ECLI:NL:RBZLY:2009:BK1596

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
1 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607097-09, 07.607406-08, 05.601704-07 (tul)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging in Almere met DNA-bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 1 oktober 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere diefstallen met geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 maart 2009 in Almere een mobiele telefoon en een portemonnee heeft weggenomen van twee slachtoffers, waarbij hij geweld en bedreiging met een mes heeft gebruikt. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 12 december 2008 een poging tot diefstal heeft gepleegd, waarbij hij eveneens geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen in overweging genomen, evenals het DNA-bewijs dat op de verdachte is aangetroffen. De psychiater en psycholoog hebben geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan verslavingen en een persoonlijkheidsstoornis, wat heeft geleid tot een verminderd toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd met betrekking tot reclassering. De rechtbank heeft ook de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan de slachtoffers gelast en een vals bankbiljet verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummers: 07.607097-09; 07.607406-08; 05.601704-07 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 oktober 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans verblijvende in de P.I. Flevoland, Huis van Bewaring Lelystad te Lelystad.
Raadsvrouw mr. D.G. Nagel advocaat te Almere.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 september 2009, waarbij de officier van justitie, mr. C.J.W.M. Janssen, en de verdachte en diens raadsvrouw hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2 De tenlastelegging
Verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. parketnummer 07.607097-09.
1.
hij op of omstreeks 18 maart 2009 in de gemeente Almere op de openbare weg, de [straat], in elk geval op de openbare weg met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een portemonnee en/of een geldbedrag van ongeveer 5 Euro, in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte
- die [slachtoffer 1] bij de schouder heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer 1] naar achteren heeft geduwd/getrokken
- een mes, in elk geval een dergelijk scherp voorwerp heeft gericht en/of gericht gehouden op de borst van die [slachtoffer 1] en/of
- de telefoon en/of de portemonnee uit de jaszak van die [slachtoffer 1] heeft gepakt;
2.
hij op of omstreeks 18 maart 2009 in de gemeente Almere op de openbare weg, de [straat], in elk geval op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of een portemonnee, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte
- voornoemde [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd "Heb je vijf Euro voor mij" en/of "Je moet niet schreeuwen" en/of "Je hebt wel geld bij je" en/of "Maak je zakken leeg, heb je een telefoon", althans woorden van dergelijk aard en/of strekking en/of
- aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] een mes, in elk geval een dergelijk scherp voorwerp heeft getoond en/of met dat mes een stekende en/of zwaaiende bewging heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 3] en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd "In de auto zitten, we gaan pinnen, althans woorden van een dergelijke aard en/of strekking;
T.a.v. parketnummer 07.607406-08.
hij op of omstreeks 12 december 2008 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een portemonnee en/of een rijbewijs, in elk geval datgene wat van zijn gading zou blijken te zijn, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 4], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- heel dicht bij die [slachtoffer 4] is gaan staan en/of
- (met kracht) de schouder van die [slachtoffer 4] heeft vastgepakt en/of
- een of meermalen met kracht heeft getrokken aan de portemonnee en/of het rijbewijs, welke [slachtoffer 4] in haar hand(en) had en/of
- zijn, verdachte's hand heeft gelegd/geduwd op/tegen de mond van die [slachtoffer 4],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging met parketnummer 07.607097-09 onder feit 2 in de 20e regel "bewging" in plaats van "beweging". De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Vaststaande feiten
Op 18 maart 2009 te 21.25 uur kregen verbalisanten de opdracht om te gaan naar de [straat] te Almere alwaar een straatroof zou hebben plaatsgevonden. In het doorgegeven signalement van de dader herkennen de verbalisanten – de eerder die dag door hen staande gehouden – verdachte.
Op 18 maart 2009 te 21.40 uur kregen verbalisanten wederom melding dat een straatroof zou hebben plaatsgevonden ditmaal op de [straat] te Almere. Verbalisanten begaven zich in de richting van de [straat]. Omstreeks 21.41 uur fietst verbalisant Aikens op het [straat], welke hemelsbreed gelegen is op 200 meter van de [straat] en ziet verdachte lopen. Verdachte wordt door de verbalisanten om 21.46 uur aangehouden.
Tijdens de aanhouding wordt verdachte onderworpen aan een veiligheidsfouillering waarbij een aantal goederen worden aangetroffen.
