ECLI:NL:RBZLY:2009:BK5654

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
19 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/420228-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de invulling van de gedragsbeïnvloedende maatregel voor een jeugdige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 19 november 2009 uitspraak gedaan over de wijziging van de invulling van een gedragsbeïnvloedende maatregel die eerder was opgelegd aan een jeugdige verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot wijziging van de maatregel toegewezen, nadat was vastgesteld dat de verdachte opnieuw in contact was gekomen met de politie en niet meer woonachtig was bij het Take Off-project. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak op 5 november 2009 met gesloten deuren gehouden, waarbij de officier van justitie, de veroordeelde en haar raadsvrouw, mr. P.L. Hellinga, aanwezig waren. Tevens is er advies ingewonnen van Bureau Jeugdzorg Overijssel en de Raad voor de Kinderbescherming.

De rechtbank heeft in haar vonnis de gedragsbeïnvloedende maatregel aangepast, waarbij de verdachte onder andere verplicht werd om deel te nemen aan een behandeling bij het forensisch psychiatrisch centrum Oldekotte en zich te houden aan alcohol- en drugscontroles. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk overgenomen, maar enkele onderdelen van de nieuwe invulling niet geaccepteerd, zoals een uitgaansverbod en vage gedragsvoorschriften. De rechtbank benadrukte dat de gedragsbeïnvloedende maatregel niet hetzelfde gevolg mag hebben als voorwaardelijke jeugddetentie en dat de invulling van de maatregel moet bijdragen aan de ontwikkeling van de verdachte.

De rechtbank heeft uiteengezet dat de maatregel moet worden uitgevoerd door een instelling die een plan opstelt dat is afgestemd op de problematiek van de jeugdige. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van de ontwikkeling van de verdachte, gezien de nieuwe strafbare feiten en de noodzaak tot wijziging van de maatregel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.420228-08
Uitspraak: 19 november 2009
Beslissing ex artikel 77 wb van het Wetboek van Strafrecht
op vordering van de officier van justitie naar aanleiding van het vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 14 april 2009 waarin aan:
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres).
de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (verder: gedragsbeïnvloedende maatregel) is opgelegd.
De behandeling van de zaak heeft op 5 november 2009 met gesloten deuren plaatsgevonden.
De officier van justitie, de veroordeelde en haar raadsvrouw mr. P.L. Hellinga, advocaat te Zwolle, zijn bij die gelegenheid gehoord. Verder is gehoord (naam) van Bureau Jeugdzorg Overijssel.
De vordering van de officier van justitie strekt tot wijziging van de invulling van de gedragsbeïnvloedende maatregel.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende bij de vordering overgelegde stukken:
- een advies van de raad voor de Kinderbescherming d.d. 29 juli 2009, opgesteld door drs. S. de Jager, orthopedagoog NVO en gedragskundige.
-een adviesrapportage van Bureau Jeugdzorg Overijssel d.d. 27 juli 2009.
OVERWEEGT
Aan veroordeelde is bij vonnis van 14 april 2009 de gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd voor de duur van één jaar.
In voornoemd vonnis heeft de rechtbank krachtens artikel 77w lid 3 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) bepaald, dat de gedragsbeïnvloedende maatregel hieruit bestaat, dat:
- tot half april 2009 instelling van medicatie zal plaatsvinden door Accare te Zwolle,
- aansluitend aan Accare behandeling zal plaatsvinden door De Tender te Deventer,
- veroordeelde zal deelnemen aan een ambulante behandeling in De Tender onder begeleiding van Bureau Jeugdzorg Overijssel te Zwolle dan wel een door haar aan te wijzen andere organisatie,
- de dagbesteding van veroordeelde zal bestaan uit werk en/of scholing,
- veroordeelde woonachtig zal zijn binnen het Take Off-project van het Leger des Heils,
- veroordeelde zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de jeugdreclassering,
- veroordeelde zal meewerken aan verdere diagnostiek.
De vordering van de officier van justitie strekt ertoe de invulling van de gedragsbeïnvloedende maatregel aldus te wijzigen, dat deze hieruit komt te bestaan, dat:
1. veroordeelde haar behandeling bij het forensisch psychiatrisch centrum Oldekotte, lokatie De Tender poli- en dagkliniek te Deventer zal volgen. Ze zal zich begeleidbaar opstellen en meewerken aan verdere diagnostiek op AS-II persoonlijkheidsstoornissen. Daarnaast zal ze passende medicatie gaan slikken en ook zal ze deze in eerste instantie zelf bekostigen,
2. veroordeelde zal meewerken aan thuis begeleiding vanuit De Tender door middel van een SPV-er,
3. veroordeelde zal meewerken aan alcohol- en drugscontroles,
4. veroordeelde zal meewerken aan het beleid van wat door Tactus wordt voorgeschreven,
5. veroordeelde heeft een uitgaansverbod in uitgaansgelegenheden in Kampen en IJsselmuiden,
6. veroordeelde zal zich gedragen en zich niet schuldig maken aan het plegen van enig andere strafbaar feit en de aanwijzingen opvolgen (door of namens de Jeugdreclasseringsinstellingen),
7. veroordeelde heeft een dagbesteding in de vorm van werk of school,
8. de bij verdachte betrokken hulpverleningsorganisaties hebben onderling contact om de behandeling van veroordeelde op elkaar af te stemmen. Hierin hebben zij geen toestemming van verdachte nodig, maar veroordeelde wordt op de hoogte gehouden wanneer er contact is geweest.
