ECLI:NL:RBZLY:2009:BK7224

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
10 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400191-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldadige diefstal en inbraak in caravan met vrijspraak voor enkele tenlasteleggingen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 10 november 2009, stond de verdachte terecht voor twee feiten: diefstal met geweld en inbraak in een caravan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 9 juli 2009 samen met anderen een gouden halsketting had gestolen van het slachtoffer, waarbij geweld werd gebruikt. De verdachte had het slachtoffer uit een auto getrokken en met een honkbalknuppel geslagen. De rechtbank achtte dit feit wettig en overtuigend bewezen, ondanks de ontkenning van de verdachte dat hij het slachtoffer met de knuppel had geslagen.

Voor het tweede feit, de inbraak in de caravan, oordeelde de rechtbank dat de verdachte zich niet wettig en overtuigend had schuldig gemaakt aan de tenlastelegging. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich toegang had verschaft tot de caravan door middel van braak of andere strafverzwarende omstandigheden. De eigenaar van de caravan had weliswaar aangifte gedaan, maar de rechtbank vond de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten geloofwaardig genoeg om tot vrijspraak te komen voor dit onderdeel.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de voorschriften van de Reclassering. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte, die licht verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet was komen vast te staan dat de gevorderde schade direct voortvloeide uit de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.400191-09 en 07.420002-08 (TUL ) (P)
Uitspraak: 10 november 2009
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte)
geboren (geboorteplaats),
wonende te (adres)
thans verblijvende in P.I. Flevoland, Huis van Bewaring Lelystad te Lelystad.
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2009 en 27 oktober 2009.
De verdachte is op 27 oktober 2009 verschenen, bijgestaan door mr. H.W. Bongers, advocaat te Ommen. Als officier van justitie was aanwezig mr. G.C. Pol.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(Volgt tenlastelegging, zoals ter terechtzitting gewijzigd)
Feit 1
Hij op of omstreeks 09 juli 2009 te omstreeks 00.30 uur in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden halsketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die (benadeelde partij 1), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s):
- met die (benadeelde partij 1) telefonisch een afspraak heeft/hebben gemaakt en/of (daarbij) die (benadeelde partij 1) naar een ontmoetingsplek heeft/hebben laten komen en/of (vervolgens)
- die (benadeelde partij 1), gezeten in een personenauto, krachtig heeft/hebben vastgepakt en/of (daarbij) (deels) uit die personenauto heeft/hebben getrokken en/of
(vervolgens)
- die (benadeelde partij 1) krachtig één of meermalen met een honkbalknuppel op/tegen diens lichaam geslagen/gestoten en/of op tegen diens lichaam heeft getrapt/geschopt en/of (daarbij) krachtig aan de (gouden) halsketting van die (benadeelde partij 1) heeft/hebben getrokken en/of gerukt.
Feit 2
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 mei 2009 tot en met 16 juni 2009 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een caravan heeft weggenomen voedsel en/of sex-tartikelen en/of een droogmolenhoes en/of een Senseo-apparaat en/of een mobiele telefoon en/of een (douche)sleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
Althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 mei 2009 tot en met 16 juni 2009 in de gemeente Zwolle (telkens) wederechtelijk is binnengedrongen in een caravan/woning, staande op camping de Agnietenberg en in gebruik bij M. (benadeelde partij 2) en/of (benadeelde partij 3), althans bij een ander of anderen dan bij verdachte.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie, mr. G.C. Pol, heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen onder 1 en 2 primair – met uitzondering van de strafverzwarende omstandigheden en de diefstal van de droogmolenhoes, het Senseo-apparaat, de douchesleutel en een mobiele telefoon - ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder voornoemde feiten ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte heeft erkend dat hij het slachtoffer uit de auto heeft getrokken. Verdachte heeft echter ontkend het slachtoffer op dat moment of nadien met een knuppel te hebben geslagen. De raadsman heeft voorts verklaard dat het letsel van het slachtoffer past bij de verklaring die verdachte daarover heeft afgelegd. Verdachte heeft verklaard zijn knie op de borstkas van het slachtoffer te hebben gedrukt om het slachtoffer in bedwang te houden. Nu de letselverklaring slechts melding maakt van gekneusde ribben en geen nadere aanduiding geeft van ander letsel, zoals blauwe plekken, acht de raadsman de verklaring van verdachte hieromtrent aannemelijk.
