RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Economische Strafkamer
Parketnr. : 07.996526-07
Uitspraak: 12 november 2009
(verdachte)
gevestigd te (adres).
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2009. De verdachte is niet verschenen en is ter terechtzitting verdedigd door mr. G.E. Hattink, advocaat te Cuijk, die heeft verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.
De officier van justitie, mr. F. Sieders, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde tot een geldboete van
€ 50.000,--.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op of omstreeks 17 oktober 2006, althans in of omstreeks de maand oktober 2006, althans in 2006, in de gemeente Deventer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een faktuur met het nummer xxxx gericht aan (bedrijfsnaam 1) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft / hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) valselijk (zakelijk weergegeven) blijkens die factuur 21.320 kg "Snippers" verkocht aan (bedrijfsnaam 1), terwijl er in werkelijkheid steekvlees, zijnde vlees dat ongeschikt was (verklaard) voor menselijke consumptie, was verkocht aan die (bedrijfsnaam 1), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(zaaksdossier "(naam 2)", hoofdstuk 2, pagina 875, bijlage D 1570)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
verdachte op of omstreeks 24 oktober 2006, althans in of omstreeks de maand oktober 2006, althans in 2006, in de gemeente Deventer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een faktuur met het nummer xxxxx gericht aan (bedrijfsnaam 1) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft / hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) valselijk (zakelijk weergegeven) blijkens die factuur 21.020 kg "Snippers" verkocht aan (bedrijfsnaam 1), terwijl er in werkelijkheid steekvlees, zijnde vlees dat ongeschikt was (verklaard) voor menselijke consumptie, was verkocht aan die (bedrijfsnaam 1), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(zaaksdossier "(naam 2)", hoofdstuk 3, pagina 972, bijlage D 872)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
verdachte op of omstreeks 10 augustus 2007, althans in of omstreeks de maand augustus 2007, althans in 2007, in de gemeente Deventer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een faktuur met het nummer xxxx gericht aan (bedrijfsnaam 1) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft / hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) valselijk (zakelijk weergegeven) blijkens die factuur 11.426 kg "Snippers" verkocht aan (bedrijfsnaam 1), terwijl er in werkelijkheid steekvlees, zijnde vlees dat ongeschikt was (verklaard) voor menselijke consumptie, was verkocht aan die (bedrijfsnaam 1), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(zaaksdossier "(naam 2)", hoofdstuk 4, pagina 1077, bijlage D 925)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
verdachte op of omstreeks 13 augustus 2007, althans in of omstreeks de maand augustus 2007, althans in 2007, in de gemeente Deventer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een faktuur met het nummer xxxx gericht aan (bedrijfsnaam 1) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft / hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) valselijk (zakelijk weergegeven) blijkens die factuur 11.551 kg "Snippers" verkocht aan (bedrijfsnaam 1), terwijl er in werkelijkheid steekvlees, zijnde vlees dat ongeschikt was (verklaard) voor menselijke consumptie, was verkocht aan die (bedrijfsnaam 1), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(zaaksdossier "(naam 2)", hoofdstuk 5, pagina 1167, bijlage D 840)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
verdachte op of omstreeks 29 maart 2007, althans in of omstreeks de maand maart 2007, althans in 2007, in de gemeente Deventer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een faktuur met het nummer 207127 gericht aan (bedrijfsnaam 1) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft / hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) valselijk (zakelijk weergegeven) blijkens die factuur 30.259 kg "Trimmings" verkocht aan (bedrijfsnaam 1), terwijl er in werkelijkheid steekvlees, althans voor een gedeelte steekvlees, zijnde vlees dat ongeschikt was (verklaard) voor menselijke consumptie, was verkocht aan die (bedrijfsnaam 1), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(zaaksdossier "(naam 3)", hoofdstuk 2, pagina 1526, bijlage D 1566)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
verdachte op of omstreeks 17 januari 2007, althans in of omstreeks de maand januari 2007, althans in 2007, in de gemeente Deventer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een vrachtbrief - vervoerdocument (CMR) (nummer 948222) ten behoeve van een transport van 17 pallets frozen porktrimm frozen naar (bedrijfsnaam 2) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft / hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) valselijk (zakelijk weergegeven) op die vrachtbrief - vervoerdocument (CMR) vermeld een transport van 17 pallets frozen porktrimm frozen naar (bedrijfsnaam 2), terwijl er met dat transport in werkelijkheid steekvlees, zijnde vlees dat ongeschikt was (verklaard) voor menselijke consumptie, werd vervoerd, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(zaaksdossier "(naam 3)", hoofdstuk IV, pagina 1892, bijlage D 1746)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
verdachte op of omstreeks 12 maart 2008, in de gemeente Deventer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad een vals(e) of vervalst(e) herkomstverklaring met daarop het nummer 20766 - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist / wisten of redelijkerwijs moest / moesten vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers was valselijk in die herkomstverklaring vermeld dat het te leveren / geleverde produkt "Minerai du Boeuf, 90/10", zijnde een rund(vlees), althans een produkt bestaande uit rundvlees, betrof, terwijl het in werkelijkheid paardenvlees, althans een produkt bestaande uit paardenvlees, betrof;
(zaaksdossier "Overige zaken", hoofdstuk 2, pagina 2087, bijlage D 420)
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
8.
