte,
mr. E. Uijt de boogaardt, advocaat te Emmeloord, hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 01 april 2009 in de gemeente Dronten als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Vossemeerdijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl haar zicht werd beperkt door dichte mist, ter hoogte van of in een bocht op die Vossemeerdijk, teneinde twee vrachtauto's in te halen, te gaan rijden op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft, terwijl op dat moment een motorrijtuig (personenauto van het merk Skoda) over voornoemde weghelft haar tegemoet kwam rijden en/of haar reeds dicht was genaderd, waardoor zij, verdachte, is gebotst/aangereden en/of aangegleden tegen voornoemd tegemoetkomend motorrijtuig, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten ribfracturen en/of een wervelfractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 01 april 2009 in de gemeente Dronten als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Vossemeerdijk, terwijl haar zicht werd beperkt door dichte mist, ter hoogte van of in een bocht op die Vossemeerdijk, teneinde twee vrachtauto's in te halen, te gaan rijden op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft, terwijl op dat moment een motorrijtuig (personenauto van het merk Skoda) over voornoemde weghelft haar tegemoet kwam rijden en/of haar reeds dicht was genaderd, waardoor zij, verdachte, is gebotst/aangereden en/of aangegleden tegen voornoemd tegemoetkomend motorrijtuig, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De vaststaande feiten
Verdachte reed op 1 april 2009 in een personenauto van het merk Volkswagen, type Polo, over de Vossemeerdijk te Dronten in oostelijke richting. Uit de tegemoetkomende richting kwam een personenauto van het merk Skoda, type Octavia. Ten gevolge van mist was er een ernstige belemmering van het zicht. Volgens het KNMI was er minder dan 100 m zicht ter plaatse. Verdachte reed met haar voertuig achter een vrachtwagen. Deze vrachtwagen haalde zij in, waarna zij zag dat er wederom een vrachtwagen voor haar reed. Zij is eerst nog tussen de vrachtwagens in gaan rijden. Vervolgens is verdachte deze tweede vrachtwagen ook in gaan halen. Tijdens deze inhaalmanoeuvre reed een Skoda, type Octavia met als bestuurder de [bestuurder] met twee inzittenden in tegengestelde richting. Verdachte en de [bestuurder] weken beiden uit naar dezelfde berm, respectievelijk de linker- en rechterberm, waar verdachte frontaal tegen de Skoda, type Octavia aanreed. Uit het ingestelde onderzoek bleek dat verdachte 240 meter had moeten kunnen overzien, wilde zij veilig inhalen. Op de plaats waar verdachte haar inhaalmanoeuvre begon, maakte de door haar bereden Vossemeerdijk een bocht naar rechts. Bij de aanrijding raakten alle vier betrokkenen gewond, zij zijn met verwondingen afgevoerd naar verschillende ziekenhuizen. De heer [slachtoffer] heeft ten gevolge van het ongeval onder meer ribfracturen en een wervelfractuur opgelopen en was op 4 augustus 2009 nog niet geheel hersteld van het letsel opgelopen bij de aanrijding. De heer [slachtoffer] ondervindt nog concentratie- en geheugenproblemen, heeft met zijn linkeroog een zicht van 75% en heeft problemen met zijn rechtervoet.
