ECLI:NL:RBZLY:2009:BK3123

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/630462-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding wegens onduidelijke tenlastelegging in strafzaak

In de strafzaak met parketnummer 07/630462-08 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 oktober 2009 uitspraak gedaan. De verdachte, bijgestaan door mr. J.Y. Taekema, was aangeklaagd voor verschillende strafbare feiten met betrekking tot een aanzienlijk aantal auto’s. Tijdens de zittingen op 9 juli, 6 oktober en 27 oktober 2009 werd duidelijk dat de tenlastelegging te algemeen was en niet voldoende herleidbaar tot de individuele verdachte. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen van duidelijkheid en specificiteit, waardoor de verdachte niet adequaat kon worden geïnformeerd over de beschuldigingen. De rechtbank vond het onjuist dat tijdens de zitting pas duidelijk moest worden welke verdachte met welke auto in verband kon worden gebracht, aangezien dit een belangrijk onderdeel van het opsporingsonderzoek betreft. Gezien deze tekortkomingen verklaarde de rechtbank de dagvaarding nietig en hevelde het bevel tot voorlopige hechtenis op. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke en specifieke tenlastelegging in het strafrecht, zodat verdachten zich goed kunnen verdedigen tegen de beschuldigingen die tegen hen zijn ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.630462-08
Uitspraak: 27 oktober 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
thans verblijvende (verblijfplaats).
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 09 juli 2009, 06 oktober 2009 en 27 oktober 2009. De verdachte is op 06 oktober 2009 en 27 oktober 2009 verschenen, bijgestaan door mr. J.Y. Taekema, advocaat te Den Haag.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging tot doel heeft de verdachte te informeren omtrent de vraag van welke concrete strafbare feiten hij wordt verdacht.
De rechtbank stelt vast dat de tenlastelegging voor het grootste deel betrekking heeft op verschillende strafbare feiten ten aanzien van een aanzienlijk aantal auto’s. Nagenoeg dezelfde strafbare feiten komen voor op de tenlasteleggingen van de medeverdachten van verdachte.
Daarnaast acht de rechtbank de tenlastelegging op onderdelen innerlijk tegenstrijdig, nu niet alleen de diefstal maar tevens de opzetheling met betrekking tot dezelfde auto’s aan verdachte en diens medeverdachten is tenlastegelegd.
Tegen die achtergrond hecht de rechtbank tevens betekenis aan het feit dat de officier van justitie ter terechtzitting naar voren heeft gebracht dat hem ook nog niet precies duidelijk is welke verdachte in welk opzicht nu met welke auto in verband kan worden gebracht, en dat zulks gaandeweg het onderzoek ter terechtzitting duidelijk moet worden.
Bij deze stand van zaken en uitgaande van de wijze waarop het omvangrijke dossier van het politieonderzoek is ingericht, is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging thans te algemeen van aard is en daardoor onvoldoende herleidbaar is tot het individuele niveau van elke verdachte, zodat niet uit de tenlastelegging blijkt ten opzichte van welke zaken de verdachte (en diens medeverdachten) zich dient (dienen) te verdedigen.
De opvatting van de officier van justitie dat bij het onderzoek ter terechtzitting dient te blijken welke verdachte in welk opzicht met welke auto in verband kan worden gebracht, acht de rechtbank strafvorderlijk gezien onjuist omdat daarmee een gewichtig deel van het feitelijke opsporingsonderzoek pas ter terechtzitting aan de orde komt.
De rechtbank zal de dagvaarding gelet op al het voorgaande dan ook nietig verklaren.
BESLISSING
De rechtbank verklaart de dagvaarding nietig.
Het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2009.