Met betrekking tot het onder 2 primair ten laste is de raadsman van mening dat de inbraak in de caravan niet bewezen kan worden verklaard nu geen sporen van braak zijn aangetroffen. Voorts heeft de raadsman verklaard, dat verdachte de verdwenen spullen niet zelf heeft meegenomen.
De raadsman van verdachte is van mening dat het onder 2 subsidiair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en refereert zich voor wat het onder 2 subsidiair tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Met betrekking tot feit 1
Verdachte heeft volgens zijn eigen verklaring bij de politie en zijn verklaring ter terechtzitting van 27 oktober 2009 afgelegd, met slachtoffer (benadeelde partij 1) een afspraak gemaakt op woensdag 8 juli 2009 laat in de avond. Verdachte had met het slachtoffer afgesproken elkaar te treffen bij de IJsselhallen te Zwolle. Naar eigen zeggen is verdachte daar samen met twee Turkse jongens genaamd (naam 1) en (naam 2) heengereden. Voorts heeft verdachte verklaard dat (naam 1) een honkbalknuppel had meegenomen. (naam 1) heeft vervolgens het slachtoffer met een auto opgehaald.
Bij de IJsselhallen heeft verdachte vervolgens het slachtoffer (benadeelde partij 1) met behoorlijk wat geweld uit de auto getrokken. Vervolgens heeft verdachte die (benadeelde partij 1) bedreigd met de honkbalknuppel. Het slachtoffer is daarna op de grond gevallen waarna verdachte de gouden ketting van de nek van het slachtoffer heeft getrokken.
Hierna is het slachtoffer weer bij (naam 1) in de auto gestapt en weggereden . Verdachte heeft ontkend het slachtoffer met de honkbalknuppel te hebben geslagen.
Het slachtoffer heeft een vergelijkbare verklaring als verdachte afgelegd, maar heeft daarbij verklaard dat verdachte hem wel degelijk met de honkbalknuppel heeft geslagen op zijn ribben en in zijn nek . De geneeskundige verklaring, welke door zijn huisarts is opgemaakt rept over pijnlijke ribben.
Medeverdachte (naam 1) heeft verklaard dat verdachte de honkbalknuppel zelf had meegebracht en helemaal doorgedraaid was. Voorts heeft (naam 1) verklaard dat verdachte het slachtoffer met de honkbalknuppel hard in de maag heeft geslagen/gestoken. Ook getuige (naam 2) heeft bij de politie verklaard dat verdachte het slachtoffer met deze knuppel hard in de buik- en borststreek heeft gestoten.
Gezien het voornoemde is de rechtbank van oordeel dat verdachte het slachtoffer met de honkbalknuppel in de borst- en buikstreek heeft gestoten en geslagen. Anders dan de raadsman heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat de geneeskundige verklaring de verklaring van het slachtoffer ondersteunt.
Derhalve is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Met betrekking tot feit 2
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in juni 2009 een aantal dagen in een caravan heeft vertoefd op de Agnietenberg te Zwolle zonder toestemming van de eigenaar.
Verdachte heeft verder verklaard dat de voordeur niet was afgesloten en dat hij naar binnen is gegaan en een aantal dagen in deze caravan heeft verbleven. Ook kwamen er nog vrienden van hem bij de caravan.
De eigenaar van de caravan, (benadeelde partij 2), heeft aangifte gedaan van het feit dat een ander de caravan voor een enige tijd in gebruik heeft genomen terwijl zij daar geen toestemming voor had gegeven. Aangeefster heeft voorts in haar verklaring aangegeven, dat er kennelijk iemand via de lichtbak naar binnen is geklommen. Er is een afzet te zien van rubber. Er was iemand via het dakraam in de douche naar binnengeklommen.
