RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.400287-08 (P)
Uitspraak: 15 december 2009
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte)
geboren (geboorteplaats)
thans verblijvende in de FPK Assen, Dennenweg 9 te Assen
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2009, 12 mei 2009, 18 augustus 2009 en 01 december 2009.
De verdachte is op 12 mei 2009, 18 augustus 2009 en 01 december 2009 verschenen, bijgestaan door mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. B.C. van Haren.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2008 tot en met 01 november 2008 te Hardenberg, gemeente Hardenberg en/of te Hengevelde, gemeente Hof van Twente, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade (slachtoffer) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg:
- op of omstreeks 30 oktober 2008 te Hengevelde een fles heeft gevuld met thinner, althans met een verfverdunningsmiddel, althans met een brandbare en/of vluchtige vloeistof en/of (vervolgens)
- op of omstreeks 01 november 2008 met voornoemd (gevuld) flesje naar de woning van die (slachtoffer) is gegaan en/of (vervolgens) voornoemde woning heeft betreden en/of (aldaar) in voornoemde woning een hoeveelheid toiletpapier heeft gepakt en/of (vervolgens) dat toiletpapier heeft doordrenkt, althans heeft overgoten en/of besprenkeld met die thinner, althans met dat verfverdunningsmiddel, althans met die brandbare en/of vluchtige vloeistof en/of (vervolgens)
- op die (slachtoffer) is toegelopen en/of (daarbij) die (slachtoffer) op/tegen de grond heeft geduwd en/of gedrukt, althans die (slachtoffer) ten val heeft gebracht en/of (vervolgens)
- op het lichaam van die (slachtoffer) is gaan zitten en/of (daarbij) krachtig met zijn hand(en) die - met thinner, althans met verfverdunningsmiddel, althans met een brandbare en/of vluchtige vloeistof - doordrenkte en/of overgoten hoeveelheid toiletpapier op/tegen de neus en/of mond van die (slachtoffer) heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2008 tot en met 01 november 2008 te Hardenberg, gemeente Hardenberg en/of te Hengevelde, gemeente Hof van Twente, opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn echtgenote, genaamd (slachtoffer), zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- op of omstreeks 30 oktober 2008 te Hengevelde een fles heeft gevuld met thinner, althans met een verfverdunningsmiddel, althans met een brandbare en/of vluchtige vloeistof en/of (vervolgens)
- op of omstreeks 01 november 2008 met voornoemd (gevuld) flesje naar de woning van die (slachtoffer) is gegaan en/of (vervolgens) voornoemde woning heeft betreden en/of (aldaar) in voornoemde woning een hoeveelheid toiletpapier heeft gepakt en/of (vervolgens) dat toiletpapier heeft doordrenkt, althans heeft overgoten en/of besprenkeld met die thinner, althans met dat verfverdunningsmiddel, althans met die brandbare en/of vluchtige vloeistof en/of (vervolgens)
- op die (slachtoffer) is toegelopen en/of (daarbij) die (slachtoffer) op/tegen de grond heeft geduwd en/of gedrukt, althans die (slachtoffer) ten val heeft gebracht en/of (vervolgens)
- op het lichaam van die (slachtoffer) is gaan zitten en/of (daarbij) krachtig met zijn hand(en) die - met thinner, althans met verfverdunningsmiddel, althans met een brandbare en/of vluchtige vloeistof - doordrenkte en/of overgoten hoeveelheid toiletpapier op/tegen de neus en/of mond van die (slachtoffer) heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks 30 oktober 2008 tot en met 01 november 2008 te Hardenberg, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, (slachtoffer) opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
- op of omstreeks 30 oktober 2008 te Hengevelde een fles heeft gevuld met
thinner, althans met een verfverdunningsmiddel, althans met een brandbare en/of vluchtige vloeistof en/of (vervolgens)