Ter zitting heeft de officier van justitie de volgende voorwaarde toegevoegd:
9. veroordeelde heeft een vaste woonplek, te bepalen in overleg met de jeugdreclassering.
Aanleiding voor deze vordering tot wijziging van de opgelegde gedragsbeïnvloedende maatregel wordt gevormd door een nieuw contact dat veroordeelde heeft gehad in de nacht van 11 op 12 juli 2009 met de politie. Veroordeelde wordt ervan verdacht dat zij in die nacht een ander heeft mishandeld.
Veroordeelde heeft bekend zich opnieuw schuldig te hebben gemaakt aan een strafbaar feit.
De raadsvrouw van veroordeelde heeft, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, het volgende betoogd – kort en zakelijk weergegeven – :
Het nieuwe strafbare feit kan gezien worden als een in het gedrag van veroordeelde gelegen aanleiding als bedoeld in artikel 77wb lid 1 WvSr. Bovendien dient veroordeelde volgens de thans geldende invulling van de gedragsbeïnvloedende maatregel te wonen binnen het Take Off-project, maar is dat inmiddels achterhaald.
Er bestaan geen bezwaren tegen de hiervoor onder 1, 3 en 7 genoemde onderdelen van de nieuwe invulling van de gedragsbeïnvloedende maatregel.
Ten aanzien van het onderdeel onder 2: Dit valt al onder de thans geldende behandeling en begeleiding door De Tender.
Ten aanzien van het onderdeel onder 4: Dit is vaag en onbegrijpelijk. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert om dit niet in de maatregel op te nemen.
Ten aanzien van het onderdeel onder 5: Een dergelijk verbod past niet in een gedragsbeïnvloedende maatregel, waarin het dient te gaan om deelname aan een programma in een aangewezen instelling of onder begeleiding van een aangewezen organisatie, die daartoe een plan van aanpak opstellen. Dit uitgaansverbod zou onderdeel kunnen uitmaken van een dergelijk plan van aanpak, maar het voert te ver om een los onderdeel van een dergelijk plan van aanpak op te nemen in de invulling van de gedragsbeïnvloedende maatregel.
Ten aanzien van het onderdeel onder 6: Dat veroordeelde zich zou moeten “gedragen”, is een veel te vage aanwijzing, die niet thuis hoort bij de invulling van de gedragsbeïnvloedende maatregel.
Ten aanzien van het onderdeel onder 8: Dat de betrokken organisaties onderling contact hebben is noodzakelijk, maar veroordeelde heeft daarop geen enkele invloed. Dit hoort dus niet in de gedragsbeïnvloedende maatregel thuis.
Ten aanzien van het onderdeel onder 9: Ook dit is een aanwijzing die niet thuis hoort bij de invulling van de gedragsbeïnvloedende maatregel maar onderdeel behoort uit te maken van het plan van aanpak.
Naar aanleiding van het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt:
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde opnieuw wordt verdacht van een strafbaar feit en daarnaast niet meer woonachtig is bij het Take Off project. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat in het gedrag van de veroordeelde alsmede in het belang van de ontwikkeling van de veroordeelde reden is gelegen om de invulling van de gedragsbeïnvloedende maatregel te wijzigen.
De rechtbank overweegt dat wijziging van de invulling van de gedragsbeïnvloedende maatregel geschiedt met overeenkomstige toepassing van de voorschriften die in artikel 77w WvSr zijn gegeven.
Ingevolge artikel 77, derde lid, WvSr geeft de rechter in zijn uitspraak aan waar de gewijzigde maatregel uit bestaat. Hoewel in dit artikellid is bepaald, dat de gedragsbeïnvloedende maatregel kàn inhouden dat de veroordeelde aan een programma deelneemt in een door de rechter aan te wijzen instelling of dat de veroordeelde een ambulant programma zal volgen onder begeleiding van een door de rechter aan te wijzen organisatie, sluit dit niet uit, dat de rechtbank bij de invulling van de maatregel ook losse onderdelen buiten een dergelijk programma opneemt. Het strookt echter niet met de bedoeling van de gedragsbeïnvloedende maatregel om daarin ook gedragsvoorschriften aan het adres van veroordeelde op te leggen in dier voege, dat als de veroordeelde die gedragsvoorschriften niet zou nakomen, de vervangende jeugddetentie moet worden toegepast. Dit zou immers betekenen dat de gedragsbeïnvloedende maatregel hetzelfde gevolg zou hebben als het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie, hetgeen blijkens de wetgevingsgeschiedenis nu juist niet de bedoeling is geweest. Voor een veroordeelde geldt krachtens artikel 77wc, eerste lid, WvSr in het algemeen, dat deze moet meewerken aan de tenuitvoerlegging van de maatregel. In het thans bestaande sanctiestelsel past niet dat bij de invulling van de gedragsbeïnvloedende maatregel ook bijzondere voorwaarden, die het gedrag van de veroordeelde betreffen, kunnen worden gesteld.
