RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.607263-08
Uitspraak : 22 oktober 2009
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft in het openbaar plaatsgevonden op 8 oktober 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.C. Milani, advocaat te Lelystad.
De officier van justitie, mr. M. van der Borg, heeft ter terechtzitting vrijspraak gevorderd van het onder 1 ten laste gelegde braak, inklimming of verbreking en voorts gevorderd dat verdachte veroordeeld zal worden ter zake van het onder 1, 2, en 3 ten laste gelegde tot:
• een taakstraf voor de duur van 75 uren bij niet uitvoeren te vervangen door 37 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
• een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 juli 2008 te Almere, (althans) in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (grijze) auto (merk Ford Focus) (voorzien van het kenteken 83-GH-DP) heeft weggenomen een cameralens (35mm-90mm van het merk Canon) en/of een oplader (voor in de auto bestemd voor een bluetooth-apparaat) en/of een navigatiesysteem (merk TOM TOM Mio 7510) en/of een mp3 speler, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 17 mei 2008 te Almere, (althans) in de gemeente Almere, meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: “Ik steek eerst [slachtoffer 3] en daarna ben jij aan de beurt, ik kom je opzoeken, je bent nog niet van me af vanavond, ik schiet je neer en je komt nooit meer van me af” en/of “Ik ga je neersteken en je moeder want het maakt mij niet uit”, en/of “ Het maakt me niet uit wie ik neersteek”, en/of “Ik pak mensen om wie jij geeft”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3.
hij op of omstreeks 17 mei 2008 te Almere (althans) in de gemeente Almere, meermalen, althans eenmaal, een persoon, genaamd, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: “Waar ben je? Dan kom ik naar je toe en dan zal ik je schieten”, en/of “Ik kom er wel achter waar je woont en dan schiet ik ook je moeder”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor zowel het onder 1 als het onder 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal heeft zij betoogd dat er geen sprake is geweest van wegnemen. Er zijn geen goederen aangetroffen bij verdachte. Daarnaast is er ook geen sprake van medeplegen van verdachte. Er was geen opzet op de samenwerking.
De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of er voldoende wettig bewijs aanwezig is om te komen tot een veroordeling ter zake van de onder 1 ten laste gelegde diefstal in vereniging. De rechtbank is dienaangaande van oordeel dat uit de aangifte van de heer [slachtoffer 1] voldoende bewijs volgt voor het wegnemen van de goederen zoals deze zijn opgesomd in de tenlastelegging. Dat verdachte de diefstal begaan heeft in vereniging en daar opzet op heeft gehad, valt af te leiden uit de verklaringen die verdachte heeft afgelegd. Ter terechtzitting heeft hij erkend het portier van de grijze Ford Focus te hebben opengedaan en vervolgens de auto te zijn ingegaan. Het feit dat verdachte verklaart dat hij samen met [medeverdachte] vaker aan auto’s voelt om zodoende vast te stellen welke niet op slot zijn en vervolgens de auto’s die open zijn, doorzoekt op “leuke”spullen zoals bijvoorbeeld een TomTom, is voor de rechtbank voldoende om aan te nemen dat dit ook het geval was op 28 juli 2008. Verdachte heeft willens en wetens aan de portieren van de auto’s gevoeld totdat er één open zou gaan om daarop de auto te doorzoeken. Dat er op 28 juli 2008 geen afspraken zouden zijn gemaakt tussen verdachte en [medeverdachte] doet niet af aan de nauwe en bewuste samenwerking van beiden zoals uit hun feitelijk handelen blijkt. Verdachte en [medeverdachte] hebben gezamenlijk de diefstal uitgevoerd, waarbij verdachte actief heeft deelgenomen door zich in de auto te begeven en zich niet te distantiëren van het misdrijf.
Met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde bedreiging heeft de raadsvrouw opgemerkt dat het wettige bewijs ontbreekt. Verdachte ontkent en de getuige [getuige 1] verklaart niet uit eigen waarneming.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 2] het volgende. Naast de aangifte van [slachtoffer 2] is er als bewijs de verklaring van [getuige 1]. Zij stond op 17 mei 2008 samen met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bij de Toy’s R Us, toen [slachtoffer 2] herhaaldelijk gebeld werd door verdachte. [slachtoffer 2] durfde zelf haar telefoon niet op te nemen. Toen [slachtoffer 3] vervolgens de telefoon opnam, hoorde [getuige 1] de bedreiging van [slachtoffer 3] door verdachte, waarover [slachtoffer 3] ook heeft verklaard. Één uur later hoorde [getuige 1] van [slachtoffer 2] dat zij door verdachte was bedreigd. Deze verklaring van [getuige 1] tezamen met de aangifte van [slachtoffer 2] is naar het oordeel van de rechtbank in samenhang met het bewijs voor de overige gebeurtenissen op die dag voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte [slachtoffer 2] op 17 mei 2008 bedreigd heeft.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 juli 2008 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een grijze auto merk Ford Focus, voorzien van het kenteken 83-GH-DP heeft weggenomen een cameralens 35mm-90mm van het merk Canon en een oplader voor in de auto bestemd voor een bluetooth-apparaat en een navigatiesysteem merk TOM TOM Mio 7510 en een mp3-speler toebehorende aan [[slachtoffer 1].
2.
hij op 17 mei 2008 te Almere, meermalen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: “Ik steek eerst [slachtoffer 3] en daarna ben jij aan de beurt, ik kom je opzoeken, je bent nog niet van me af vanavond, ik schiet je neer en je komt nooit meer van me af”, en “Ik ga je neersteken en je moeder want het maakt mij niet uit”, en “Het maakt me niet uit wie ik neersteek”, en “Ik pak mensen om wie jij geeft”.
3.
hij op 17 mei 2008 te Almere een persoon genaamd [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: “Waar ben je? Dan kom ik naar je toe en dan zal ik je schieten”, en “Ik kom er wel achter waar je woont en dan schiet ik ook je moeder”.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2 en 3 telkens:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De feiten en de verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende wordt overwogen.
Verdachte heeft op een zeer lichtvaardige manier uit een willekeurige auto die openstond, goederen weggenomen met een vriend. Het feit dat verdachte dit dikwijls doet en enkel en alleen voor persoonlijk gewin en/of om aan zijn verveling te ontkomen, neemt de rechtbank hoog op. Hetzelfde geldt voor het schenden van de persoonlijke levenssfeer en veiligheid van twee personen, zijn voormalige vriendin en een collega van haar.
Op voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van na te melden straf in rekening de straf die verdachte bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 7 juli 2009 terzake van onder meer diefstal is opgelegd.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 15 september 2009.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 75 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 37 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
De taakstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. M.A.A. ter Meer-Siebers, voorzitter, mrs. M.A. Pot en A.W.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2009.
Mrs. M.A.A. ter Meer-Siebers en M.A. Pot waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.