ECLI:NL:RBZLY:2009:BK0604

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
15 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.620143-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewapende overval op juwelier met geweld en zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 15 oktober 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een gewapende overval op juwelier De Gouden Kroon in Almere op 5 februari 2009. De verdachte, die op dat moment in het Huis van Bewaring Arnhem verbleef, werd ervan beschuldigd samen met anderen sieraden te hebben weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen een medewerker van de juwelier werd gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte behulpzaam was geweest bij de uitvoering van het misdrijf door zijn woning ter beschikking te stellen aan de overvallers, waar zij zich voorbereidden op de overval en hun plannen bespraken. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk gelegenheid, middelen en inlichtingen had verschaft voor de overval, en dat hij de aanmerkelijke kans had aanvaard dat er geweld zou worden gebruikt.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, omdat er geen sprake was van een voldoende bewuste en nauwe samenwerking om te kunnen spreken van medeplegen. Echter, het subsidiair ten laste gelegde werd wel bewezen verklaard. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer, en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet ontvankelijk verklaard, omdat deze niet van zo eenvoudige aard waren dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.620143-09
Uitspraak: 15 oktober 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het Huis van Bewaring Arnhem.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2009, 11 augustus 2009 en 2 oktober 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T den Haan, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. D. Sarian, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 februari 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier de Gouden Kroon en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) met een bivakmuts en/of een panty en/of een capuchon op en/of over het hoofd en/of voor het gezicht en/althans met een zodanig bedekking van het gezicht dat herkenning niet mogelijk was, althans werd bemoeilijkt en/of voorzien van een of meer hamers althans slagvoorwerpen dat pand van die Juwelier, waarin die [slachtoffer] zich bevond, is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens) in het bijzijn van en/of zichtbaar en/of hoorbaar voor die [slachtoffer] het glas van een of meer vitrines heeft/hebben ingeslagen en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan en/of met een of meer hamers althans slagvoorwerp in de hand ten overstaan van en/of zichtbaar voor die [slachtoffer] heeft/hebben gemanipuleerd en/of één of meerdere malen met een vuurwapen in de richting van genoemde [slachtoffer] heeft/hebben geschoten waarbij genoemde [slachtoffer] door een kogel in zijn buik, althans in zijn lichaam, werd geraakt, tengevolge van welk feit die [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotwond in de buik en/of in de zij van het lichaam, althans in het lichaam en/of een beschadiging aan de dunne darm, heeft bekomen
althans indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[dader 1] en/of [dader 2] en/of [dader 3] en/of [dader 4] op of omstreeks 05 februari 2009 in de gemeente Almere, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen diverse sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier de Gouden Kroon en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [dader 1]en/of [dader 2] en/of [dader 3] en/of [dader 4]en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond(en) dat door [dader 1] en/of [dader 2] en/of [dader 3] en/of [dader 4] één of meerdere malen met een vuurwapen in de richting van genoemde [slachtoffer] werd geschoten waarbij genoemde [slachtoffer] door een kogel in zijn buik, althans in zijn lichaam, is geraakt, tengevolge van welk feit die [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotwond in de buik en/of in de zij van het lichaam, althans in het lichaam en/of een beschadiging aan de dunne darm, heeft bekomen; tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 4 tot en met 7 februari 2009 in de gemeente Almere en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door zijn woning voorafgaand aan het misdrijf en na het plegen van het misdrijf ter beschikking te stellen en/of door de bij het plegen van het misdrijf gedragen kleding weg te gooien en/of door het bij het misdrijf gebruikte wapen weg te gooien,
2.
hij op of omstreeks 05 februari 2009 in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer wapens van categorie III, te weten één of meer vuurwapen(s) in de vorm van een revolver en/of een pistool, en/of munitie van categorie III, in elk geval (een) wapen(s) vallend onder categorie III, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
BEWIJS
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van een voldoende bewuste en nauwe samenwerking om te kunnen spreken van medeplegen, zodat de rechtbank verdachte vrij zal spreken van hetgeen hem onder 1 primair ten laste is gelegd.
Door de raadsman van verdachte is betoogd dat verdachte tevens dient te worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair aan hem ten laste gelegde, omdat van een voltooide diefstal geen sprake is geweest en het slechts bij een poging is gebleven.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit punt als volgt. Nu uit de verklaring van medeverdachte [dader 1] en uit het proces-verbaal met betrekking tot het uitkijken van de camerabeelden blijkt dat er reeds sieraden uit de vitrines waren weggenomen en in een tas waren gedaan, is sprake van een voltooide wegnemingshandeling en daarmee een voltooide diefstal. De weggenomen sieraden zijn op dat moment in de feitelijke heerschappij van de overvallers. Dat zij de winkel niet hebben (kunnen) verlaten doet hieraan niet af. Overigens zijn ook buiten de winkel sieraden aangetroffen.