De rechtbank wijst er in dit verband nog op dat de rechter blijkens de wetgevingsgeschiedenis kan volstaan met een globale omschrijving van de inhoud van de gedragsbeïnvloedende maatregel (Kamerstukken Tweede Kamer, 2005-2006, 30332, nr. 3, p. 20). De instelling of organisatie die op grond van de uitspraak wordt belast met de uitvoering van het programma is op grond van het vijfde lid van artikel 77w WvSr immers verplicht tot het vaststellen van een plan dat is afgestemd op de problematiek van de veroordeelde jeugdige. De omschrijving van de maatregel in het vonnis moet wel voldoende aanknopingspunten bevatten voor de gewenste samenstelling daarvan. Voorts moet uit het vonnis blijken of de maatregel ambulant of intramuraal moet worden tenuitvoergelegd of een combinatie van beide. Tenslotte moet de instelling of organisatie die wordt belast met de uitvoering ervan in het vonnis worden genoemd.
Mede op basis van deze uitgangspunten, overweegt de rechtbank met betrekking tot de door de officier van justitie gevorderde invulling van de gedragsbeïnvloedende maatregel het volgende.
Ad 1) De rechtbank zal dit onderdeel overnemen, behoudens de medicatie en de bekostiging daarvan, nu dit naar het oordeel van de rechtbank te ver voert als invulling van een gedragsbeïnvloedende maatregel en reeds valt onder genoemde behandeling en begeleiding;
Ad 2) Dit onderdeel valt ook binnen de behandeling en begeleiding door De Tender;
Ad 3) De rechtbank zal dit onderdeel overnemen;
Ad 4) Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat dit onderdeel te vaag en te algemeen is geformuleerd. Daarbij komt dat in het advies van de Raad voor de Kinderbescherming vermeld staat dat, wanneer de hulp van Tactus moet worden ingeroepen, dit zou betekenen dat veroordeelde te maken krijgt met te veel hulpverleners. De rechtbank zal dit onderdeel daarom niet overnemen.
Ad 5) De rechtbank is van oordeel dat een dergelijk uitgaansverbod – afgezien van de wel zeer verstrekkende formulering daarvan door de officier van justitie – thuishoort binnen het door de jeugdreclassering op te stellen plan van aanpak en de door deze te geven voorschriften en aanwijzingen. De rechtbank zal dit onderdeel dan ook niet overnemen.
Ad 6) De rechtbank deelt het standpunt van de raadsvrouw en zal dit onderdeel dan ook niet overnemen.
Ad 7) De rechtbank zal dit onderdeel overnemen.
Ad 8) Hoewel noodzakelijk, is dit onderdeel niet direct gericht op de ontwikkeling van veroordeelde. Ook is dit onderdeel niet afhankelijk van de medewerking van veroordeelde. De rechtbank zal dit onderdeel niet overnemen.
Ad 9) De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke aanwijzing valt onder de door de jeugdreclassering te geven voorschriften en aanwijzingen.
Op grond van voorgaande overwegingen zal de rechtbank de vordering tot wijziging van de invulling van de bij vonnis van 14 april 2009 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank opgelegde gedragsbeïnvloedende maatregel toewijzen op een wijze als hieronder vermeld.
BESLISSING
De rechtbank wijst de ter zitting van 5 november 2009 ingediende vordering van de officier van justitie toe en wijzigt de invulling van de bij vonnis van 19 april 2009 opgelegde maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige, met dien verstande dat de invulling van de gedragsbeïnvloedende maatregel thans zal inhouden dat:
- behandeling en begeleiding zal plaatsvinden door en vanuit het forensisch psychiatrisch centrum Oldekotte, lokatie De Tender poli- en dagkliniek te Deventer, inclusief verdere diagnostiek;
- veroordeelde zal meewerken aan alcohol- en drugscontroles;
- de dagbesteding van veroordeelde zal bestaan uit werk en/of scholing;
- veroordeelde zal zich gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de jeugdreclassering.
Aldus gewezen door mr. M.A. Wijnands-Veninga, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. F. Koster en M. Willemse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2009.