Op 18 maart 2009 te 22.38 uur doet [slachtoffer 1] aangifte van beroving gepleegd op diezelfde dag omstreeks 21.00 uur op de [straat] te Almere.
Op 18 maart 2009 te 22.40 uur doet [slachtoffer 3] aangifte van een staatroof. Diezelfde dag te 22.51 uur doet haar echtgenoot [slachtoffer 2] eveneens aangifte van diefstal onder bedreiging met geweld gepleegd op diezelfde dag tussen 21.30 uur en 21.50 uur.
Verdachte wordt naar aanleiding van zijn aanhouding een aantal malen verhoord door de politie.
[getuige] heeft – in de zaak van aangever [slachtoffer 1] – een verklaring afgelegd als getuige.
Op 12 december 2008 omstreeks 21.26 uur kregen verbalisanten melding om te gaan naar het [straat] te Almere alwaar een poging tot straatroof zou hebben plaatsgevonden.
Ambtshalve is het verbalisanten bekend dat er meerdere straatroven hebben plaatsgevonden de dagen voorafgaand aan 12 december 2008. Hierbij is telkens gesproken over een dader met hetzelfde signalement. Op het [straat] – in de richting van het [straat] – zien verbalisanten een persoon staan die voldeed aan het signalement van de eerdere straatroven. Na een achtervolging wordt deze persoon (verdachte) aangehouden. Verdachte wordt naar aanleiding van zijn aanhouding een aantal malen verhoord door de politie.
Op 12 december 2008 te 22.42 uur doet [slachtoffer 4] aangifte van poging tot straatroof.
Op 13 december 2008 hebben [getuige 2] en [getuige 3] beiden, afzonderlijk van elkaar, een verklaring bij de politie afgelegd als getuige.
Op 15 december 2008 is [getuige 4] als getuige door de politie verhoord.
Op 12 december 2008 zijn de handen van verdachte onderzocht op mogelijke aanwezige contactsporen van het slachtoffer. Op 18 mei 2009 werd door het NFI gerapporteerd dat op de rechterhand van verdachte speeksel werd aangetroffen dat matcht met het DNA van verdachte en van het slachtoffer.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte al hetgeen hem ten laste is gelegd heeft begaan.
T.a.v. parketnummer 07.607097-09.
Feit 1.
De officier van justitie baseert zich op de aangifte, de getuige en de bij verdachte aangetroffen goederen welke afkomstig zijn van aangever.
Feit 2.
De officier van justitie baseert zich op de door aangevers gedane aangiftes en het bij verdachte aangetroffen goed hetwelk afkomstig is van aangever [slachtoffer 2].
T.a.v. parketnummer 07.607406-08.
De officier van justitie baseert zich op de aangifte, de ambtshalve herkenning van verdachte als de dader en de DNA match van het speeksel van het slachtoffer op de hand van verdachte.
4.3 Het standpunt van de verdediging
T.a.v. parketnummer 07.607097-09.
Feit 1.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem ten laste gelegde.
Het feit dat er goederen van aangevers bij verdachte zijn aangetroffen is geen bewijs dat verdachte de diefstallen heeft gepleegd. Verdachte kan op andere wijze het bezit van deze goederen hebben verkregen
Het door aangever [slachtoffer 1] en getuige [getuige] opgegeven signalement van de dader komt niet overeen met het signalement van verdachte ten tijde van zijn aanhouding.
Het is niet uit te sluiten dat aangever [slachtoffer 1] door een ander dan verdachte is overvallen.
Feit 2.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot een bewezenverklaring.
T.a.v. parketnummer 07.607406-08
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem ten laste gelegde.
De verdediging wijst daarbij op de ontkennende verklaring van verdachte en het door aangeefster opgegeven signalement. Aangeefster geeft een zo algemene beschrijving van de dader dat die omschrijving op veel mensen van toepassing zou kunnen zijn. De verklaringen omtrent de gezichtsbeharing van verdachte komen niet overeen met de werkelijkheid.