Nu uit het dossier niet naar voren komt dat verdachte zich middels braak, verbreking, inklimming of gebruik van een valse sleutel de toegang tot de caravan heeft verschaft, is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair tenlastegelegde voor wat betreft deze strafverzwarende omstandigheden, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Evenmin zijn naar het oordeel van de rechtbank de loutere diefstal van de in de tenlastelegging omschreven goederen bewezen te achten. Hierbij is van belang dat over de in de tenlastelegging genoemde droogmolenhoes, Senseo-apparaat, mobiele telefoon en douchesleutel alleen in de aangifte van aangeefster (benadeelde partij 2) wordt gesproken terwijl zich in het dossier voor het overige geen bewijsmiddelen vinden waaruit volgt dat verdachte met de verdwijning van die zaken iets van doen heeft.
Met betrekking tot de sexartikelen moet weliswaar worden geconstateerd dat verdachte daarover heeft verklaard dat hij wist dat (naam 1 / medeverdachte) en (medeverdachte 2) wat van die spullen hebben meegenomen maar hier staat tegenover dat verdachte daarover ter zitting heeft verklaard dat hij dit pas achteraf te weten is gekomen. Nu er geen objectieve bewijsmiddelen voorhanden zijn waaruit het tegendeel volgt, kan de lezing die verdachte hierover heeft gegeven niet worden uitgesloten en dient hij ook van dit onderdeel te worden vrijgesproken.
Voor wat betreft de etenswaren overweegt de rechtbank dat in de aangifte weliswaar is aangegeven dat er etenswaren uit de koelkast zijn verdwenen, maar dat daar tegenover staat dat verdachte slechts heeft gezegd dat er in de caravan is gefrituurd terwijl medeverdachte (medeverdachte 2) daarover heeft verklaard dat er in de caravan is gekookt en gegeten en dat hij de fricandellen zelf heeft gekocht bij de Aldi . Uit de overige bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank niet onomstotelijk worden afgeleid dat verdachte en/of diens medeverdachten verantwoordelijk zijn te houden voor het verdwijnen uit de koelkast van de in de aangifte omschreven etenswaren in de ten laste gelegde periode. Ook voor dit onderdeel dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
De rechtbank zal verdachte derhalve van het onder 2 primair tenlastegelegde vrijspreken.
Gezien de voornoemde verklaringen van verdachte en aangeefster kan naar het oordeel van de rechtbank echter wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 subsidiair tenlastegelegde.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
Feit 1
hij op 09 juli 2009 te omstreeks 00.30 uur in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gouden halsketting, toebehorende aan (benadeelde partij 1), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die (benadeelde partij 1), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of om die diefstal gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, of één of meer van zijn mededader(s):
- met die (benadeelde partij 1) telefonisch een afspraak hebben gemaakt en (daarbij) die (benadeelde partij 1) naar een ontmoetingsplek hebben laten komen en (vervolgens)
- die (benadeelde partij 1), gezeten in een personenauto, krachtig hebben vastgepakt en (daarbij) (deels) uit die personenauto hebben getrokken en(vervolgens)
- die (benadeelde partij 1) krachtig meermalen met een honkbalknuppel op/tegen diens lichaam geslagen/gestoten en (daarbij) krachtig aan de (gouden) halsketting van die (benadeelde partij 1) hebben getrokken of gerukt.
Feit 2 subsidiair
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 mei 2009 tot en met 16 juni 2009 in de gemeente Zwolle (telkens) wederechtelijk is binnengedrongen in een caravan/woning, staande op camping de Agnietenberg en in gebruik bij (benadeelde partij 2), althans bij een ander of anderen dan bij verdachte.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Feit 1
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer personen,
strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht;
Feit 2 subsidiair,
In de woning, bij een ander in gebruik, wederechtelijk binnendringen,
strafbaar gesteld bij artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE DADER
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt ook als dit inhoudt een behandeling in de AFPN te Zwolle of een soortgelijke instelling.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 2) niet-ontvankelijk te verklaren nu uit het voegingformulier onvoldoende blijkt wat de daadwerkelijk geleden schade is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd de eis van de officier van justitie buitenproportioneel te vinden nu is gebleken dat verdachte een ernstige stoornis heeft en zo spoedig mogelijk onder behandeling dient te worden gesteld.
