RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.607119-09
Uitspraak : 9 november 2009
[verdachte],
geboren op [geboortedatum]
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van Uden, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. S.J. Buis, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde tot:
- een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks 03 april 2009 in de gemeente Almere, omstreeks 15:58 uur, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vier flessen champagne (merk: Moët Chandon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn (filiaal Lavendelplantsoen), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
2.
Hij op of omstreeks 03 april 2009 in de gemeente Almere, omstreeks 16:06 uur, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vier flessen champagne (merk: Moët Chandon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn (filiaal Lavendelplantsoen), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
3.
Hij op of omstreeks 07 april 2009 in de gemeente Almere, omstreeks 09:32 uur, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee flessen wijn (à 29,99 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn (filiaal Lavendelplantsoen), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
4.
Hij op of omstreeks 07 april 2009 in de gemeente Almere, omstreeks 12:45 uur, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee flessen wijn (à 34,99 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn (filiaal Lavendelplantsoen), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
De rechtbank acht, op basis van de aangifte, de beschrijvingen van de camerabeelden van Albert Heijn en de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 tot en met 4 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
Hij op 3 april 2009 in de gemeente Almere, omstreeks 15:58 uur, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen drie flessen champagne (merk: Moët Chandon), toebehorende aan de Albert Heijn (filiaal Lavendelplantsoen);
2.
Hij op 3 april 2009 in de gemeente Almere, omstreeks 16:06 uur, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee flessen champagne (merk: Moët Chandon), toebehorende aan de Albert Heijn (filiaal Lavendelplantsoen);
3.
Hij op 7 april 2009 in de gemeente Almere, omstreeks 09:32 uur, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee flessen wijn (à 29,99 euro), toebehorende aan de Albert Heijn (filiaal Lavendelplantsoen);
4.
Hij op 7 april 2009 in de gemeente Almere, omstreeks 12:45 uur, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee flessen wijn (à 34,99), toebehorende aan de Albert Heijn (filiaal Lavendelplantsoen).
Van het onder 1 tot en met 4 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feiten 1 tot en met 4, telkens:
Diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De feiten en de verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van de na te melden straf in rekening de straf die de verdachte bij vonnis d.d. 17 juni 2009 door de politierechter van de rechtbank Utrecht ter zake van diefstal is opgelegd.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 25 september 2009.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zijn leven goed op de rails heeft en een vaste baan heeft. Hij verklaart dat zijn werkgever op de hoogte is van de strafbare feiten en dat wanneer hij opnieuw naar de gevangenis moet, zijn baan in gevaar kan komen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op de zitting vastberaden leek om op de ingezette weg om zijn leven te beteren door te gaan. De rechtbank wil de goede voornemens van verdachte niet ontmoedigen en acht het van groot belang dat hij zijn baan behoudt. De rechtbank zal verdachte daarom een lagere werkstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank zal echter wel een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist opleggen, als een goede stok achter de deur ter voorkoming van recidive.
De oplegging van deze straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 tot en met 4 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 60 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht, de werkstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf.
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag.
Aldus gewezen door mr. S.E. Bins-van Waegeningh, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en W.F. Roelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2009.