De verdediging heeft verzocht om de fotoconfrontaties uit te sluiten voor het bewijs. In het dossier ontbreekt het overzicht van de aan aangeefster en getuige [getuige 2] getoonde foto’s. Bovendien herkennen aangeefster en de getuige [getuige 2] verdachte niet als dader tijdens de fotoconfrontaties. Getuige [getuige 4] herkent verdachte eveneens niet als de dader tijdens de gedane spiegelconfrontatie.
De verdediging verzoekt de processen-verbaal aangaande het DNA-onderzoek uit te sluiten voor het bewijs, aangezien sprake is van vormverzuimen, vanwege het niet voldoen aan de vereisten van artikel 5 Besluit DNA-onderzoek in strafzaken. Verdachte heeft bovendien verklaard dat er geen monster van speeksel op zijn hand is afgenomen.
Indien geen bewijsuitsluiting zal volgen, stelt de verdediging zich op het standpunt dat DNA-bewijs slechts aanvullend bewijs is, waardoor er onvoldoende wettig bewijs is om tot een veroordeling te kunnen komen.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
T.a.v. parketnummer 07.607097-09.
Feit 1.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij is beroofd van zijn mobiele telefoon, te weten een mosterd/goudkleurige Nokia N95 met een zilverkleurige voorkant, en een biljet van vijf euro. Aangever heeft verklaard dat hij het puntje van het briefgeld altijd ombuigt.
Bij verdachte zijn goederen aangetroffen (telefoon en bankbiljet) die overeenkomen met de goederen waarvan aangever [slachtoffer 1] is beroofd. Met betrekking tot het biljet van vijf euro merkt verbalisant Van Os op dat het bij verdachte aangetroffen biljet een omgevouwen hoekje had.
Niet is aannemelijk geworden dat verdachte deze goederen van aangever op andere wijze dan door de beroving in zijn bezit heeft gekregen. Het signalement dat aangever [slachtoffer 1] geeft van verdachte klopt in grote lijnen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.
Feit 2.
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zijn portemonnee – onder bedreiging met een mes door een man – uit zijn handen is gegraaid. Daarna heeft aangever zijn mobiele telefoon aan de man afgegeven. De echtgenoot van aangever, [slachtoffer 3], heeft overeenkomstig aangever verklaard omtrent de bedreiging met het mes.
Bij verdachte is een telefoon aangetroffen die overeenkomt met de door aangever opgegeven telefoon. De rechtbank overweegt dat de bij verdachte aangetroffen telefoon aan aangever [slachtoffer 2] toebehoort. Bovendien is niet aannemelijk geworden dat verdachte de telefoon van aangever op andere wijze dan door het misdrijf in zijn bezit heeft gekregen.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben beiden verklaard dat de afpersing van de telefoon en de diefstal van de portemonnee door dezelfde persoon is gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte beide strafbare feiten heeft gepleegd.
De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. parketnummer 07.607406-08.
De rechtbank stelt het verweer betreft de bewijsuitsluiting van de fotoconfrontaties ter zijde aangezien zij deze niet gebruikt voor het bewijs. Verdachte heeft daarom geen belang bij bespreken van het tot bewijsuitsluiting strekkende verweer.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer tot bewijsuitsluiting van het DNA-onderzoek als volgt.
In het proces-verbaal is gerelateerd dat op 12 december 2008 de handen van verdachte zijn onderzocht op mogelijk aanwezige contactsporen naar aanleiding van het gestelde van zich afbijten van het slachtoffer [slachtoffer 4]. Dat dit echter pas later – te weten op 28 mei 2009 – is geverbaliseerd, te weten nadat de aangever en getuigen verdachte niet hebben herkend tijdens de confrontaties, doet daaraan niet af.
De verbalisant R.G. Kwekkerboom heeft op 12 december 2008 omstreeks 23.00 uur een spoor (gewaarmerkt als AAAW2254NL) veiliggesteld op de rugzijde van de rechterhand van verdachte. Op 23 maart werd dit monster voor nader onderzoek verzonden naar het NFI te Den Haag.
Op 23 maart 2009 werd wangslijmvlies afgenomen als referentiemateriaal bij aangeefster [slachtoffer 4] (gewaarmerkt als RAAH3880) en diezelfde dag verzonden naar het NFI te Den Haag.
Op verzoek van de officier van justitie van het arrondissement Arnhem is bij verdachte wangslijmvlies afgenomen in het kader van de Wet Veroordeelden. Dit celmateriaal werd gewaarmerkt als RAAH3750NL.
