ECLI:NL:RBZLY:2009:BK3395

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
29 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/440056-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging met misdrijf tegen het leven

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 29 oktober 2009, is de verdachte beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven, gepleegd op 21 februari 2009 te Deventer. De officier van justitie, mr. G.C. Pol, heeft ter zitting gevorderd om de verdachte vrij te spreken van de meeste tenlasteleggingen, maar heeft ook een werkstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden geëist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een mededader, de benadeelde partij heeft bedreigd door benzine over diens kleding te gooien en dreigende uitspraken te doen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit en heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de bedreiging en de impact op de slachtoffers, waaronder de vriendin en het zusje van de benadeelde partij, die getuige waren van de gebeurtenissen.

De rechtbank heeft ook de psychologische toestand van de verdachte in overweging genomen, waarbij uit onderzoek is gebleken dat hij lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en paranoïde kenmerken. De reclassering heeft geadviseerd om een werkstraf en een voorwaardelijke straf op te leggen, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 1.302,-- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de verdachte veroordeeld tot het betalen van deze schadevergoeding. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van zes weken opgelegd, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij hij zich tijdens de proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft ook bepaald dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is, en dat dit deel enkel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440056-09
Uitspraak: 29 oktober 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres)
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2009. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.A.F. Schoemaker, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. G.C. Pol, heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1, primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
- de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, subsidiair, ten laste gelegde tot een werkstraf van 150 uur, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- de hoofdelijke toewijzing van de vordering benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter zitting van 15 oktober 2009 gewijzigd)
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, subsidiair, ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1. hij op 21 februari 2009 te Deventer, tezamen en in vereniging met een ander, (naam slachtoffer) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend benzine over de schoenen en de kleding van die (naam slachtoffer) gegooid en die (naam slachtoffer) vastgehouden en gezegd: “Gooi het maar over hem heen en steek het maar aan.”;
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
1 subsidiair
Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straf en bij de vaststelling van de
duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Door te handelen als bewezen verklaard heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstige bedreiging, waarmee hij op volstrekt ontoelaatbare wijze uiting heeft gegeven aan zijn boosheid jegens het slachtoffer. Voor het slachtoffer moet het gebeuren een beangstigende ervaring zijn geweest. Door te handelen als bewezen verklaard heeft verdachte ook bijgedragen aan het gevoel van onveiligheid van de vriendin en het tienjarige zusje van het slachtoffer, die ten tijde van de gebeurtenissen in de woning aanwezig waren. Verdachte heeft met zijn handelwijze op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die zijn handelen voor de slachtoffers zou kunnen hebben.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 1 september 2009 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met hetgeen is verwoord in het reclasseringsadvies van 15 mei 2009 en het aanvullend reclasseringsadvies van 5 oktober 2009 alsmede met de onderzoeksrapportages van psycholoog Wieringa van 8 september 2009.
Uit psychologisch onderzoek blijkt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en paranoïde kenmerken, gepaard gaande met een stoornis in de agressieregulatie. Verder blijkt uit zowel de bevindingen van de psycholoog als die van de reclassering dat verdachte gemotiveerd is voor behandeling en hulpverlening.
De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd een werkstraf en een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en ambulante behandeling bij de forensische polikliniek Tender te Deventer of een soortgelijke instelling.
Omdat verdachte gemotiveerd is om door middel van deze behandeling de kans op recidive te verminderen en hij bovendien een iets minder grote rol heeft gehad, kan ten aanzien van verdachte volstaan worden met een minder hoge straf dan ten aanzien van zijn mededader.
Benadeelde partij
Bij het onderzoek ter zitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij (naam slachtoffer) rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de bewezen verklaarde feiten. De hoogte van de materiële schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 302,--.
De rechtbank begroot de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid op ten minste
€ 1.000,--.
De rechtbank acht de vordering derhalve tot een bedrag van € 1.302,-- voor hoofdelijke
toewijzing vatbaar en zal daarbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Wettelijke voorschriften
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1, primair, 2 en 3 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1, subsidiair, ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank legt aan verdachte voorts op een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 100 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf.
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (naam slachtoffer), wonende te (adres), van een bedrag van € 1.302,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2009, tot aan de dag der algehele voldoening, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 1.302,--, ten behoeve van het slachtoffer (naam slachtoffer), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. M. Willemse, voorzitter, mrs. F. Koster en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 oktober 2009.