- op of omstreeks 01 november 2008 met voornoemd (gevuld) flesje naar de woning van die (slachtoffer) is gegaan en/of (vervolgens) voornoemde woning heeft betreden en/of (aldaar) in voornoemde woning een hoeveelheid toiletpapier heeft gepakt en/of (vervolgens) dat toiletpapier heeft doordrenkt, althans heeft overgoten en/of besprenkeld met die thinner, althans met dat verfverdunningsmiddel, althans met die brandbare en/of vluchtige vloeistof en/of (vervolgens)
- op die (slachtoffer) is toegelopen en/of (daarbij) die (slachtoffer) op/tegen de grond heeft geduwd en/of gedrukt, althans die (slachtoffer) ten val heeft gebracht en/of (vervolgens)
- op het lichaam van die (slachtoffer) is gaan zitten en/of (daarbij) krachtig met zijn hand(en) die - met thinner, althans met verfverdunningsmiddel, althans met een brandbare en/of vluchtige vloeistof - doordrenkte en/of overgoten hoeveelheid toiletpapier op/tegen de neus en/of mond van die(slachtoffer) heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden, tengevolge waarvan die
(slachtoffer) enig lichamelijk letsel heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 30 oktober 2008 tot en met 01 november 2008 te Hardenberg (slachtoffer) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- op of omstreeks 30 oktober 2008 te Hengevelde een fles heeft gevuld met thinner, althans met een verfverdunningsmiddel, althans met een brandbare en/of vluchtige vloeistof en/of (vervolgens)
- op of omstreeks 01 november 2008 met voornoemd (gevuld) flesje naar de woning van die (slachtoffer) is gegaan en/of (vervolgens) voornoemde woning heeft betreden en/of (aldaar) in voornoemde woning een hoeveelheid toiletpapier heeft gepakt en/of (vervolgens) dat toiletpapier heeft doordrenkt, althans heeft overgoten en/of besprenkeld met die thinner, althans met dat verfverdunningsmiddel, althans met die brandbare en/of vluchtige vloeistof en/of (vervolgens)
- op die (slachtoffer) is toegelopen en/of (daarbij) die (slachtoffer) op/tegen de grond heeft geduwd en/of gedrukt, althans die (slachtoffer) ten val heeft gebracht en/of (vervolgens)
- op het lichaam van die (slachtoffer) is gaan zitten en/of (daarbij) krachtig met zijn hand(en) die - met thinner, althans met verfverdunningsmiddel, althans met een brandbare en/of vluchtige vloeistof - doordrenkte en/of overgoten hoeveelheid toiletpapier op/tegen de neus en/of mond van die (slachtoffer) heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het primair ten laste gelegde, te weten poging doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij niet van plan was aangeefster te vermoorden en dat ook uit de feiten en omstandigheden niet kan worden afgeleid dat verdachte opzet, dan wel voorwaardelijk opzet, heeft gehad op de dood dan wel op de zware mishandeling van aangeefster.
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat verdachte wel kan worden veroordeeld voor het meer subsidiair ten laste gelegde, te weten de mishandeling van aangeefster.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Verdachte was werkzaam bij het bedrijf (naam bedrijf), gevestigd in (plaatsnaam).
Op donderdag 30 oktober 2008 heeft verdachte op zijn werk een doorzichtige blauwe fles van iets minder dan een halve liter gevuld met een vloeistof, die bij (naam bedrijf) wordt gebruikt om plamuur te verdunnen. Verdachte heeft de vloeistof uit een jerrycan gehaald, waarop een rode stikker met een zwarte vlam stond afgebeeld, hetgeen er op duidde dat sprake was van een brandbare vloeistof.
De door verdachte meegenomen vloeistof bleek een thinnerproduct te zijn.
Verdachte had die donderdag de thinner meegenomen en wilde deze gebruiken tegen aangeefster.
Verdachte is op zaterdagavond 1 november 2008 onaangekondigd naar de woning van aangeefster aan de (adres) gegaan.
