RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440188-09
Uitspraak: 1 december 2009
(verdachte),
geboren (geboorteplaats)
wonende (adres),
thans verblijvende in (adres)
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Vlug, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. G.C. Pol, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van de onder 1, 3 subsidiair en 6 ten laste gelegde misdrijven tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact ook als dit inhoudt een behandeling door de Tender.
De officier van justitie heeft verder gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van de onder 4 en 5 ten laste gelegde overtredingen tot twee afzonderlijke geldboetes van € 100,- subsidiair 2 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Ter zake van de onder 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij (benadeelde partij 1) niet-ontvankelijk wordt verklaard en ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat het in beslag genomen gereedschap aan de verdachte wordt teruggegeven en dat het in beslag genomen geldbedrag verbeurd wordt verklaard.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 juli 2009 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, te weten (medeverdachte), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (benadeelde partij 2) meermalen, althans eenmaal, heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal 70 euro, in elk geval van enig geld, geheel of ten dele toebehorende aan die (benadeelde partij 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn medeverdachte - die (benadeelde partij 2) te verstaan heeft/hebben gegeven dat verdachte(n) geld van hem
wilde(n) en als hij dat niet zou geven, zij hem helemaal in elkaar zouden slaan en hem kapot zouden maken, althans woorden van gelijke strekking en/of - die (benadeelde partij 2) heeft/hebben gezegd: "Als je nu niet meegaat, slaan we je helemaal dood", althans woorden van gelijke strekking en/of - die (benadeelde partij 2) van de portiektrap heeft/hebben getrapt/geschopt en/of meermalen in zijn gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt en/of tegen zijn lichaam
heeft/hebben geschopt/getrapt, waardoor die (benadeelde partij 2) werd gedwongen geld te pinnen en af te geven aan verdachte(n);
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 22 oktober 2008 in de gemeente Enschede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een flesje parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); (parketnummer 07/440211-08)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
3.
A.
hij op of omstreeks 05 april 2008 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een aan de (straatnaam) geparkeerd staande auto, merk (X) heeft weggenomen een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 3), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
B.
hij op of omstreeks 05 april 2008 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een aan de (straatnaam) geparkeerd staande auto, kenteken (XX-XXX-X) heeft weggenomen een navigatiesysteem en/of een radio, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 4), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
C.
hij op of omstreeks 05 april 2008 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een aan de (straatnaam) geparkeerd staand auto, kenteken (XX-XX-XX) heeft weggenomen een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (Benadeelde partij 3), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; (parketnummer 07/440071-08)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 april 2008 in de gemeente Deventer, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de opbrengst van (een) door misdrijf verkregen navigasitiesystemen en/of een radio, althans goederen, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk Eur 20,--, althans geld aangenomen, zijnde dat geld, zoals verdachte wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, (een gedeelte van) de opbrengst van de verkoop van die/dat door misdrijf verkregen navigatiesystemen en/of radio, althans goederen; (parketnummer 07/440071-08)
artikel 417bis lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 2 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 01 maart 2008 in de gemeente Deventer als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets) heeft gereden op de weg, de Brink, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd; (parketnummer 07/560071-08)
art 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
5.
hij op of omstreeks 07 juli 2007 in de gemeente Deventer als bestuurder van een motorrijtuig (tweewielige bromfiets) heeft gereden op de weg, de Brink, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd; (parketnummer 07/440211-08)
art 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
6.
hij op of omstreeks 09 april 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk beledigend de politieambtenaar van de Regiopolitie IJsselland, te weten (agent 1) en/of (agent 2), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Stelletje mongolen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking; (parketnummer 07/440123-09)
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 ten laste is gelegd met dien verstande dat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte (benadeelde partij 2) van de portiektrap heeft getrapt. De rechtbank zal de verdachte van dit onderdeel van de
tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat dat niet wettig en overtuigend bewezen is.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
De verdachte dient van het onder 3 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte betoogd dat verdachte eveneens dient te worden vrijgesproken van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde. Dit omdat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte voordeel heeft getrokken uit het geld dat hij van (naam) heeft ontvangen. Dit geld had verdachte namelijk gekregen voor de aankoop van drugs en drank voor (naam). Het geld was daarom niet bestemd voor verdachte zelf.
