ECLI:NL:RBZLY:2009:BK0596

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
15 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607058-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overvallen op juwelier en supermarkt met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 15 oktober 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij twee gewapende overvallen. De eerste overval vond plaats op 5 februari 2009 op de juwelier De Gouden Kroon in Almere, waar de verdachte samen met mededaders sieraden heeft gestolen. Tijdens deze overval werd geweld gebruikt, waarbij een medewerker van de juwelier door een kogel in de buik werd geraakt, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders een plan hadden gemaakt voor de overval, waarbij zij gezichtsbedekkende kleding droegen en gewapend waren met hamers en een vuurwapen. De rechtbank achtte het gebruik van geweld en de aanwezigheid van een vuurwapen als onderdeel van het gezamenlijke plan, waardoor de verdachte verantwoordelijk werd gehouden voor de gevolgen van het geweld.

De tweede overval vond plaats op 8 januari 2009 op de supermarkt Lidl in Alkmaar. Tijdens deze overval werden medewerkers onder bedreiging van een vuurwapen gedwongen om de kassa te openen. De verdachte ontkende betrokkenheid bij deze overval, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om hem hiervoor te veroordelen. De rechtbank achtte de verdachte wel schuldig aan de overval op de juwelier en legde een gevangenisstraf op van drie jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder de juwelier en de supermarkt, voor de geleden schade als gevolg van de overvallen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.607058-09
Uitspraak: 15 oktober 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Overijssel, Huis van Bewaring Karelskamp te Almelo.
1. Onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2009, 11 augustus 2009 en 1 oktober 2009. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D. Sarian,en van hetgeen door de verdachte en de raadsman van verdachte, mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht naar voren is gebracht.
2. Tenlastelegging
De verdachte is, na een nadere omschrijving tenlastelegging en een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 februari 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier de Gouden Kroon en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) met een bivakmuts en/of een panty en/of een capuchon op en/of over het hoofd en/of voor het gezicht en/althans met een zodanig bedekking van het gezicht dat herkenning niet mogelijk was, althans werd bemoeilijkt en/of voorzien van een of meer hamers althans slagvoorwerpen dat pand van die Juwelier, waarin die [slachtoffer] zich bevond, is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens) in het bijzijn van en/of zichtbaar en/of hoorbaar voor die [slachtoffer] het glas van een of meer vitrines heeft/hebben ingeslagen en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan en/of met een of meer hamers althans slagvoorwerp in de hand ten overstaan van en/of zichtbaar voor die [slachtoffer] heeft/hebben gemanipuleerd en/of één of meerdere malen met een vuurwapen in de richting van genoemde [slach[slachtoffer] heeft/hebben geschoten waarbij genoemde [slachtoffer] door een kogel in zijn buik, althans in zijn lichaam, werd geraakt, tengevolge van welk feit die [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotwond in de buik en/of in de zij van het lichaam, althans in het lichaam en/of een beschadiging aan de dunne darm, heeft bekomen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 februari 2009 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, geld en/of sieraden, en/althans een of meer goederen, geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier de Gouden Kroon en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), het pand van de Juwelier de Gouden Kroon is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens) het glas van een of meer vitrines in dat pand heeft/hebben verbroken en/of een of meer sieraden, en/althans goederen heeft/hebben gepakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) toen daar opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend:
- met een bivakmuts en/of een panty en/of een capuchon op en/of over het hoofd en/of voor het gezicht en/althans met een zodanig bedekking van het gezicht dat herkenning niet mogelijk was, althans werd bemoeilijkt en/of voorzien van een of meer hamers althans slagvoorwerpen dat pand van die Juwelier, waarin die [slachtoffer] zich bevond, is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens) in het bijzijn van en/of zichtbaar en/of hoorbaar voor die [slachtoffer] het glas van een of meer vitrines heeft/hebben ingeslagen en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan en/of met een of meer hamers althans slagvoorwerp in de hand ten overstaan van en/of zichtbaar voor die [slachtoffer] heeft/hebben gemanipuleerd en/of
- één of meerdere malen met een vuurwapen in de richting van genoemde [slachtoffer] heeft/hebben geschoten waarbij genoemde [slachtoffer] door een kogel in zijn buik, althans in zijn lichaam, werd geraakt, tengevolge van welk feit die [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotwond in de buik en/of in de zij van het lichaam, althans in het lichaam en/of een beschadiging aan de dunne darm, heeft bekomen.