Op 18 mei 2009 heeft het NFI te Den Haag gerapporteerd dat in de bemonstering AAAW2254NL (van verdachte) speeksel is aangetroffen en dat hieruit een DNA mengprofiel is verkregen dat matcht met het DNA van verdachte en met dat van het slachtoffer [slachtoffer 4].
Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bieden de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel, dat de door de technische rechercheur uitgevoerde bemonsteringen niet conform de daarvoor geldende procedure zouden zijn uitgevoerd. Artikel 5 van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken vereist geenszins dat de bemonsteringszegels in het dossier aanwezig dienen te zijn.
De enkele stelling van de raadsvrouw dat het proces-verbaal van het forensisch onderzoek summier is, dat niet wordt gerelateerd over de wijze van veiligstellen en dat derhalve rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van contaminatie, doet aan vorenstaande niet af. Uit het rapport van DNA-onderzoek blijkt dat bij het onderzoek van het sporenmateriaal gebruik is gemaakt van methoden die zijn beschreven in de NFI-uitgave ‘De essenties van forensisch DNA-onderzoek’. De methoden die gebruikt zijn bij het in het deskundigenrapport beschreven onderzoek zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Hiermee is voldoende vast komen te staan dat het onderzoek op de juiste wijze is uitgevoerd. De rechtbank stelt bovendien vast dat de verdediging geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van contra-expertise. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het op de hand van verdachte aangetroffen DNA van het slachtoffer is.
Verdachte verklaart nooit bij aangeefster geweest te zijn en geeft geen mogelijke verklaring van hoe zijn DNA daar terecht zou zijn gekomen.
Gelet op vorenstaande, te weten de aangifte van slachtoffer [slachtoffer 4] en het DNA van het slachtoffer hetwelk is aangetroffen op de hand van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is te verklaren dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
T.a.v. parketnummer 07.607097-09.
1.
op 18 maart 2009 in de gemeente Almere op de openbare weg, de [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en een portemonnee en een geldbedrag van ongeveer 5 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte
- die [slachtoffer 1] bij de schouder heeft vastgepakt en die [slachtoffer 1] naar achteren heeft getrokken
- een mes heeft gericht en gericht gehouden op de borst van die [slachtoffer 1] en
- de telefoon en de portemonnee uit de jaszak van die [slachtoffer 1] heeft gepakt.
2.
op 18 maart 2009 in de gemeente Almere op de openbare weg, de [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte
- voornoemde [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd "Heb je vijf Euro voor mij" en "Je moet niet schreeuwen" en "Je hebt wel geld bij je" en "Maak je zakken leeg, heb je een telefoon", en
- aan die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] een mes heeft getoond en
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd "In de auto zitten, we gaan pinnen.
T.a.v. parketnummer 07.607406-08.
op omstreeks 12 december 2008 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een portemonnee en een rijbewijs, in elk geval datgene wat van zijn gading zou blijken te zijn, toebehorende aan [slachtoffer 4], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 4], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- heel dicht bij die [slachtoffer 4] is gaan staan en
- (met kracht) de schouder van die [slachtoffer 4] heeft vastgepakt en
- een of meermalen met kracht heeft getrokken aan de portemonnee en het rijbewijs, welke [slachtoffer 4] in haar handen had en
- zijn, verdachte's hand heeft gelegd op de mond van die [slachtoffer 4],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. parketnummer 07.607097-09.
Feit 1.
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2 eerste cumulatief.
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2 tweede cumulatief.
Afpersing, strafbaar gesteld bij artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. parketnummer 07.607406-08.
Poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, of om bij betrapping bij heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, strafbaar gesteld bij de artikelen 312 junco 310 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft rekening gehouden met de richtlijnen en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft aangegeven dat – in normale gevallen – voor een straatroof een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden wordt gevorderd.
De officier van justitie heeft overwogen dat een ISD maatregel niet aan de orde komt, gezien de ernst van de feiten. De officier van justitie heeft een langere proeftijd gevorderd dan de gebruikelijke twee jaar, aangezien verdachte een levenslang gevecht tegen zijn verslavingen moet voeren en daarbij een extra stok achter de deur vereist is.
