ECLI:NL:RBZLY:2009:BK0262

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
6 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/440152-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafrechtelijke uitspraak inzake poging tot diefstal en overtreding Wegenverkeerswet

Op 6 oktober 2009 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd dat hij op 12 juni 2009 in Deventer een poging tot diefstal heeft gedaan en op 5 juli 2008 zonder rijbewijs heeft gereden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met anderen toegang heeft verschaft tot een woning door middel van braak en inklimming, met de intentie om hennep te stelen. De rechtbank oordeelde dat de flat waar de poging tot diefstal plaatsvond, als woning kan worden aangemerkt, ondanks dat deze ook als hennepkwekerij werd gebruikt. De rechtbank benadrukte dat de bescherming van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht ook geldt voor de eigendom van hennep, ongeacht de illegale herkomst ervan. De verdachte werd vrijgesproken van het meer of anders ten laste gelegde, maar werd wel schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 3 maanden geëist, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, en een geldboete van € 250,-- voor de overtreding van de Wegenverkeerswet. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 90 dagen op, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, en een geldboete van € 250,--, subsidiair 5 dagen hechtenis. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de verdachte was niet in persoon aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat. De rechtbank hield rekening met het strafrechtelijk verleden van de verdachte en de ernst van de feiten bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440152-09
Uitspraak: 6 oktober 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar)
zonder bekend woon- of verblijfplaats in Nederland.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2009. De verdachte is niet in persoon verschenen en is ter terechtzitting verdedigd door mr. A.R. Maarsingh, advocaat te Deventer, die heeft verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.
De officier van justitie, mr. W.S. Ludwig, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde tot 3 maanden gevangenisstraf, waarvan 46 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, en ten aanzien van feit 2 een geldboete van € 250,--, subsidiair 5 dagen hechtenis.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1. hij op 12 juni 2009 in de gemeente Deventer - ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de (straat) te nemen hennep toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak en inklimming - met zijn mededader(s) een ruit van die woning heeft verbroken en die woning is binnengeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. hij op 5 juli 2008 in de gemeente Deventer als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de (straat), zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig
behoorde.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
1. Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, hiervoor omschreven onder feit 1, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De raadsman heeft verweer gevoerd met betrekking tot de op te leggen straf. De raadsman heeft aangevoerd dat nu de flat niet ingericht was als woning maar als illegale hennepkwekerij, qua strafmaat aansluiting dient te worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting van de LOVS (Landelijke Overleg van Voorzitters Strafsectoren) van inbraken in objecten, niet zijnde woningen. Daarnaast moet, naar de zienswijze van de raadsman, rekening worden gehouden met het feit dat het gestolene een product is van een illegale hennepkwekerij die is ontmanteld. Derhalve kan, aldus de raadsman, niet gesproken worden van leed dat voor vergelding in aanmerking komt.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van dit verweer het volgende.
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier, waaronder bij voorbeeld een verklaring van de klantenconsulent van woonbedrijf ieder1, vast dat de flat aan de (adres) voor bewoning geschikt en bestemd is en dat tot voor kort aan de verplichting tot het betalen van huur is voldaan, zodat de ruimte waar de poging tot diefstal heeft plaatsgevonden naar het oordeel van de rechtbank als woning kan worden aangemerkt. Het belang dat artikel 310 Wetboek van Strafrecht beoogt te beschermen betreft onder meer de eigendom en het bezit van roerende zaken, waarvoor slechts de eis geldt dat ze vatbaar zijn om voor de bezitter waarde te hebben. Dat hennep voor de bezitter waarde heeft staat buiten kijf, gelet op de grote geldbedragen die omgaan in de hennepteelt en verkoop daarvan. Door zijn handelen heeft verdachte de eigenaar/bezitter van de hennep in diens vermogensrechtelijke positie geraakt. Het ingrijpen in illegale hennepkwekerijen is echter een bevoegdheid die slechts is
voorbehouden aan de overheid. Helder is, dat verdachte niet uit dien hoofde heeft gehandeld, waarmee vast staat dat de hiervoor genoemde bescherming door artikel 310 Wetboek van Strafrecht onverkort geldt. Dat het object van verdachtes handelen van illegale herkomst was, kan dan ook op geen enkele wijze strafverminderend voor verdachte werken.
Gelet op het bepaalde in artikel 62 van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank voor de bewezenverklaarde overtreding, feit 2, zonder vermindering afzonderlijk straf opleggen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 11 augustus 2009;
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1 tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 46 dagen, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde tot een geldboete van € 250,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en M. Willemse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra - Meijer als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2009.