2.
hij op of omstreeks 05 februari 2009 in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer wapens van categorie III, te weten één of meer vuurwapen(s) in de vorm van een revolver en/of een pistool, en/of munitie van categorie III, in elk geval een wapen vallend onder categorie III, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
3.
hij op of omstreeks 8 januari 2009 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, te weten, een geldbedrag van in totaal 3931,67 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Lidl, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, te weten een geldbedrag van in totaal 3931,67 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Lidl, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- naar die [slachtoffer 1] is gelopen met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn hand en/of daarbij één of meermalen dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft geschreeuwd: "Open de kassalade" en/of (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, van korte afstand op het hoofd en/of elders op het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of daarbij meermalen zeer dreigend heeft geschreeuwd: "Het briefgeld, het briefgeld, waar zijn de vijftigjes, ook de vijftigjes" en/of "Ik schiet jullie neer, ik zal jullie doodschieten" en/of "Schiet op, schiet op anders schiet ik je neer" en/of
- één of meermalen met dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de zij en/of rug en/of elders op het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geprikt en/of geduwd en of
- (vervolgens) op die [slachtoffer 2] is afgelopen en een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of (daarbij) dreigend heeft geschreeuwd “Jij ook, jij ook je kassa openen”en/of “Schiet op, anders schiet ik je neer” en/of
- één of meermalen met dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de zij van die [slachtoffer 2] heeft geprikt en/of geduwd,
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[dader 1] en/of [dader 2] en/of [dader 3] en/of één of meerdere onbekende (mede)dader(s) op of omstreeks 08 januari 2009 in de gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtof[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, te weten, een geldbedrag van in totaal 3931,67 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Lidl, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, te weten een geldbedrag van in totaal 3931,67 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Lidl, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [dader 1] en/of [dader 2] en/of [dader 3] en/of één of meerdere onbekende (mede)dader(s)
- naar die [slachtoffer 1] is gelopen met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn hand en/of daarbij één of meermalen dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft geschreeuwd: "Open de kassalade" en/of (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, van korte afstand op het hoofd en/of elders op het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of daarbij meermalen zeer dreigend heeft geschreeuwd: "Het briefgeld, het briefgeld, waar zijn de vijftigjes, ook de vijftigjes" en/of "Ik schiet jullie neer, ik zal jullie doodschieten" en/of "Schiet op, schiet op anders schiet ik je neer" en/of
- één of meermalen met dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de zij en/of rug en/of elders op het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geprikt en/of geduwd en of
- (vervolgens) op die [slachtoffer 2] is afgelopen en ene vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of (daarbij) dreigend heeft geschreeuwd “Jij ook, jij ook je kassa openen”en/of “Schiet op, anders schiet ik je neer” en/of
- één of meermalen met dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de zij van die [slachtoffer 2] heeft geprikt en/of geduwd;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 08 januari 2009 in de gemeente Almere en/of elders te Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door (toen en daar)
- informatie over voorgenoemde supermarkt te vergaren en/of te verschaffen en/of
- op één of meer (mede)dader(s) te wachten en/of
- op de uitkijk te staan.
