RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07/410061-09 (P)
Uitspraak: 19 november 2009
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
(verdachte),
geboren op (gboortejaar),
wonende te (adres).
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. G.C. Pol.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 juni 2009 te Punthorst, gemeente Staphorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) de 11-jarige (slachtoffer1) te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), haar heeft aangesproken en/of (vervolgens) haar (onverhoeds) onder haar rok naar haar
kruis heeft gegrepen en/of haar rok heeft opgetild en/of zijn hand onder haar rok heeft gebracht en/of (vervolgens) zijn broek naar beneden heeft gedaan en/of zijn penis aan haar getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 10 juni 2009 te Punthorst, gemeente Staphorst, zich meermalen, althans eenmaal opzettelijk oneerbaar op of aan een of meer plaatsen, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de (straat) met de (weg), met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 04 juni 2009 te Mastenbroek, gemeente Kampen, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de (straat), met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 20 mei 2009 te Wesepe, gemeente Olst-Wijhe, zich meermalen, althans eenmaal opzettelijk oneerbaar op of aan een of meer plaatsen, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de (straat), met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 25 februari 2009 te Wythmen, gemeente Zwolle zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten (weg), met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden; (parketnummer 07/460407-09)
art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 06 maart 2009 te IJsselmuiden, gemeente Kampen, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de (weg), met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
(parketnummer 07/460407-09)
art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht de onder 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde gedragingen, te weten het onverhoeds onder de rok naar het kruis van het slachtoffer grijpen, “andere feitelijkheden” in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht opleveren. Door het onverhoedse karakter van het handelen van verdachte is, zo stelt de officier van justitie, sprake van dwang.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. De raadsman heeft hiertoe primair aangevoerd dat verdachte zeer stellig en consistent is in zijn ontkenning. Subsidiair heeft de raadsman in dit kader aangevoerd dat er, afgezien van het onverhoedse, helemaal niets is dat wijst op geweld of iets anders als gevolg waarvan het slachtoffer gedwongen zou zijn geweest het een en ander te dulden.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten op het standpunt gesteld dat deze feiten bewezen kunnen worden verklaard omdat verdachte deze heeft bekend.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde:
Op 10 juni 2009 fietsten in Punthorst een zestal meisjes, te weten (naam 2) (12 jaar), (naam 3) (11 jaar), (slachtoffer 1) (11 jaar), (naam 4) (11 jaar), (naam 5) (10 jaar) en (naam 6) (9 jaar), naar de basisschool. Zij fietsten in groepjes van twee. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat hij zijn ontblote geslachtsdeel aan voornoemde meisjes heeft laten zien.
Uit de door aangeefsters (slachtoffer 1) en (naam 4) bij de politie afgelegde verklaringen blijkt bovendien dat verdachte onverhoeds onder de rok naar het kruis van (slachtoffer 1) heeft gegrepen en vervolgens zijn broek heeft laten zakken en zijn geslachtsdeel heeft laten zien. Bij de politie en ter terechtzitting heeft verdachte ontkend dat hij (slachtoffer 1) onder de rok heeft gegrepen. Gelet op de door de aangeefsters (slachtoffer 1) en (naam 4) afgelegde verklaringen, die nog dezelfde dag onafhankelijk van elkaar zijn afgelegd en inhoudelijk consistent en specifiek zijn, acht de rechtbank deze zodanig betrouwbaar, dat de rechtbank op grond daarvan – ondanks de ontkenning van verdachte - de overtuiging heeft gekregen dat verdachte daadwerkelijk bij (slachtoffer 1) onder de rok heeft gegrepen.
Het verweer: geen sprake van “andere feitelijkheden”:
Anders dan de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat wel degelijk sprake is van “andere feitelijkheden” in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft het slachtoffer onverhoeds onder de rok gegrepen in de richting van haar kruis. Het onverhoedse karakter van het handelen van verdachte heeft het slachtoffer overvallen en heeft daardoor verzet van de zijde van het slachtoffer voorkomen. Het slachtoffer kon zich niet aan de situatie onttrekken. Het overvalkarakter van het ontuchtig handelen levert naar het oordeel van de rechtbank de in art. 246 van het Wetboek van Strafrecht geëiste dwang op.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Op grond van de bewijsmiddelen is onvoldoende komen vast te staan dat verdachte betrokken is geweest bij het voorval op 4 juni 2009 te Mastenbroek waarbij een man zijn geslachtsdeel aan de kinderen (naam 7) en (naam 8) heeft getoond. Weliswaar heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat het best zou kunnen zijn dat hij ook dit feit heeft gepleegd, echter deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek en overtuigend. Bovendien laat de rechtbank in dit verband meewegen dat het door de kinderen gegeven signalement niet overeenkomt met het uiterlijk van verdachte.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
Op 20 mei 2009 stonden (naam 9) (9 jaar), (naam 10) (11 jaar) en (naam 11) in Wesepe op het fietspad te wachten op hun vriendin (naam 12) (10 jaar). Zij zouden gezamenlijk naar de basisschool fietsen. Op grond van de bewijsmiddelen, te weten de namens (naam 9) en (naam 10) gedane aangifte , de namens (naam 11) gedane aangifte en de door (naam 12) bij de politie afgelegde verklaring is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat verdachte zijn geslachtsdeel aan de drie eerstgenoemde kinderen heeft getoond. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de kinderen een signalement hebben gegeven dat exact overeenkomt met dat van verdachte en dat de kinderen bovendien een paarse personenauto hebben beschreven, hetgeen overeenkomt met de personenauto die in het bezit is van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de door de kinderen gegeven signalement inderdaad overeenkomt met zijn uiterlijk, dat hij inderdaad in het bezit is van een paarse personenauto en dat hij het feit daarom misschien wel heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