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 41 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit rekening te houden met de rapportages en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zijn wens om hulp te krijgen voor zijn verslavingsproblematiek en de dagen die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van na te melden straf in rekening de straf die de verdachte d.d. 17 februari 2009 door de meervoudige strafkamer Zwolle-Lelystad is opgelegd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank acht geen bijzondere redenen aanwezig om een langere proeftijd dan die voor de duur van twee jaar op te leggen.
De psychiater komt in zijn rapport van 5 augustus 2009 rapport tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de zin van verslavingen aan zowel cocaïne, cannabis als alcohol. Er is sprake van een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde waren alle bovengenoemde verslavingen aanwezig alsmede de persoonlijkheidsstoornis. De psychiater acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar..
De psycholoog komt in zijn rapport van 27 augustus 2009 tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de zin van cocaïneafhankelijkheid en van alcoholmisbruik. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, namelijk een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met narcistische en antisociale kenmerken. Van vorenstaande was sprake ten tijden van het ten laste gelegde. Verdachte was bovendien vermoedelijk onder invloed van alcohol. De psycholoog acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar
De rechtbank neemt de hiervoor genoemde conclusies van de psychiater en de psycholoog over, maakt die tot de hare en heeft bij het vaststellen van de strafmaat rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 25 augustus 2009;
- een de verdachte betreffend Voorlichtingsrapport d.d. 22 juli 2009 uitgebracht door P.M. Visser, reclasseringswerker van Tactus verslavingszorg te Flevoland;
- een psychiatrisch onderzoek (Pro Justitia) d.d. 5 augustus 2009, uitgebracht door dr. J.J. van Egmond, psychiater;
- een psychologisch onderzoek (Pro Justitia) d.d. 27 augustus 2009, uitgebracht door dr. K. Chateau, GZ-psycholoog;
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
8 Het beslag
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot teruggave van de telefoons en het 5 euro biljet aan de slachtoffers. Met betrekking tot de overige in beslag genomen goederen heeft de officier van justitie gevorderd deze verbeurd te verklaren.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich onthouden van een standpunt met betrekking tot het beslag.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan aangever [slachtoffer 1] gelasten van de aan hem toebehorende voorwerpen, te weten een mobiele telefoon (Nokia N95) en het biljet van vijf euro.
De rechtbank zal de teruggave aan aangever [slachtoffer 2] gelasten van het aan hem toebehorende voorwerp, te weten een mobiele telefoon (Sony Ericsson).
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen voorwerp (een vals bankbiljet van 100 euro) dient te worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontro¬leerde bezit van deze voorwerpen in strijd is met de wet.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende voorwerpen, te weten alle overige in beslag genomen voorwerpen, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
9 De vordering tot tenuitvoerlegging
9.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de meervoudige stafkamer Arnhem d.d. 4 december 2007 ten uitvoer zal worden gelegd.
9.2 Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is de niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie bepleit, aangezien er sprake is van schending van het vertrouwensbeginsel en het proportionaliteitsbeginsel. Reeds in juli 2009 – toen verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond vanwege de onderhavige zaak – heeft de rechtbank Arnhem de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen.
Subsidiair heeft de verdediging bepleit de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt niet het verweer van de verdediging dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien de wet zich niet verzet tegen het opnieuw vorderen van een tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
De rechtbank zal echter niet besluiten tot tenuitvoerlegging, aangezien de situatie van verdachte, ten opzichte de behandeling van de vordering tot tenuitvoerlegging door de rechtbank Arnhem, die leidde tot een verlenging van de proeftijd met één jaar d.d. 2 juli 2009, niet is gewijzigd.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging derhalve afwijzen.
10 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33, 33a, 45, 57, 63, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering (Tactus Verslavingszorg);
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan aangever [slachtoffer 1] van de in beslag genomen voorwerpen, te weten een mobiele telefoon (Nokia N95) alsmede een bankbiljet van vijf euro;
- gelast de teruggave aan aangever [slachtoffer 2] van het in beslag genomen voorwerp, te weten een mobiele telefoon (Sony Ericsson);
- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten een vals bankbiljet van 100 euro;
- gelast de teruggave aan verdachte van de overige in beslag genomen voorwerpen;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, voorzitter, mr. M.A. Pot en mr. J.P.C. Obbink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 oktober 2009.