4.
hij op of omstreeks 08 januari 2009 in de gemeente Alkmaar en/of Almere en/of elders te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer wapens van categorie III, te weten een gasrevolver (merk Rohm), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering
4.1. Feit 1 en 2; Overval op de Gouden Kroon te Almere
4.1.1. Vaststaande feiten
Op 5 februari 2009 wordt een gewapende overval gepleegd op de juwelier “De Gouden Kroon” te Almere. Omstreeks 17.45 uur komen vier mannen met bedekte gezichten de winkel binnen. Twee van hen beginnen direct met de hamers die zij in hun handen hebben de vitrines in de winkel kapot te slaan. [slachtoffer], die op dat moment alleen aan het werk is in de winkel van zijn broer, loopt vanuit de werkkamer de winkel in en gooit zijn werkhamer richting een van de overvallers. Hierna rent hij door de voordeur naar buiten. Hij drukt op de alarmknop en schreeuwt dat er een overval plaatsvindt. Vervolgens probeert [slachtoffer] het rolluik aan de voorzijde van de juwelierszaak naar beneden te trekken met als doel om de daders van de overval in te sluiten. Het rolluik wordt tegengehouden en één van de overvallers weet onder het rolluik door weg te komen. Als deze overvaller onder het rolluik door is lukt het [slachtoffer] het rolluik tot aan de grond toe naar beneden te trekken. Terwijl [slachtoffer] het rolluik naar beneden houdt wordt hij door de ontkomen overvaller in zijn buik geschoten.
De schutter weet te vluchten. De andere drie overvallers worden door de politie op heterdaad aangehouden. Verdachte is één van hen.
[slachtoffer] wordt overgebracht naar het ziekenhuis en daar met spoed geopereerd. Van zijn dunne darm moet als gevolg van de schotwond 40 centimeter worden verwijderd.
4.1.2. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 ten laste is gelegd. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat sprake was van een voltooide diefstal nu er reeds sieraden door de verdachten in een tas waren gedaan.
De officier van justitie is van oordeel dat het met een vuurwapen schieten op [slachtoffer] door de vierde ontkomen man, ook aan verdachte kan worden toegerekend.
4.1.3. Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft een gedeeltelijk bekennende verklaring afgelegd. Verdachte heeft aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van het feit dat de vierde man, de schutter, een vuurwapen bij zich had. Ze waren met zijn vieren, twee hadden de hamers als wapen en het inslaan van de vitrines met de hamers zou al afschrikwekkend genoeg zijn.
Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat van het schieten met het vuurwapen als geweldscomponent partieel dient te worden vrijgesproken. Ook dient verdachte van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Het schieten vindt plaats als verdachte al zit opgesloten en hij verneemt pas later dat er is geschoten. Ook was verdachte niet op de hoogte van het feit dat door de vierde man een pistool was meegenomen. Ze hadden uitdrukkelijk met elkaar afgesproken dit niet te doen. De verklaring van [getuige 1] is onvoldoende om aan te nemen dat verdachte op de hoogte was van het feit dat er een vuurwapen aanwezig was. De wetenschap bij verdachte van de aanwezigheid van een wapen kan evenmin worden afgeleid uit de verklaringen van [getuige 2], die innerlijk tegenstrijdig, inconsistent en ongeloofwaardig verklaart. De verklaring van [getuige 2] met betrekking tot het wapen dat op 4 februari 2009 van hand tot hand zou zijn gegaan wordt niet gesteund door enige andere verklaring.
4.1.4. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen verdachte onder 1 primair en onder 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Nu er reeds sieraden uit de vitrines waren weggenomen en in een tas waren gedaan is sprake van een voltooide wegnemingshandeling en daarmee een voltooide diefstal. De sieraden zijn op dat moment in de feitelijke heerschappij van de overvallers. Dat zij de winkel niet hebben (kunnen) verlaten doet hieraan niets af. Overigens zijn ook buiten de winkel sieraden aangetroffen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ook het gebruik van het vuurwapen door de weggekomen dader aan verdachte kan worden toegerekend. De verklaring van verdachte dat hij niet op de hoogte was van het feit dat er een wapen was meegenomen en dat men aannam dat het inslaan van de vitrines met hamers een voldoende afschrikwekkend effect zou moeten hebben acht de rechtbank uiterst ongeloofwaardig. Verdachte heeft samen met zijn mededaders van te voren een plan gemaakt om de juwelierszaak te gaan overvallen. Zij hebben een rolverdeling gemaakt, waarbij één overvaller de ruiten zou inslaan, één overvaller de medewerker van de juwelierszaak vast zou houden en twee overvallers de sieraden zouden pakken uit de ingeslagen vitrines. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij sieraden heeft gepakt uit de vitrines samen met verdachte .
