ECLI:NL:RBZLY:2009:BK3322
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Zomer
- Rechtspraak.nl
Vordering tot veroordeling tot medewerking aan DNA-onderzoek in afstammingskwestie met minderjarige
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 9 september 2009 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin eiser, een minderjarige, vorderde dat gedaagde, zijn moeder, zou worden veroordeeld om mee te werken aan een DNA-onderzoek. Eiser wilde zekerheid krijgen over de vraag of hij de biologische vader is van zijn zoon, [E]. Gedaagde was niet verschenen en had eerder geweigerd om mee te werken aan het DNA-onderzoek. De rechtbank oordeelde dat gedaagde niet kon worden gedagvaard in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van [E], omdat in zaken betreffende afstamming waarbij een minderjarige is betrokken, bijzondere procedures en bepalingen gelden. De rechtbank benadrukte het belang van een bijzondere curator in dergelijke zaken. Eiser had een persoonlijk belang bij het DNA-onderzoek, zowel emotioneel als financieel, maar de rechtbank concludeerde dat de vordering prematuur was. Eiser had niet de mogelijkheid om een DNA-onderzoek uit te voeren met DNA-materiaal van [E], wat essentieel was voor de vordering. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden begroot. Dit vonnis onderstreept de noodzaak van zorgvuldigheid in afstammingszaken, vooral wanneer minderjarigen betrokken zijn.