Op 25 februari 2009 fietste (naam 13) (16 jaar) over de (straat). Verdachte heeft, op het moment dat (naam 13) voorbij fietste, zijn ontblote geslachtsdeel aan haar
laten zien . Verdachte heeft het voorgaande bij de politie en ter terechtzitting bekend. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het onder 5 ten laste gelegd.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
Op 6 maart 2009 fietste (naam 14) (13 jaar) over de Sonnenbergweg te IJsselmuiden. Op het moment dat (naam 14) de verdachte voorbij fietste sprak hij haar aan en liet hij zijn ontblote geslachtsdeel aan haar laten zien . Verdachte heeft het voorgaande bij de politie en ter terechtzitting bekend. Gelet hierop komt de rechtbank ook tot bewezenverklaring van het onder 6 ten last gelegde feit.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 10 juni 2009 te Punthorst, gemeente Staphorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door andere feitelijkheden de 11-jarige (slachtoffer) te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, haar heeft aangesproken en vervolgens haar onverhoeds onder haar rok naar haar kruis heeft gegrepen en vervolgens zijn broek naar beneden heeft gedaan en zijn penis aan haar getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op meer tijdstippen op 10 juni 2009 te Punthorst, gemeente Staphorst, zich meermalen, opzettelijk oneerbaar op of aan een of meer plaatsen, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten (adres), met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
4.
hij op 20 mei 2009 te Wesepe, gemeente Olst-Wijhe, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de (weg) met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
5.
hij op 25 februari 2009 te Wythmen, gemeente Zwolle zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten (weg), met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.
6.
hij op 6 maart 2009 te IJsselmuiden, gemeente Kampen, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de (weg), met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Van het onder 1, 2, 4, 5 en 6 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1:
Poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid,
strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Feiten 1, 2, 4, 5, en 7, telkens
Schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd,
strafbaar gesteld bij artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd:
-gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht ook als dat inhoudt een behandeling bij de Tender.
-een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde
pleitnota, op het standpunt gesteld dat volstaan zou kunnen worden met een deels
voorwaardelijke werkstraf met daaraan gekoppeld reclasseringcontact ook als dat inhoudt
behandeling bij de Tender.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft een poging ondernomen om een jong meisje ontuchtig te betasten en heeft daarnaast zijn geslachtsdeel aan een elftal merendeels jonge kinderen getoond. Dergelijk aanstootgevend gedrag levert op zichzelf genomen al een forse verstoring van de openbare orde op. Verdachte heeft hiermee voor het normaal ontwikkeld schaamtegevoel kwetsende handelingen verricht.
In dit geval zijn van het exhibitionerend gedrag van verdachte meerdere jonge meisjes getuige geweest. Zij zijn hiervan zeer uit hun evenwicht geraakt. Als strafverzwarende factor neemt de rechtbank dan ook in aanmerking dat de verdachte zich veelvuldig heeft gericht op jonge meisjes, die nog in een kwetsbare positie verkeren.
Als strafverminderende factoren wegen mee: dat verdachte blijkens een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 2 oktober 2009 niet eerder in aanraking is geweest met justitie, dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen door zich bij zijn huisarts te melden voor behandeling door een psycholoog en blijkens zijn houding ter terechtzitting zeer beschaamd is over hetgeen is voorgevallen en ook zeer gemotiveerd is voor een behandeling. De rechtbank houdt verder rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte blijkende uit de op 22 oktober 2009 door drs. R.R. Beth, forensisch gedragsdeskundige en orthopedagoog, uitgebrachte psychologische rapportage omtrent de verdachte. Deze rapportage houdt onder meer, verkort en zakelijk weergegeven, in:
‘Betrokkene functioneert op zwakbegaafd intelligentieniveau met in het verlengde daarvan een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand. Daarnaast is hij lijdende aan een posttraumatische stressstoornis en er is sprake van exhibitionisme en pedofilie. Derhalve is betrokkene lijdende aan een ziekelijk stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Deze gebrekkige ontwikkeling was aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Het delict is betrokkene slechts verminderd toe te rekenen. De persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene vereist een behandeling. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke, deels onvoorwaardelijke detentiestraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact ook als dat inhoudt een behandeling bij ‘De Tender’ te Deventer of een soortgelijke instelling. De rechtbank neemt de conclusie en het advies van voormelde deskundige op de daarvoor in het rapport bijeengebrachte gronden over.
Voorts heeft de rechtbank bij haar beslissing rekening gehouden met een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, Regio Midden-Oost Nederland, gedateerd 29 oktober 2009 waarin wordt geadviseerd conform het eerdergenoemde psychologische rapport.
De rechtbank ziet in deze omstandigheden aanleiding om de door de officier van justitie
gevorderde straf op te leggen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 45 en 57 van het Wetboek van Strafrecht van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 3 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het 1, 2, 4, 5 en 6 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens stichting Reclassering Nederland, ook indien zulks inhoudt dat hij zal meewerken aan een behandeling bij de Tender of een soortgelijke instelling, zulks zolang stichting Reclassering Nederland of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 80 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf .
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en M. Willemse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2009.