Uit deze afgesproken rolverdeling volgt, dat was afgesproken dat de later ontkomen vierde dader de medewerker(s) van de winkel onder controle zou houden. Bij deze rol past het voorhanden hebben van een wapen.
Op 4 februari komt men al in de woning van [getuige 2] bijeen om de overval te plegen. Omdat het die dag echter al te laat was gaat het dan niet door. [getuige 2] verklaart dat het wapen op 4 februari van hand tot hand is gegaan. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan deze verklaring van [getuige 2]. Dat de meisjes niets over een wapen hebben gehoord is te verklaren doordat zij pas later arriveerden en uit hun eigen verklaringen blijkt dat zij ook niet constant in de buurt van de jongens zijn geweest. De verklaring van [getuige 2] dat de “pipa” er op 5 februari niet bij was zegt naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan dat hij het wapen op 5 februari niet gezien heeft en niet dat er op 5 februari daadwerkelijk geen wapen was.
Medegedetineerde [getuige 1] heeft in detentie medeverdachte [medeverdachte 2] horen zeggen dat het de bedoeling was dat de juwelier onder schot zou worden gehouden.
Nu de verdachte wist dat er ten tijde van de overval een vuurwapen aanwezig was en het (eventuele) gebruik van geweld en bedreiging met geweld onderdeel was van het gezamenlijke plan heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er met het wapen op de in de winkel aanwezige medewerker(s) zou worden geschoten en dat iemand als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
4.2 Feit 3 en 4; Overval op Supermarkt de Lidl te Alkmaar
4.2.1 Vaststaande feiten
Op 8 januari 2009 wordt een overval gepleegd op supermarkt Lidl, gevestigd aan de Sakserstraat 43 te Alkmaar. Op de camerabeelden van de beveiligingscamera’s zijn tijdens de overval twee personen zichtbaar die de overval plegen. Twee winkel medewerkers worden onder bedreiging van een (zilverkleurig)vuurwapen gedwongen de kassa te openen. De overvallers vertrekken met de buit in een zilverkleurige Volkswagen Golf met kenteken [XX-XX-XX].
Op 9 januari, 5,5 uur na de overval, worden in voornoemde volkswagen vier personen aangehouden, waaronder verdachte(als passagier). Door de officier van justitie te Alkmaar wordt de aanhouding van verdachte, gelet op het tijdsverloop tussen de aanhouding en de overval, onrechtmatig geoordeeld.
In de auto wordt een zilverkleurig vuurwapen (onder de bestuurderstoel) en kleding aangetroffen. De kleding vertoont overeenkomsten met de kleding die de overvallers ten tijde van de overval droegen. De kleding is onderzocht op DNA sporen. Van een zwarte muts wordt een DNA (meng) profiel aangetroffen waarvan verdachte de donor zou kunnen zijn.
Uit historische verkeersgegevens kan worden afgeleid dat het telefoonnummer [xx-xxxxxxxx], dat onder “Jora”(de bijnaam van verdachte) in het telefoonboek staat van [medeverdachte 2], ten tijde van de overval contact had met het GSM netwerk via antennemasten te Alkmaar.
4.2.2. Het standpunt van het Openbaar ministerie.
De officier van justitie acht hetgeen onder 3 primair en 4 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie wijst daarbij op het DNA van verdachte dat is aangetroffen op de muts die bij de overval zou zijn gedragen. Dit DNA bewijs wordt ondersteund door het feit dat de telefoon van verdachte werd aangestraald door zendmastlocaties te Alkmaar. Ook wijst de officier van justitie op het zilverkleurige wapen dat op de beelden van de beveiligingscamera is te zien en het zilverkleurige wapen dat in de auto is aangetroffen.