De rechtbank volgt dit verweer.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte € 20,- van (naam) heeft gekregen om daarmee alcohol of drugs voor deze (naam) te kopen. Verdachte hield het geld daarom niet voor zichzelf, maar voor (naam). Gelet hierop kan verdachte niet als bezitter maar slechts als houder van het geld worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is onder deze omstandigheden geen sprake van voordeel trekken uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed als bedoeld in het tweede lid van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte ook daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 4 en 5 ten laste gelegde:
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, omdat op het moment van de staande houding van verdachte er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Gelet hierop is sprake van onrechtmatig verkregen bewijs.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In het relaas van verbalisanten over de staande houding van verdachte komt niet duidelijk tot uitdrukking wat de aanleiding hiervoor is geweest. In de processen-verbaal staat de volgende zinsnede opgenomen: “Ik zag/constateerde, dat een persoon als bestuurder van een motorrijtuig, daarmee heeft gereden zonder rijbewijs voor de categorie waartoe dat motorrijtuig behoorde”.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de in die processen-verbaal aldus gegeven omschrijving niet, wat de feitelijke aanleiding was voor de staande houding. Dat iemand zonder rijbewijs rijdt kan immers feitelijk niet anders geconstateerd worden dan nadat om overgifte is gevraagd. Gelet hierop valt thans niet uit te sluiten dat het louter de persoon van verdachte is geweest die de aanleiding is geweest voor de staande houding. De rechtbank stelt dan ook vast dat de staande houding onrechtmatig was. De rechtbank acht op grond van het voorgaande het bewijs van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten onrechtmatig verkregen en zal verdachte daarom vrij spreken.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij tegen de politieambtenaar éénmaal “mongool’ heeft gezegd, dat hij hiervoor een waarschuwing heeft gekregen en dat hij de tweede maal weliswaar heeft geprobeerd om hetzelfde woord te zeggen maar dat hij toen niet verder kwam dan de letter “M”.
De rechtbank volgt dit betoog niet. Uit het op ambtsbelofte door de agenten (agent 1) en (agent 2) opgemaakte en ondertekende proces-verbaal van aanhouding d.d. 9 april 2009 blijkt dat verdachte ook de tweede maal het woord “Mongool” schreeuwde en daarbij verbalisant (agent 1) strak aankeek. In hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van hetgeen door de verbalisanten is gerelateerd.
De verdachte zal derhalve van het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 6 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 juli 2009 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander, te weten (medeverdachte), met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld (benadeelde partij 2) meermalen heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal 70 euro, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn medeverdachte
- die (benadeelde partij 2) te verstaan heeft/hebben gegeven dat verdachte(n) geld van hem wilde(n) en als hij dat niet zou geven, zij hem helemaal in elkaar zouden slaan en hem kapot zouden maken, althans woorden van gelijke strekking en
- die (benadeelde partij 2) heeft/hebben gezegd: "Als je nu niet meegaat, slaan we je helemaal dood", althans woorden van gelijke strekking en meermalen in zijn gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt en tegen zijn lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt, waardoor die (benadeelde partij 2) werd gedwongen geld te pinnen en af te geven aan verdachte(n);
6.
hij op 9 april 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk beledigend de politieambtenaar van de Regiopolitie IJsselland, te weten (agent 1), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Stelletje mongolen", althans woorden van gelijke beledigende aard en strekking;
1.
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij de artikelen 317 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
6.
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
strafbaar gesteld bij de artikelen 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Daarbij heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast de onder 1 en 6 bewezen verklaarde feiten, ook schuldig heeft gemaakt aan het niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht en het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, zoals valt af te leiden uit de ter kennisneming van de rechtbank bij de stukken gevoegde dossiers met parketnummers 07.540558-08 en 07.440123-09 en zoals ook door de verdachte tegenover de politie is erkend en door de verdachte ter terechtzitting is bevestigd.
Op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van na te melden straf in rekening de straf die de verdachte bij uitspraak d.d. 5 december 2008 van de politierechter in deze rechtbank ter zake van overtreding van artikel 8, derde lid aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 is opgelegd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank is van oordeel dat de twee biljetten van € 10, welke op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen staan vermeld, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat de rechtbank vaststelt dat het onder 3 ten laste gelegde is begaan door een ander dan verdachte, te weten (naam), hetgeen blijkt uit een in het dossier gevoegde uitspraak van de politierechter van deze rechtbank d.d. 13 juni 2008.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan hem toebehorende gereedschap dat op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen staat vermeld, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 13 oktober 2009;
een de verdachte betreffend Pro Justitia rapport van drs. A.W. Sierksma, GZ psycholoog/psychotherapeut d.d. 9 november 2009, waarvan de rechtbank de daarin vervatte conclusie betreffende de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte op de daarvoor in dat rapport bijeengebrachte gronden overneemt;
een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 5 november 2009 uitgebracht door Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering;
Deze strafoplegging is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
De benadeelde partij (benadeelde partij 1) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 57,85 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank zal de (benadeelde partij 1) in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren, reeds omdat verdachte van het feit ten gevolge waarvan die benadeelde partij schade zou hebben geleden, zal worden vrijgesproken.
Het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 en 6 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 6 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 4 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens stichting Reclassering Nederland, ook indien zulks inhoudt dat hij zal meewerken aan een behandeling bij de Tender, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde geldbedrag (twee biljetten van € 10,-).
De rechtbank gelast de teruggave van het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde gereedschap aan verdachte. (3 stuks gereedschap, kleur grijs, Steelwood, voorzien van zwart vlak).
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (benadeelde partij 1) in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en mr. M. Willemse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 december 2009.