ECLI:NL:RBZLY:2009:BK0692

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
15 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/440219-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzetheling met strafmaatmotivering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 15 september 2009 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van opzetheling. De officier van justitie, mr. G.T. Brouwer, had een gevangenisstraf van 40 dagen en een werkstraf van 60 uren geëist, alsook de verbeurdverklaring van een in beslag genomen schroevendraaier. De verdachte had verklaard dat hij een vrachtwagen met een Duits kenteken moest schoonmaken en afleveren, maar dat hij niet de naam van zijn opdrachtgever wilde noemen uit vrees voor zijn leven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat de vrachtwagen door misdrijf was verkregen, mede gezien zijn lange strafblad met eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder aangiften en proces-verbaal van aanhouding en verhoor. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 31 oktober 2008 in Deventer een vrachtauto voorhanden had, terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, in combinatie met een werkstraf, en verklaarde de schroevendraaier verbeurd, omdat deze was bestemd voor het begaan van het misdrijf.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440219-08
Uitspraak: 15 september
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboorteplaats),
wonende te (adres)
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2009 en op 1 september 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. G.T. Brouwer, heeft ter terechtzitting van 11 februari 2009 gevorderd:
- de veroordeling van verdachte tot:
- een gevangenisstraf van 40 dagen met aftrek van voorarrest, en,
- een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis,
- de verbeurdverklaring van de in beslag genomen schroevendraaier.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging).
BEWIJS
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd, dat er onvoldoende wettig bewijs is van het bestanddeel dat het goed is verkregen door misdrijf en voorts dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is van het bestanddeel wetenschap ten tijde van het voorhanden krijgen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Naar aanleiding van het tussenvonnis van 25 februari 2009 is een rechtshulpverzoek gedaan, hetgeen heeft geleid tot de toestemming van de Oberstaatsanwalt van Duisburg d.d. 15 juni 2009 om de originele aangifte van diefstal in de onderhavige procedure te gebruiken. Dit betekent dat voldoende wettig bewijs voorhanden is voor het bestanddeel dat het goed is verkregen door misdrijf.
Verdachte heeft verklaard dat aan hem was gevraagd een vrachtwagen met een Duits kenteken, waarvan het portier niet op slot zat en de sleutel nog in het contact zat, schoon te maken en in Raalte af te leveren. Verdachte wil de naam van zijn opdrachtgever niet noemen, omdat hij vreest voor zijn leven als de opdrachtgever daarvan verneemt. Verdachte en zijn kameraad hebben de auto 200 meter vanaf de vrachtauto geparkeerd. Een ruitje van de vrachtauto was geforceerd, hetgeen de verdachte redelijkerwijze had moeten zien. Verdachte heeft verklaard dat hij handschoenen aanhad, terwijl hij papieren opruimde in de vrachtwagen. Het was zijn kameraad die de stickers verwijderde. Zodra de politie arriveerde, ontvluchtte verdachte de vrachtwagen en wel aan de zijde van de bosjes.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat de vrachtwagen door misdrijf was verkregen. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat de verdachte een lang strafblad heeft met vele veroordelingen wegens vermogensdelicten, en derhalve niet naïef is ten aanzien van dit soort situaties.
Het oordeel van de rechtbank is gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen:
- aangifte van diefstal van de politie in Wesel;
- toestemming van de Oberstaatsanwalt van Duisburg d.d. 15 juni 2009 om de originele aangifte van diefstal in de onderhavige procedure te gebruiken;
- proces-verbaal van aanhouding van 31 oktober 2008;
- proces-verbaal van verhoor van verdachte van 31 oktober 2008 en van 1 november 2008;
- verklaring van de verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris;
- verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 februari en van 1 september 2009.
De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 31 oktober 2008 in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een ander, een vrachtauto (Mercedes WESL473) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die vrachtauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Medeplegen van opzetheling,
strafbaar gesteld bij artikelen 416 en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 6 juli 2009 waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor strafbare feiten, ook na 2000.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts rekening gehouden en met een de verdachte betreffend Adviesrapport en met een daarop volgend, de verdachte betreffend, Voorlichtingsrapport d.d. 26 januari 2009, beide uitgebracht door mevrouw A. Wierts van Reclassering Nederland, Regio Midden- en Oost Nederland.
In deze rapporten komt het volgende naar voren.
Verdachte geeft aan zich sinds 2000 niet meer in te willen laten met ‘verkeerde vrienden’. Verdachte is ook na 2000 in aanraking gekomen met justitie, echter weet hij hiervan de oorzaak buiten zichzelf te leggen. Verdachte lijkt de motieven tot verandering moeilijk te kunnen onderbouwen en is tevens niet in staat eigen probleemgedrag inzichtelijk te maken. De vraag rijst hiermee in hoeverre betrokkene intrinsiek gemotiveerd is tot verandering. Er blijken – met inachtneming van RISc – verschillende probleemgebieden te zijn die van negatieve invloed zijn op het gevaarsrisico. Verdachte heeft geen geschikt onderdak en tevens geen daginvulling. Verder is er sprake van een zeer omvangrijk justitieverleden, waarin verdachte enkele malen reclasseringscontacten heeft gehad. Dit heeft echter gezien de recidive niet het gewenste effect gehad. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke straf op te leggen. Verdachte wordt in staat geacht een werkstraf uit te voeren.
De rechtbank is in dit geval met de officier van justitie van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in combinatie met een werkstraf passend en geboden is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank is van oordeel dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde schroevendraaier dient te worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft dat tot het begaan van het misdrijf is bestemd.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 22c, 22d, 27, 33, 33a van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven. Het bewezene levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 60 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf .
De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en die gelet op de duur van de gevangenisstraf daarop niet in mindering kan worden gebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
De rechtbank verklaart verbeurd de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde schroevendraaier.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. de Jong-de Goede, voorzitter, mrs. H. Heins en
L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 september 2009.