ECLI:NL:RBZLY:2009:BK6155

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
1 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 08/1784
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor gevelreclame Media Markt te Deventer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 1 december 2009 uitspraak gedaan in het geschil tussen Media Markt Saturn Holding BV en het college van burgemeester en wethouders van Deventer. Media Markt had een bouwvergunning aangevraagd voor het plaatsen van gevelreclame op het perceel Boreelplein 38 te Deventer. De vergunning was aanvankelijk verleend, maar na bezwaar van een derde partij heeft de gemeente de vergunning voor de reclame aan de oostgevel van het complex herroepen. Media Markt heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de reclame niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand en dat de zichtbaarheid van de reclame vanaf de Mr. H.F. de Boerlaan zeer beperkt is. Eiseres heeft betoogd dat de omzet van de vestiging achterblijft bij vergelijkbare vestigingen, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet kan worden toegeschreven aan de zichtbaarheid van de reclame. De rechtbank heeft ook overwogen dat de toezegging van de wethouder aan de projectontwikkelaar niet betekent dat de bouwvergunning gehandhaafd moest blijven tijdens de bezwaarprocedure.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van Media Markt ongegrond verklaard, omdat de weigering van de bouwvergunning voor de oostgevel gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Meervoudige Kamer
Registratienummer: Awb 08/1784
Uitspraak
in het geding tussen:
Media Markt Saturn Holding BV,
gevestigd te Rotterdam, eiseres,
gemachtigde: mr. H.D.L.M. Schruer
en
het college van burgemeester en wethouders van Deventer, verweerder,
alsmede
(…),
wonende te Deventer, derde partij.
1.Procesverloop
Op 9 november 2007 heeft verweerder eiseres bouwvergunning verleend ten behoeve van het plaatsen van gevelreclame op het perceel Boreelplein 38 te Deventer.
Tegen dit besluit is door de derde partij bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 26 augustus 2008 heeft verweerder - in navolging van het advies van de Algemene bezwaarschriftencommissie Deventer - de bezwaren gegrond verklaard en het besluit van 9 november 2007 deels herroepen. De gevraagde bouwvergunning is alsnog geweigerd voor zover deze ziet op het reclameobject aan de oostgevel van het complex. Voor het overige is de bouwvergunning van 9 november 2007 in stand gebleven.
Op 3 oktober 2008 is namens eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is op 15 september 2009 ter zitting behandeld.
Voor eiseres zijn verschenen mr. Schruer voornoemd en S. Zee.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door F.W.H.M. Helmich en M.P. Schipper.
De derde partij heeft zich laten vertegenwoordigen door (…).
2. Overwegingen
2.1. Bij de beoordeling van het geschil gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 23 juli 2007 heeft eiseres een aanvraag om bouwvergunning ingediend voor het plaatsen van gevelreclame op het perceel Boreelplein 38.
Het bouwplan voorziet in het plaatsen van diverse reclameobjecten aan alle zijden van het complex op het Boreelplein. De reclame bestaat deels uit affiches, deels uit bouwkundige constructies.
Op 30 augustus 2007 heeft de Adviesraad welstand planadviesraad monumenten en beschermd stadsgezicht “Het Oversticht” (verder de planadviesraad) geoordeeld dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand.
Op 23 oktober 2007 heeft de planadviesraad, eiseres gehoord hebbende, geoordeeld dat geen bezwaren meer bestaan tegen de reclames aan de binnenzijde van het complex. De planadviesraad handhaaft zijn bezwaren tegen de reclame boven de parkeergarage (zuidzijde) en de reclame op de oostgevel van het complex.
Op 9 november 2007 heeft verweerder besloten om - in afwijking van het advies van de planadviesraad - de gevraagde bouwvergunning te verlenen.