4.2 Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft in haar ogen aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden door in te halen terwijl er zeer dichte mist was en bovendien door onder die omstandigheden in een bocht in te halen. Verdachte heeft zich met deze gedragingen welbewust en niet conform de verkeersregels gedragen. Hierdoor heeft één van de slachtoffers, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dit letsel heeft hem verhinderd de normale bezigheden uit te oefenen.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat er geen sprake is van onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag van verdachte en dat verdachte zodoende vrijgesproken dient te worden. Verdachte wilde niet tussen twee vrachtwagens in blijven rijden omdat zij zich daar niet prettig bij voelde. Zij heeft over het inhalen verklaard dat er voldoende ruimte was en zij is bovendien een aantal keren naar links gegaan om te bezien of er ingehaald kon worden. De mist was plaatselijk, verdachte heeft nauwelijks harder gereden dan de maximum snelheid en bovendien betrof het een flauwe bocht naar rechts.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de onderzoeksbevindingen van de verkeersongevallendienst , de verklaringen van getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] , de geneeskundige verklaring en de brief van mevrouw [vrouw van slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen dat verdachte roekeloos onvoorzichtig en onoplettend haar personenauto heeft bestuurd en vervolgens terecht is gekomen in de berm waar zij tegen de personenauto van de [bestuurder] is aangereden en waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
Uit de verklaring van getuige [getuige 1], de chauffeur van de eerst ingehaalde vrachtwagen: “Op het moment van de aanrijding was het een dichte mist op de dijk. Ik schat dat het zicht tussen de 50 en 100 meter was. Door de zeer dikke mist die daar ter plekke was heeft die inhalende Volkswagen Polo de tegenligger nooit kunnen zien” , uit de verklaring van getuige [getuige 2], de chauffeur van de daar vóór rijdende vrachtwagen: “Op het moment dat ik werd ingehaald was het erg mistig. Hoeveel zicht er precies was, weet ik niet precies, maar het was niet verantwoord om in te halen.” en uit de onderzoeksbevindingen van de verkeersdienst van de Politie Flevoland, dat er ten minste 240 meter zicht had moeten zijn om veilig te kunnen inhalen, is af te leiden, dat verdachte roekeloos rijgedrag heeft vertoond door de tweede vrachtwagen te gaan halen, terwijl het zicht door de aanwezige mist ernstig belemmerd was, en bovendien in te halen in een bocht. Verdachte verklaart
hier zelf over: “Ik verklaar u dat er mist was, ik kan u niet vertellen hoe dicht de mist was. Ik ben toen de tweede vrachtwagen in gaan halen.” Daarnaast verklaart verdachte dat zij vaker over de dijk rijdt. De rechtbank moet uit het feit dat verdachte vaker over de dijk rijdt, vaststellen dat zij bekend is met de situatie ter plekke en derhalve bekend was met de naderende haakse bocht naar rechts. De politie Flevoland heeft geconstateerd dat het voertuig voor het ongeval in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud was en geen gebreken vertoonde die van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval.
Nu verder geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de schuld van verdachte aan het ongeval uitsluiten, is de rechtbank van oordeel dat verdachte roekeloos en onoplettend rijgedrag heeft vertoond waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden. Daarbij is aan een ander zwaar lichamelijk letsel toegebracht waaruit verhindering in de uitoefening van diens normale bezigheden is ontstaan, immers, met betrekking tot het opgelopen letsel is gebleken dat het slachtoffer [slachtoffer] in het ziekenhuis opgenomen is geweest en onder meer ribfracturen en een wervelfractuur had. Uit de verklaring van diens vrouw blijkt dat hij op 4 augustus 2009 nog niet genezen was van de verwondingen die hij ten gevolge van het ongeval heeft opgelopen. Het verwachte herstel was 6 maanden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder het primaire ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
zij op 1 april 2009 in de gemeente Dronten als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Vossemeerdijk zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos en onoplettend, terwijl haar zicht werd beperkt door dichte mist, in een bocht op die Vossemeerdijk, teneinde een vrachtauto in te halen, te gaan rijden op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft, terwijl op dat moment een motorrijtuig, een personenauto van het merk Skoda, over voornoemde weghelft haar tegemoet kwam rijden en haar reeds dicht was genaderd, waardoor zij, verdachte, is aangereden en aangegleden tegen voornoemd tegemoetkomend motorrijtuig, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten ribfracturen en een wervelfractuur, werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het volgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat uit roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
6 De strafbaarheid van de dader
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde tot een geldboete van € 1000, -, bij niet uitvoeren te vervangen door 20 dagen hechtenis. Voorts heeft zij de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar gevorderd.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zij ondervindt zelf nog dagelijks psychische en lichamelijke klachten ten gevolge van het ongeval van 1 april 2009. Zij heeft op eigen initiatief een ontmoeting gehad met het slachtoffer [slachtoffer] en heeft sinds het ongeval niet meer buiten [woonplaats verdachte] een motorrijtuig bestuurd.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en de persoon van de verdachte, aan de verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende wordt overwogen.
Door verdachte’s schuld heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij iemand zodanig lichamelijk letsel heeft bekomen, dat daarmee naast een ziekenhuisopname een langdurige therapie is gemoeid.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de ernst van het feit en de gevolgen van het ongeval, naast een geldboete, een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen, dient te worden opgelegd.
8 De wettelijke voorschriften
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 1000, -, bij niet uit voeren te vervangen door 20 dagen hechtenis;
- ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 6 maanden. Deze 6 maanden zullen niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. S.E. Bins-van Waegeningh, voorzitter, mrs. M.A. Pot en W.F. Roelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2009.