Aangeefster heeft verdachte binnengelaten en is korte tijd later naar boven gegaan om, op verzoek van verdachte, een broek van verdachte op te halen. Verdachte is tegelijkertijd naar de wc gegaan, heeft daar een prop toiletpapier gepakt en heeft deze prop toiletpapier doordrenkt met de meegenomen thinner. Verdachte heeft vervolgens het doordrenkte toiletpapier in de gang klaargelegd. Verdachte is terug naar de woonkamer gegaan, waar aangeefster op dat moment verdachtes broek in een tas deed.
Aangeefster deelde verdachte in de gang mee dat hij weg moest gaan. Toen verdachte bleef drentelen zei aangeefster dat ze naar de kamer zou gaan en dat hij er zelf wel uit zou komen. Verdachte deed hierop de buitendeur open, ging niet naar buiten en deed vervolgens de deur dicht en bleef enkele minuten in de gang wachten.
Aangeefster deed op een gegeven moment de deur naar de gang open, zag verdachte staan en deelde nogmaals mee dat hij weg moest gaan.
Verdachte kwam ineens op aangeefster af, waarna zij kwam te vallen. Verdachte kwam bovenop aangeefster zitten en probeerde haar onder controle te krijgen. Verdachte duwde met kracht het met thinner doordrenkte toiletpapier op het gezicht van aangeefster. Verdachte duwde het toiletpapier op de neus en mond van aangeefster, zodat zij geen lucht meer kreeg. Hierdoor heeft zij een paar heel benauwde momenten gehad en het idee gehad dat zij zou stikken. Doordat aangeefster hard vocht om los te komen, lukte het haar een paar keer hard te gillen. Elke keer probeerde verdachte echter weer om het doordrenkte toiletpapier op het gezicht van aangeefster te drukken en gedrukt te houden.
De buurman van aangeefster kwam op het gegil van aangeefster af en zag, door het raam, dat verdachte op aangeefster zat en haar bij de keel of het gezicht vasthad. Doordat de buurman hard met zijn sleutels op het raam tikte, liet verdachte aangeefster los en kon zij verdachte in zijn vinger bijten. Vervolgens kon aangeefster wegvluchten via de voordeur.
De rechtbank leidt uit vorengenoemde feiten en omstandigheden af dat verdachte op zaterdag 1 november 2008 na kalm beraad en rustig overleg heeft geprobeerd om aangeefster van het leven te beroven. Verdachte is immers zonder afspraak naar aangeefster toegegaan, met een reeds op donderdag 30 oktober 2008 met thinner gevuld flesje, met de intentie om deze thinner te gebruiken tegen aangeefster. Verdachte is, nadat hij aangeefter had gevraagd boven een broek voor hem op te halen, naar de wc gegaan, alwaar hij voorbereidingshandelingen heeft getroffen, bestaande uit het pakken van een prop toiletpapier en het doordrenken daarvan met thinner. Vervolgens heeft verdachte deze doordrenkte prop toiletpapier in de gang klaargelegd, om deze op een later tijdstip te gebruiken.
Daarna heeft aangeefster verdachte uitdrukkelijk verzocht om weg te gaan. Verdachte heeft daarop gedaan alsof hij wegging, door de voordeur te openen en te sluiten, maar is in de gang blijven staan. Na dit te hebben ontdekt heeft aangeefster wederom aangedrongen dat verdachte zich moest verwijderen, maar in plaats van weg te gaan, is verdachte op aangeefster afgekomen en heeft hij de doordrenkte prop toiletpapier op haar mond en neus gedrukt, zodat zij geen lucht kon krijgen.
Er zijn derhalve meerdere momenten geweest waarop verdachte had kunnen besluiten anders te handelen dan hij gedaan heeft. Uit de keuze om vanaf zijn werk reeds thinner mee te nemen, het toiletpapier in de wc van aangeefster te doordrenken met deze thinner en dit voor gebruik klaar te leggen in de gang leidt de rechtbank af dat verdachte die momenten heeft benut voor kalm beraad.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting aangevoerd, dat verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op de dood van aangeefster. Ook door het handelen van verdachte is volgens de raadsman geen aanmerkelijke kans geweest op de dood van aangeefster.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten.