4.2.3. Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ontkend dat hij de overval op de Lidl te Alkmaar heeft gepleegd.
Door de raadsman is vrijspraak bepleit van het onder 3 en 4 ten laste gelegde. De raadsman heeft allereerst aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat de zwarte muts bij de overval is gedragen. Gesteld dat die relatie wel kan worden gelegd dan zegt het nog niets over de vraag of het verdachte was die de muts tijdens de overval droeg. Het DNA materiaal zou ook op andere wijze op de muts terecht kunnen zijn gekomen. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat voor zover uit de overgelegde ‘printlijst’ al blijkt dat [xx-xxxxxxxx] op het bewuste tijdstip inderdaad in Alkmaar heeft aangestraald, dit niets zegt over de plaats waarop verdachte zich bevond. Ook kan uit het dossier niet blijken dat verdachte op 8 februari daadwerkelijk de gebruiker was van het betreffende nummer.
4.2.4. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat er zich in het strafdossier ten aanzien van het aan verdachte onder 3 en 4 ten laste gelegde de navolgende bewijsmiddelen bevinden.
Naast de aangifte bevindt zich in het dossier een DNA-onderzoek naar het DNA dat is aangetroffen op de zwarte muts die in de Volkswagen Golf is gevonden. Verdachte zou donor van dit DNA profiel kunnen zijn. De rechtbank overweegt dat uit het strafdossier niet volgt dat de onderzochte muts de muts is die door een van de daders bij de overval is gedragen, zodat deze DNA gegevens geen bewijs kunnen opleveren voor betrokkenheid van verdachte bij de overval. De rechtbank overweegt ten overvloede dat, zelfs al zou komen vast te staan dat de muts die is onderzocht de muts is die door een van de overvallers ten tijde van de overval werd gedragen, dit nog niet voldoende zegt over eventuele betrokkenheid van verdachte nu statische onderbouwing van de DNA match niet mogelijk is.
Er zijn historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon met nummer [xx-xxxxxxxx]. Dit nummer stond onder de naam X in de telefoon van een medeverdachte en had ten tijde van de overval contact met een vaste GSM-antenne in Alkmaar. De rechtbank overweegt dat, mocht al kunnen worden vastgesteld dat het nummer ten tijde van de overval bij verdachte in gebruik was, deze gegevens geen bewijs opleveren voor de aanwezigheid van verdachte op de plaats van de overval.
Ten slotte is er nog het wapen dat is gevonden in de auto, dat gelijkenissen vertoont met het wapen waarmee verdachte op een foto is te zien. Ook het aantreffen van dit wapen kan echter (ook in samenhang bezien met het vorenstaande) geen bewijs opleveren voor betrokkenheid van verdachte bij de overval. Immers kan niet worden vastgesteld dat het betreffende wapen het wapen is dat bij de overval op de Lidl is gebruikt.
Het bovenstaande levert onvoldoende bewijs om te kunnen komen tot een bewezen verklaring van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten en de verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2, ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 05 februari 2009 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier de Gouden Kroon, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd door geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders met een zodanig bedekking van het gezicht dat herkenning niet mogelijk was en voorzien van hamers dat pand van die Juwelier, waarin die [slachtoffer] zich bevond zijn binnengegaan en (vervolgens) in het bijzijn van en zichtbaar en hoorbaar voor die [slachtoffer] het glas van vitrines hebben ingeslagen en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie hebben doen ontstaan en met een hamer in de hand ten overstaan van en zichtbaar voor die [slachtoffer] hebben gemanipuleerd en met een vuurwapen in de richting van genoemde [slachtoffer] hebben geschoten waarbij genoemde [slachtoffer] door een kogel in zijn buik werd geraakt, tengevolge van welk feit die [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotwond in de buik en een beschadiging aan de dunne darm, heeft bekomen.
2.
hij op 05 februari 2009 in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met anderen een wapen vallend onder categorie III, voorhanden heeft gehad.
