RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.600078-09
Uitspraak : 15 oktober 2009
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.M.C. Verheul, advocaat te Lelystad.
De officier van justitie, mr. B.E.M. van de Ven, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het primair ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 60 uren te vervangen door 30 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2007 in de gemeente Zeewolde als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Vogelweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, een voor hem op die Vogelweg rijdende trekker met oplegger te gaan inhalen op het moment dat een tegemoetkomend motorvoertuig reeds dicht was genaderd, waardoor het laatstgenoemde voertuig is uitgeweken en vervolgens tegen een in de berm staande boom tot stilstand is gekomen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een fractuur van de linkerenkel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken aangezicht en/of een longbloeding, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 3]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer ribbenfracturen en/of een polsfractuur en/of een bekkenfractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 september 2007 in de gemeente Zeewolde als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Vogelweg, een voor hem op die Vogelweg rijdende trekker met oplegger is gaan inhalen op het moment dat een tegemoetkomend motorvoertuig reeds dicht was genaderd, waardoor het laatstgenoemde voertuig is uitgeweken en vervolgens tegen een in de berm staande boom tot stilstand is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde te komen moet worden vastgesteld of verdachte tenminste aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld.
Met het feit dat verdachte heeft ingehaald op een moment dat er een tegenligger aankwam is de onvoorzichtigheid van het gedrag van verdachte een gegeven. De vraag die de rechtbank vervolgens nog dient te beantwoorden is of die onvoorzichtigheid voldoende aanmerkelijk was om te kunnen spreken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Verdachte reed achter een trekker met daarachter een trailer beladen met lege kisten. Verdachte rijdt op dat moment in een flauwe bocht naar rechts. Verdachte verklaart dat hij een wit busje en een donkere auto heeft gezien. Als deze voorbij zijn wil hij de trekker gaan inhalen en stuurt naar links. Getuige [getuige 1] verklaart dat verdachte dicht op de trekker reed.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte teveel risico heeft genomen door vanuit zijn positie (dicht) achter de beladen trekker in een flauwe bocht toch naar links te sturen om in te gaan halen. Hij had in die positie te weinig zicht om tijdig te kunnen zien of er geen ander verkeer aankwam en heeft zijn rijgedrag hier onvoldoende op afgestemd. Daarbij komt dat zoals verdachte ter zitting heeft verklaard het zicht als gevolg van de weersomstandigheden slecht was.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld.
Mevrouw [slachtoffer 3] is als gevolg van het aanmerkelijk onvoorzichtige rijgedrag van verdachte met het door haar bestuurde voertuig in de berm terecht gekomen en zij en haar kinderen hebben daarbij aanzienlijk letsel opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit letsel worden gezien als het gevolg van het aanmerkelijk onvoorzichtige rijgedrag van verdachte. De reactie van mevrouw [slachtoffer 3] is immers een voorstelbare wanneer iemand onverwacht voor je opdoemt op jouw rijstrook.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op of 17 september 2007 in de gemeente Zeewolde als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Vogelweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig, een voor hem op die Vogelweg rijdende trekker met oplegger te gaan inhalen op het moment dat een tegemoetkomend motorvoertuig reeds dicht was genaderd, waardoor het laatstgenoemde voertuig is uitgeweken en vervolgens tegen een in de berm staande boom tot stilstand is gekomen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken aangezicht en een longbloeding werd toegebracht, en waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 3]) zwaar lichamelijk letsel, te weten ribbenfracturen en een polsfractuur en een bekkenfractuur werd toegebracht.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernstige gevolgen die het verkeersongeval voor de slachtoffers heeft gehad. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij nog niet eerder is veroordeeld wegens een strafbaar feit en dat hij zowel op de zitting als naar de slachtoffers toe zijn medeleven heeft betoond.
Bij de oplegging van de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen overweegt de rechtbank dat zij deze passend en geboden acht, gezien het gevaarzettende verkeersgedrag van verdachte. De rechtbank ziet geen aanleiding tot de oplegging tot van een deels voorwaardelijke rijontzegging, zoals door de officier van justitie geëist.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 22c, 22d, 14a, 14b, 14c, en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 178 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 60 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf .
De rechtbank ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 3 maanden.
Aldus gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mrs. L.G. Wijma en W.F. Roelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2009.
Mr. L.G. Wijma voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.