Voor wat betreft het opzet van de verdachte op de dood van aangeefster overweegt de rechtbank dat verdachte twee dagen eerder van zijn werk reeds thinner had meegenomen, daarbij wist dat het om een gevaarlijke stof ging en in de woning de met thinner doordrenkte prop toiletpapier klaar had gelegd. Vervolgens heeft verdachte zonder enige aanleiding – aangeefster was op dat moment niet aan het gillen of schelden – de doordrenkte prop toiletpapier stevig op de mond en neus van aangeefster gedrukt en gedrukt gehouden.
De rechtbank overweegt dat verdachte, door het doordrenken van de prop toiletpapier met vloeistof en deze op de mond en neus van aangeefster te drukken en gedrukt te houden, ervoor heeft gezorgd dat aangeefster geen lucht meer kon krijgen. Het afsluiten van de luchtwegen met een in vloeistof gedrenkte prop papier zal leiden tot blokkade van luchtpassage of niet-afdoende luchtpassage, waardoor uiteindelijk verstikking en overlijden kan optreden. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een deugdelijke poging om het beoogde doel, te weten levensberoving van aangeefster te bewerkstelligen, immers heeft verdachte aangeefster de mogelijkheid ontnomen tot ademhalen, hetgeen naar algemene ervaringsregels na verloop van tijd kan leiden tot de dood.
Hierbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat verdachte ook tijdens de worsteling niet stopte met het dichtdrukken van de mond en neus van aangeefster, nu is gebleken dat ondanks het worstelen en gillen van aangeefster verdachte de doordrenkte prop toiletpapier telkens opnieuw op haar mond en neus drukte en gedrukt hield. Verdachte hield uiteindelijk niet uit eigen beweging op, maar hield pas op met zijn gedragingen nadat de buurman met sleutels hard op het raam tikte en nadat aangeefster kans zag verdachte in zijn vinger te bijten.
Gelet op de aard van de gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder dit door de verdachte is toegebracht, is de rechtbank van oordeel dat aldus het opzet van de verdachte in voorwaardelijke zin op dat gevolg was gericht.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij in de periode van 30 oktober 2008 tot en met 01 november 2008 te Hardenberg, gemeente Hardenberg en/of te Hengevelde, gemeente Hof van Twente, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade (slachtoffer) van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg:
- op of omstreeks 30 oktober 2008 te Hengevelde een fles heeft gevuld met thinner en vervolgens
- op of omstreeks 01 november 2008 met voornoemd (gevuld) flesje naar de woning van die (slachtoffer) is gegaan en vervolgens voornoemde woning heeft betreden en aldaar in voornoemde woning een hoeveelheid toiletpapier heeft gepakt en vervolgens dat toiletpapier heeft doordrenkt met die thinner en vervolgens
- op die (slachtoffer) is toegelopen en daarbij die (slachtoffer) op de grond heeft geduwd en/of gedrukt, en vervolgens
- op het lichaam van die (slachtoffer) is gaan zitten en daarbij krachtig met zijn handen die - met thinner – doordrenkte hoeveelheid toiletpapier op/tegen de neus en mond van die (slachtoffer) heeft gedrukt en gedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Poging tot moord,
strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het genoemde strafbare feit op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 23 maanden en 21 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact, met daarbij een meldingsgebod, een opname in een zorginstelling voor de duur van maximaal 2 jaar en een contactverbod met aangeefster.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat, mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, de rechtbank een straf oplegt, waarbij het inmiddels ingezette traject van verdachte gecontinueerd kan worden. Verdachte heeft zich immers na opheffing van zijn voorlopige hechtenis, vrijwillig laten opnemen bij de FPK in Assen. Tevens heeft de raadsman betoogd dat preventie voor de toekomst voorop dient te staan.