Bij brief van 19 november 2007 heeft de derde partij bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij brief van gelijke datum is verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 6 december 2007 is het primaire besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de te nemen beslissing op bezwaar, zulks voor zover dit ziet op het aanbrengen van de reclame op de oostgevel van het Boreelcomplex.
Verweerder heeft het bezwaarschrift ter advisering voorgelegd aan de Algemene bezwaarschriftencommissie Deventer (de commissie). Deze commissie heeft partijen gehoord en op 29 mei 2008 een advies uitgebracht aan verweerder. De commissie adviseert tot gegrondverklaring van het bezwaar, het herroepen van de bouwvergunning voor zover deze ziet op de reclame aan de oostgevel. Het besluit kan voor het overige in stand blijven, zo stelt de commissie.
Hierna heeft verweerder het bestreden besluit van 26 augustus 2008 genomen.
2.2. De rechtbank stelt vast dat de stand van zaken als gevolg van het bestreden besluit is dat de gevraagde bouwvergunning voor reclameobjecten is verleend met uitzondering van de reclame aan de oostzijde van het complex, waar de bioscoop is gevestigd. Het geschil heeft betrekking op dit alsnog geweigerde reclameobject.
De betreffende reclame bestaat uit een bouwkundige constructie in de vorm van het woord “Mediamarkt”, uitgevoerd in rode letters. Er is sprake van een lichtreclame; de letters stralen rood licht uit. Het object is 22 meter lang en 3 meter hoog.
De rechtbank stelt verder vast dat eiseres niet bestrijdt dat het bouwwerk niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand, maar dat eiseres stelt dat verweerder gehouden is om door haar genoemde redenen niettemin bouwvergunning te verlenen.
2.3. Ter zitting is door eiseres bestreden dat de reclame onvoldoende zichtbaar zou zijn vanaf de Mr. H.F. de Boerlaan.
De rechtbank stelt vast dat dit punt niet eerder door eiseres naar voren is gebracht.
Weliswaar heeft eiseres in haar aanvullend beroepschrift van 24 november 2008 enige opmerkingen gemaakt aangaande de zichtbaarheid van de reclame, doch deze opmerking staat onder het kopje ‘Verloop van de bezwaarprocedure’ en niet bij het overzicht van de beroepsgronden.
De commissie heeft in haar advies van 29 mei 2008 (dat door verweerder integraal is overgenomen) overwogen dat het zicht op het reclameobject in kwestie voor 90% wordt geblokkeerd door het Bottá complex (het complex van woningen aan de mr. H.F. de Boerlaan) en dat de reclame bijna niet zichtbaar is vanaf de hoofdwegen, terwijl de reclame voor de derde partij wel duidelijk zichtbaar is.
Ter zitting is aan de hand van de situatietekening vastgesteld dat het zicht op de reclame vanaf de Mr. H.F. de Boerlaan zeer beperkt is, nu er alleen zicht is op genoemde reclame tussen de twee blokken van genoemd complex in. Voor het overige is de reclame vanaf deze weg niet zichtbaar.
Eiseres heeft geen opmerkingen gemaakt betreffende de zichtbaarheid van het reclameobject vanaf de andere wegen en het nabij gelegen kruispunt.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres de stelling van de commissie (en verweerder) niet met succes heeft bestreden.
Deze beroepsgrond faalt derhalve.
2.4. Verder is betoogd dat de omzet achterblijft bij die van vergelijkbare vestigingen.
Eiseres heeft betoogd dat de omzet van de vestiging van de Media Markt in Deventer circa 20% achterblijft bij vergelijkbare vestigingen elders in het land. Eiseres stelt dat dit samenhangt met de slechte zichtbaarheid van de winkel op deze plek, de mogelijkheden om te parkeren, en de kosten van het parkeren.
De rechtbank stelt vast dat ook dit punt niet eerder door eiseres naar voren is gebracht.
Ter zitting heeft eiseres geen opheldering kunnen verschaffen over de mate waarin de gestelde verminderde zichtbaarheid bijdraagt aan verlaging van de omzet.