verdachte in of omstreeks de periode van oktober 2006 tot en met oktober 2007, althans in of omstreeks 2006 en/of 2007, te Polsbroek, in de gemeente Lopik en/of in de gemeente Deventer en/of in de gemeente Den Bosch en/of in de gemeente Lith, althans (op een of meerdere plaatsen) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk, (telkens) steekvlees van runderen en/of varkens, zijnde destructiemateriaal, (telkens) heeft onttrokken aan verwerking;
art 4 lid 1 Destructiewet
BEWIJSOVERWEGINGEN
Ten aanzien van het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde
Ten laste is gelegd dat er facturen en een vrachtbrief vals zijn opgemaakt omdat daarop niet ‘steekvlees’ maar ‘Snippers’ of ‘Trimmings’ en ‘frozen porktrimm frozen’ staat vermeld als product dat verkocht is, terwijl er ‘steekvlees’ is verkocht.
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen blijkt dat er vlees is verkocht dat niet voor menselijke consumptie bestemd was dan wel ongeschikt was verklaard voor de menselijke consumptie. In de tenlastelegging wordt dit ‘steekvlees’ genoemd.
De benamingen ‘Snippers’,‘Trimmings’ en ‘frozen porktrimm frozen’ zouden ook betrekking kunnen hebben op vlees dat niet bestemd is of ongeschikt is verklaard voor de menselijke consumptie. De rechtbank kan op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet vaststellen dat de voornoemde benamingen niet passen bij de partijen vlees waar de in de tenlastegelegde genoemde facturen betrekking op hebben. Derhalve kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden geacht, dat de facturen en de vrachtbrief vals zijn opgemaakt.
Gelet op het bovenstaande dient verdachte van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde
Aan verdachte is, kort weergegeven, ten laste gelegd dat zij destructiemateriaal - steekvlees van runderen en varkens – heeft onttrokken aan verwerking.
In artikel 4 van de Destructiewet (geldend tot 1 januari 2008) is bepaald dat het verboden is om destructiemateriaal aan verwerking te onttrekken.
Op 10 oktober 2002 is verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273) (hierna: verordening nr. 1774/2002) gepubliceerd. In de verordening zijn voorschriften vastgesteld voor het verzamelen, vervoeren, opslaan, hanteren, verwerken en gebruiken of verwijderen van dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide producten teneinde te voorkomen dat deze producten een risico voor de gezondheid van mens of dier vormen. De verordening is sinds 1 mei 2003 rechtstreeks van toepassing in de lidstaten, waaronder Nederland. Aan de verordening is - voor zover hier van belang - nationale uitvoering gegeven in het - op artikel 23 van de Destructiewet gebaseerde - Destructiebesluit dat in werking is getreden op 7 september 2005 (vervallen op 1 januari 2008).
Artikel 20 van het Destructiebesluit luidt:
In afwijking van artikel 1 van de Destructiewet wordt, ter uitvoering van verordening nr. 1774/2002, voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, van die wet verstaan onder:
a. destructiemateriaal: categorie 1-materiaal, categorie 2-materiaal of categorie 3-materiaal
b. verwerking: het onschadelijk maken van categorie 1-materiaal, categorie 2-materiaal of categorie 3-materiaal door het overeenkomstig verordening nr. 1774/2002 te verwerken of te verwijderen.
Wat onder categorie 3-materiaal wordt verstaan en hoe dit materiaal moet worden verwerkt is omschreven in artikel 6 van de verordening nr. 1774/2002.
Op basis van artikel 6, eerste lid, van de verordening nr. 1774/2002 wordt, onder meer, onder categorie 3-materiaal verstaan:
- delen van geslachte dieren die overeenkomstig de communautaire wetgeving voor menselijke consumptie geschikt zijn verklaard, maar die om commerciële redenen niet voor menselijke consumptie bestemd zijn;
- delen van geslachte dieren, die voor menselijke consumptie ongeschikt zijn verklaard, maar die geen symptomen van op mens of dier overdraagbare ziekten vertonen en die afkomstig zijn van karkassen die overeenkomstig de communautaire wetgeving voor menselijke consumptie geschikt zijn verklaard;
- materiaal dat bovengenoemde dierlijke bijproducten bevat.