Mocht de rechtbank komen tot een veroordeling voor het meer subsidiair ten laste gelegde, te weten de mishandeling, dan heeft de raadsman betoogd dat kan worden volstaan met een oplegging van een straf, die gelijk staat aan het voorarrest. Het is dan niet meer noodzakelijk dat verdachte het traject bij de FPK Assen gedurende twee jaar ook nog gaat volgen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de met betrekking tot de persoon van verdachte en diens strafbaarheid uitgebrachte rapporten, te weten:
- een beknopt reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, d.d. 25 november 2009, opgemaakt door mevrouw M. Groeneveld, reclasseringswerker;
- een adviesrapport van Reclassering Nederland d.d. 13 augustus 2009, opgemaakt door mevrouw M. Groeneveld, reclasseringwerker;
- een Pro Justitia rapport d.d. 13 februari 2009, opgemaakt door dr. I.A. Bok, psycholoog en
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 15 december 2008, opgemaakt door mevrouw M. Groeneveld, reclasseringwerker.
Uit het Pro Justitia rapport komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis, waarbij de geringe mogelijkheid om stabiele relaties te onderhouden, zijn onzekerheid, geringe impulsregulatie en geringe agressieregulatie het meest in het oog springen. Daarnaast is sprake van snelle frustratie en opgekropte boosheidgevoelens richting verdachtes moeder, vrouw en andere mensen die in zijn ogen verantwoordelijk zijn voor problemen.
Op grond van zijn problematiek kan het ten laste gelegde aan verdachte in enigszins verminderde mate worden toegerekend. Geadviseerd wordt dat verdachte een behandeling ondergaat, waarbij verdachte leert omgaan met zijn emoties, in het bijzonder, dat hij zijn impulscontrole en agressiebeheersing onder controle krijgt. Vanwege de kans op herhaling van een soortgelijk delict, wordt in aanvang gedacht aan een gesloten 24 uurs behandeling, waarbij onderzochte afhankelijk van zijn vorderingen en inschatting van risico’s kan doorstromen naar een open behandelsetting. Deze open behandeling zou kunnen plaatsvinden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk op te leggen strafdeel.
In het beknopt adviesrapport van Reclassering Nederland d.d. 25 november 2009 wordt dit advies onderschreven, in die zin dat verplicht reclasseringscontact wordt geadviseerd, binnen welk kader de voorgestelde behandeling zou kunnen plaats vinden. Tevens worden als bijzondere voorwaarden geadviseerd, een meldingsgebod, een opname in een zorginstelling en een contactverbod.
De rechtbank onderschrijft de inhoud van de vorengenoemde rapporten en maakt de daarin getrokken conclusies tot de hare.
De rechtbank concludeert dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd en zal bij de strafoplegging rekening houden met de enigszins verminderd toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Bij de beslissing is ten slotte rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 21 oktober 2009.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de op te leggen straf in het bijzonder het navolgende.
De aard en ernst van het bewezenverklaarde maken in beginsel het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij heeft gepoogd zijn vrouw van het leven te beroven, welke poging bij aangeefster nog steeds grote emotionele gevolgen heeft. Anderzijds heeft de rechtbank ten voordele van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte heeft doen blijken van inzicht in het laakbare van zijn optreden door zich na opheffing van zijn voorlopige hechtenis onder behandeling te laten stellen van de FPK Assen, welke intensieve behandeling hij nu reeds bijna een half jaar volgt en die nog wel anderhalf tot twee jaar kan gaan duren.
Hoewel een langere gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist – zeker nu de rechtbank poging tot moord bewezen acht – zeker te rechtvaardigen zou zijn geweest, ziet de rechtbank in de vorenomschreven omstandigheden aanleiding om de eis van de officier van justitie volgen, zodat verdachte niet meer naar de gevangenis hoeft, maar zijn intensieve behandeling bij de FPK Assen kan continueren.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 23 maanden en 21 dagen, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat de verdachte:
? zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht, ook als dit inhoudt het ondergaan van een klinische behandeling in de FPK te Assen voor de duur van maximaal 2 jaar;
? op geen enkele wijze rechtstreeks contact mag opnemen met het slachtoffer, (slachtoffer) en diens kinderen.
Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. L.J.C. Hangx en R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2009.
Mr. Elbers voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.