Voorts is door de raadsman van verdachte betoogd dat verdachte van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor strafbaarheid van medeplichtigheid. Ten eerste stelt de raadsman dat het opzet van verdachte op de overval niet kan worden bewezen nu verdachte stelt nooit van de overval te hebben geweten. Hem is gezegd dat er iets verkocht zou worden.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet op de hoogte was van een overval ongeloofwaardig. De daders van de overval hebben zich in de woning van verdachte voorbereid op de overval en een rolverdeling gemaakt. Uit de verklaring van [getuige] volgt dat op 5 februari in de badkamer van verdachte expliciet hierover is gesproken. In de woning van verdachte hebben zij zich vervolgens omgekleed en zijn hierna richting de juwelier vertrokken. Verdachte verklaart zelf dat er over een `torrie´ is gesproken en een dag eerder heeft hij bij de jongens een vuurwapen gezien. De rechtbank ziet niet in hoe dit valt te rijmen met de verklaring van verdachte dat hij dacht dat er alleen iets verkocht zou worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte gelet op alle omstandigheden van het geval in ieder geval de aanmerkelijke kans aanvaard dat van een overval sprake was en niet van een verkoop. Ook het geweld dat tegen [slachtoffer] aangewend is, kan aan verdachte worden toegerekend. Nu de verdachte in ieder geval wist dat er daags voor de overval, toen de overval niet door is gegaan, een vuurwapen aanwezig was, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de overvallers dat wapen de volgende dag zouden gebruiken, dat er met het wapen op de in de winkel aanwezige medewerker(s) zou worden geschoten en dat iemand als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Tot slot is door de raadsman betoogd dat de hulp die door verdachte is verleend, namelijk het ter beschikking stellen van zijn woning, van geen betekenis is geweest.
De rechtbank is, in tegenstelling tot de raadsman, van oordeel dat het ter beschikking stellen van zijn woning door verdachte van ondersteunende betekenis is geweest bij de uitvoering van het misdrijf en de uitvoering daarvan gemakkelijker heeft gemaakt. De overvallers hebben de woning van verdachte immers kennelijk uitgekozen omdat deze zich op korte afstand van de juwelier bevond en hebben in de woning hun plannen besproken en zich omgekleed. Tenslotte zou de woning van verdachte na de overval als schuiladres dienst doen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van hetgeen hem onder 2 ten laste is gelegd. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat er een (machtsrelatie) bestond tussen verdachte en het wapen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1 subsidiair:
[dader 1] en [dader 2] en [dader 3] en [dader 4] op 05 februari 2009 in de gemeente Almere, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen diverse sieraden toebehorende aan Juwelier de Gouden Kroon, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat door [dader 4] met een vuurwapen in de richting van genoemde [slachtoffer] werd geschoten waarbij genoemde [slachtoffer] door een kogel in zijn buik is geraakt, tengevolge van welk feit die [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotwond in de buik en een beschadiging aan de dunne darm, heeft bekomen; tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 4 tot en met 7 februari 2009 in de gemeente Almere opzettelijk behulpzaam is geweest door zijn woning voorafgaand aan het misdrijf en na het plegen van het misdrijf ter beschikking te stellen.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
1 subsidiair:
Opzettelijk behulpzaam zijn bij diefstal door twee of meer verenigde personen vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of aan andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 312 in samenhang met artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte is behulpzaam geweest bij een gewapende overval op een juwelier. Bij deze overval is [slachtoffer] in zijn buik geschoten en levensgevaarlijk gewond geraakt. Voor [slachtoffer] is deze overval een bijzonder traumatische ervaring geweest waarvan hij nog dagelijks de gevolgen ondervindt.
De bijkomende omstandigheid dat de diefstal met geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad wordt door de wetgever als een strafverhogende omstandigheid beschouwd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 7 september 2009;
een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 29 september 2009 uitgebracht door Reclassering Nederland.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], handelend onder de naam Juwelier de Gouden Kroon, zijn naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van verdachte niet van zo eenvoudige aard dat deze zich lenen voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partijen in die vorderingen niet ontvankelijk zijn en dat de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
BESLISSING
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 6 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te Arnhem en de benadeelde partij [benadeelde partij 2], handelend onder de naam Juwelier de Gouden Kroon, te Almere niet ontvankelijk in hun vorderingen.
Aldus gewezen door mr. M.A. Pot, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en M.A.A. ter Meer-Siebers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2009.
Mr. M.A.A. ter Meer-Siebers voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.