De raadsman van verdachte heeft verder aangevoerd dat een gevangenisstraf gelijk aan de periode door verdachte reeds in voorlopige hechtenis doorgebracht alsook een forse voorwaardelijke straf, meer op zijn plaats is. Tenslotte heeft de raadsman verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren nu uit de vordering niet duidelijk is geworden wat de daadwerkelijk geleden schade is.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft het slachtoffer (benadeelde partij 1) uitgenodigd voor een gesprek. Toen de ontmoeting plaatsvond heeft verdachte het slachtoffer onverhoeds en op een geweldadige wijze bestolen van een gouden halsketting. Verdachte heeft het slachtoffer onder meer geslagen en gestoten met een honkbalknuppel. Verdachte kwam tot zijn daad omdat het slachtoffer hem zou hebben beticht van het plegen van een inbraak. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op dergelijke geweldadige wijze zijn ongenoegen op het slachtoffer heeft botgevierd.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 22 september 2009 waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
- en de verdachte betreffend adviesrapport Reclassering Nederland d.d. 21 juli 2009, uitgebracht door dhr. J.H.B. Arink, reclasseringswerker;
- een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport Reclassering Nederland d.d.
09 oktober 2009, uitgebracht door dhr. M. Groeneveld, reclasseringswerker en
- een de verdachte betreffend psychologisch rapport Pro Justitia d.d. 14 september 2009, uitgebracht door drs. J.P.M. van der Leeuw, klinisch psycholoog/psychotherapeut.
Uit het door Pro Justitia d.d. 14 september 2009 uitgebrachte psychologisch rapport blijkt het volgende:
Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er is sprake van ouder-kindproblematiek en van een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken.
Bovengenoemde ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling waren ten tijde van het plegen van het onder 1 ten laste gelegde aanwezig waardoor het te plegen feit mede daaruit verklaard kan worden.
Derhalve is verdachte op grond van de beschreven problematiek licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De kans op recidive wordt als groot ingeschat.
De onderzoeker geeft de rechtbank in overweging, indien het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, om verdachte binnen het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel te verplichten tot een behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek. Daarnaast wordt een verplicht reclasseringscontact geadviseerd.
Reclassering Nederland concludeert in de op 09 oktober 2009 uitgebrachte voorlichtingsrapportage dat verdachte het meest gebaat is bij een (deels) voorwaardelijke straf met verplicht toezicht door de Reclassering en een behandeling in de AFPN te Zwolle of een soortgelijke instelling.
De rechtbank neemt voormelde conclusies en adviezen van rapporteurs over.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van forse duur uit een oogpunt van vergelding noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
De benadeelde partij (benadeelde partij 2) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 2) niet ontvankelijk te verklaren nu de hoogte van de vordering tot schadevergoeding niet op voegingformulier is aangegeven.
De raadsman heeft betoogd de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank overweegt het volgende:
Benadeelde partij. (benadeelde partij 2)
Naar het oordeel van de rechtbank is bij het onderzoek ter terechtzitting niet komen vast te staan, dat de door de benadeelde partij gevorderde schade rechtstreekse schade betreft welke de benadeelde partij heeft geleden ten gevolge van de ten laste van verdachte bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank merkt op dat uit het dossier niet duidelijk blijkt wat de schade aan de caravan is die rechtstreeks valt toe te rekenen aan het handelen van verdachte.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is.
BESLISSING
Het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 5 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt een ambulante behandeling bij de AFPN te Zwolle of een soortgelijke instelling, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Schadevergoeding
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (benadeelde partij 2) in haar vordering niet ontvankelijk is.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2009.