Van het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6. Kwalificatie
Het bewezene levert op:
1 primair: Diefstal door twee of meer verenigde personen vergezeld en gevolg van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of aan andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
2: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
7. Strafbaarheid
De verdachte en het feit zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8. De strafoplegging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 en 4 ten laste gelegde. Subsidiair heeft hij aangegeven de eis van de officier van justitie erg hoog te vinden.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met zijn mededaders, schuldig gemaakt aan een professioneel voorbereide overval. Bij deze overval droegen verdachte en zijn mededaders gezichtsbedekkende kleding en werd een vuurwapen gebruikt. Bij de overval is het slachtoffer in zijn buik geschoten en heeft het slachtoffer in levensgevaar verkeerd. Voor de slachtoffers ([slachtoffer] en de eigenaar van de juwelierswinkel) zijn deze overvallen bijzonder traumatische ervaringen waarvan zij nog dagelijks de gevolgen ondervinden. [slachtoffer] heeft dit door middel van een schriftelijke slachtofferverklaring op de zitting naar voren gebracht. Hij is lichamelijk nog niet hersteld en hij kan zijn werk als sieraden reparateur niet uitoefenen.
Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze zeer ernstige gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Hij heeft enkel gehandeld uit winstbejag. De rechtbank rekent dat de verdachte zwaar aan. Daarbij komt dat het handelen van verdachte en zijn mededaders in de maatschappij zorgt voor gevoelens van onrust en onveiligheid.
De bijkomende omstandigheid dat de diefstal met geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad wordt door de wetgever als strafverhogende omstandigheid beschouwd.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Mede omdat de rechtbank de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten niet bewezen acht zal zij aan verdachte een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 7 september 2009;
een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 14 mei 2009 uitgebracht door Tactus verslavingszorg;
de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
9. Vorderingen van de benadeelde partijen
1. [benadeelde partij 1] wonende te [woonplaats], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 9.677,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt dat bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 6.325,--. De naar billijkheid vast te stellen vergoeding wegens immateriële schade bedraagt niet minder dan € 3.000,--, zodat dat bedrag onder die titel kan worden toegewezen. €325,-- is toewijsbaar als vergoeding voor ziekenhuisopname. De gevorderde vergoeding wegens gederfde inkomsten is tot een bedrag van € 3000,-- genoegzaam komen vast te staan.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] is naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 6.325,-- ten behoeve van [benadeelde partij 1].
2. [benadeelde partij 2], handelende onder de naam Juwelier de Gouden Kroon te Almere, heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 20.295,82 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt dat bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 5.090,--. Bestaande uit een bedrag van € 2.800,-- voor de schade aan plafond en interieur winkel (€ 532,-- aan BTW kan worden teruggevraagd) en € 290,-- aan schoonmaakkosten. De gevorderde vergoeding wegens gederfde inkomsten is tot een bedrag van € 2.000,-- genoegzaam komen vast te staan.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] is naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal voorts aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 5.090,-- ten behoeve van [benadeelde partij 2].
10. Wettelijke voorschriften
De oplegging van de straf of maatregel is, naast de reeds aangehaalde artikelen, gegrond op de artikelen 10, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
11. Beslissing
Het onder 3 en 4 ten laste gelegde is niet bewezen en verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 6.325,-- vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 5 februari 2009 tot de dag van de voldoening, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van zijn verplichting zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 6.325,-- ten behoeve van [benadeelde partij 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 66 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft /hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], handelende onder de naam Juwelier de Gouden Kroon te Almere, van een bedrag van
€ 5.090,-- vermeerderd met de wettelijke rente,vanaf 5 februari 2009 tot de dag van de voldoening, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader/mededaders betaalt/betalen, verdachte in zoverre van zijn verplichting zal zijn bevrijd.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 5.090,-- ten behoeve van [benadeelde partij 2], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader/mededaders heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededaders heeft /hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. M.A. Pot, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en M.A.A. ter Meer-Siebers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2009.
Mr. M.A.A. ter Meer-Siebers voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.