In het tweede lid van artikel 6 van de verordening nr. 1774/2002 staat beschreven dat categorie 3 –materiaal als volgt verwerkt dient te worden:
- rechtstreeks als afval verwijderen door verbranding in een daartoe erkende verbrandings- of meeverbrandingsinstallatie;
- verwerking in een categorie 1- en categorie 2-verwerkingsbedrijf;
- verwerking in een categorie 3-verwerkingsbedrijf;
- als grondstof gebruiken in een bedrijf voor de productie van voeder voor gezelschapsdieren dat overeenkomstig artikel 18 is erkend;
- verwerking in een biogasinstallatie of composteerinstallatie die overeenkomstig artikel 15 is erkend.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat categorie 3-materiaal destructiemateriaal is in de zin van artikel 4 van de Destructiewet en dat destructiemateriaal niet bestemd kan worden voor menselijke consumptie.
(bedrijfsnaam 3) heeft verklaard dat hij varkenssteekvlees categorie 3, dat bestemd was voor de petfoodindustrie, aan (naam 4) van de (bedrijfsnaam 4) heeft geleverd.
De directeur van (bedrijfsnaam 4), (naam 4), heeft bij de AID, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard:
- dat hij vanaf 2005 grote hoeveelheden steekvlees categorie 3 heeft aangekocht;
- dat hij categorie 3-vlees doorverkocht als vlees bestemd voor humane consumptie aan (naam 5);
- dat (naam 5) op de hoogte was van het feit dat het geleverde vlees categorie 3-materiaal was;
- dat (naam 5) hem vertelde dat hij dit vlees mengde met ander vlees en dit doorverkocht als vlees bestemd voor humane consumptie.
Van den Berg heeft bij de AID, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard:
- dat hij vlees heeft gekocht bij (naam 4);
- dat hij het verschil weet tussen categorie 3-materiaal en vlees bestemd voor de humane consumptie;
- dat hij vanaf het laatste kwartaal 2006 wist dat (naam 4) hem categorie 3-materiaal leverde;
- dat hij dit categorie 3–materiaal heeft gemengd met ander vlees en heeft doorverkocht als ‘magermet’, zijnde een product bestemd voor humane consumptie.
Het vorenstaande in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat feit 8 wettig en overtuigend bewezen is, immers door (naam 4), (bedrijfsnaam 4) en (naam 6) is opzettelijk steekvlees van categorie 3, zijnde destructiemateriaal in de zin van artikel 4 van de Destructiewet, verkocht als product voor menselijke consumptie en daardoor is dit vlees onttrokken aan het proces tot verwerking als destructiemateriaal.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 7 en 8 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
7.
verdachte op 12 maart 2008, in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, opzettelijk heeft afgeleverd en voorhanden gehad een valse herkomstverklaring met daarop het nummer 20766 - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl verdachte en verdachtes mededader(s) wist / wisten dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt, immers was valselijk in die herkomstverklaring vermeld dat het te leveren / geleverde produkt "Minerai du Boeuf, 90/10", zijnde een rundvleesprodukt betrof, terwijl het in werkelijkheid paardenvlees betrof;
8.
verdachte in de periode van oktober 2006 tot en met oktober 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, telkens opzettelijk steekvlees van runderen en/of varkens, zijnde destructiemateriaal, heeft onttrokken aan verwerking;
Van het onder 7 en 8 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Het onder 7 bewezene levert op:
medeplegen van:
het opzettelijk afleveren en voorhanden hebben van een vals opgemaakt geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik,
strafbaar gesteld bij artikel 225 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 8 bewezene levert op:
medeplegen van:
het opzettelijk overtreden van voorschriften gesteld bij artikel 4 van de Destructiewet, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 1a van de Wet op de economische delicten (oud; geldend tot 1 januari 2008)
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de financiële draagkracht van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een lange periode vele malen vlees dat niet (meer) bestemd was voor de menselijke consumptie en als destructiemateriaal had dienen te worden verwerkt verkocht als zijnde vlees bestemd voor de menselijke consumptie.
Het op de markt brengen van destructiemateriaal als zijnde vlees bestemd voor de menselijke consumptie brengt risico’s voor de volksgezondheid met zich mee en kan bij bekend worden hiervan schade toebrengen aan de vleeshandel. Om te doen voorkomen alsof het vlees bestemd was voor de menselijke consumptie heeft verdachte de herkomst van het vlees verhuld. Verdachte heeft hierbij alleen oog gehad voor eigen financieel gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 5 augustus 2009 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, en uit het oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feiten, is de rechtbank van oordeel dat een aanzienlijke geldboete zoals door de officier van justitie is geëist passend en geboden is.
Alhoewel de rechtbank verdachte van 6 feiten vrijspreekt, zal niettemin de door de officier van justitie gevorderde straf worden opgelegd, nu de feiten 7 en 8 – ten aanzien waarvan verdachte zal worden veroordeeld – dermate ernstig zijn, dat zij reeds deze straf rechtvaardigen. De tenlastegelegde feiten met betrekking tot de valse facturen vormen in het gehele patroon van werken slechts een zodanig klein onderdeel, dat deze bij het bepalen van de strafmaat in het niet vallen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 23, 24, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het 7 en 8 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 7 en 8 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling van een geldboete van € 50.000,-- (zegge: vijftigduizend euro).
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. A.J. Louter en M. Willemse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 november 2009.
Mr. Louter voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.