Nu niet kan worden vastgesteld welk aandeel de zichtbaarheid heeft in de omzetdaling treft het betoog van eiseres op dit punt geen doel.
Dat voor eventuele klanten van de Media Markt niet op voorhand duidelijk is waar ze moeten parkeren staat los van het reclameobject in kwestie. De parkeertarieven waren op voorhand al bekend, zodat in dit stadium niet met succes kan worden volgehouden dat deze een omzetbeperkend effect hebben.
2.5. Eiseres heeft verder aangevoerd dat zij eigenlijk geen winkelvestiging in het centrum van Deventer wilde in verband met de mindere bereikbaarheid en parkeermogelijkheden. Omdat het niet mogelijk bleek een vestiging te realiseren op De Snipperling heeft eiseres toch een vestiging in het Boreelcomplex gerealiseerd, dit op aandringen van de gemeente en alleen na de uitdrukkelijke toezegging van de gemeente dat het aanbrengen van gevelreclame geen enkel probleem zou vormen.
Eiseres betoogt dat verweerder, gelet op de voorgeschiedenis en de uitdrukkelijke toezeggingen, de eenmaal verleende bouwvergunning niet alsnog mocht intrekken. Zij beroept zich op opgewekt vertrouwen.
Tussen partijen is niet in geschil dat de betrokken wethouder B. Doornebos aan DC Vastgoedontwikkeling (de projectontwikkelaar die het Boreelcomplex heeft gebouwd en daarvan een deel verhuurt aan eiseres) heeft laten weten dat ‘de komst van de Media Markt niet zou mogen afketsen op het reclameplan’.
Naar het oordeel van de rechtbank moet deze mededeling als een toezegging worden aangemerkt.
In geschil is het antwoord op de vraag hoever deze toezegging strekt.
Eiseres leidt hieruit af dat verweerder de verleende bouwvergunning ook in bezwaar in stand had moeten houden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij de toezegging is nagekomen door verlening van de bouwvergunning, ondanks het feit dat sprake is van een negatief welstandsoordeel. Uitdrukkelijk is niet toegezegd dat de bouwvergunning ook hangende een bezwaarprocedure zou worden gehandhaafd.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarmee een juiste uitleg heeft gegeven aan de wettelijke bepalingen over bezwaar (en beroep). Immers, op grond van het bepaalde in artikel 7:11, eerste lid, van de Awb vindt op grondslag van het bezwaar een heroverweging van het bestreden besluit plaats. Bij die heroverweging dient de toezegging, mede in het licht van de ingediende bezwaren, opnieuw te worden gewogen.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich aan de toezegging heeft gehouden door in eerste instantie de bouwvergunning te verlenen en dat hij zich op het standpunt mocht stellen dat die toezegging gelet op de bezwaren van de derde partij niet behoefde te worden gehandhaafd voor wat betreft de reclame aan de oostgevel.
De stelling van eiseres gaat eens te meer niet op, nu zich in het gehele procesdossier geen enkel gedingstuk bevindt waarin de toezegging schriftelijk is vastgelegd en dat dateert van vóór het primaire besluit.
Wel bevindt zich onder de gedingstukken een e-mail van de betrokken wethouder Doornebos d.d. 15 april 2008, waarin hij stelt dat verweerder de toezegging is nagekomen door in eerste instantie een bouwvergunning te verlenen. Hij stelt daarin verder expliciet: “Er is niet afgesproken – dat kan ook niet – wat het uiteindelijke resultaat zou worden na juridische procedures”.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet met succes een beroep kan doen op in rechte te honoreren vertrouwen ter handhaving van de bouwvergunning.
2.6. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank
-verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, mr. L.E.C. van Rijckevorsel-Besier en mr. G.P. Loman, rechters en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.A.M. Spreuwenberg als griffier, op
Afschrift verzonden op: