RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.630467-08
Uitspraak: 8 september 2009
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres),
verblijvende in (verblijfplaats)
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. S.T.C. van der Werf, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake alle ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat het inbeslaggenomen geldbedrag, te weten € 2785,- verbeurd wordt verklaard en dat de overige voorwerpen zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (dossierpagina 1851 tot en met 1856) worden onttrokken aan het verkeer.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting gewijzigd)
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2007 tot en met 09 oktober 2007 in de gemeente Zwolle opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad een vals of vervalst Nederlands verblijfsdocument (xxxx) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers heeft hij, verdachte, aan (naam) een Nederlands verblijfsdocument, voorzien van: het documentnummer (xxxx) en/of de personalia en/of een pasfoto van (naam) en/of de uiterste vervangingsdatum 03-01-10 en/of de plaats en datum van afgifte, te weten Groningen 04-01-05 en/of status Regulier Onbetaalde Tijd afgeleverd, teneinde die (naam) in de gelegenheid te stellen werkzaamheden te verrichten;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 mei 2008 in de gemeente Zwolle opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad twee vals(e) of vervalst(e) identiteitskaarten (Nationale Identiteitskaart van Nederland xxxx en Nationale Identiteitskaart van België xxxxx) - zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers heeft hij, verdachte, aan (naam):
- een Nationale Identiteitskaart van België, voorzien van: het documentnummer xxxx en/of de personalia (naam) ( geboortejaar) en/of voorzien van een pasfoto van die, althans gelijkend op, (naam) en/of
- een Nationale Identiteitskaart van Nederland, voorzien van: het documentnummer xxxxx en/of de personalia (naam) (geboortejaar) en/of de afgiftedatum 04 januari 2006 en/of de geldigheidsdatum 04 januari 2011 en/of voorzien van een pasfoto van die, althans gelijkend op, (naam) afgeleverd, teneinde zich met voornoemde Nationale Identiteitskaarten te kunnen legitimeren;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de maand november 2004 in de gemeente(n) Zwolle en/of 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen althans in Nederland, opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad een vals of vervalst kopie van een Belgisch paspoort (xxxxx) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij en/of zijn mededaders wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers heeft hij, verdachte, en/of een van zijn mededaders aan (naam) en/of aan (naam) een kopie van een Belgisch paspoort voorzien van: documentnummer xxxx en/of de personalia van (naam) (geboortejaar) en/of een pasfoto van, althans gelijkende op, die (naam) en/of datum
van afgifte 12-12-2002 en geldigheidsduur tot 11-12-2007 en/of plaats van afgifte Antwerpen, afgeleverd teneinde die (naam) in de gelegenheid te stellen werkzaamheden te verrichten;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 05 februari 2009 in de gemeente 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad drie, althans één of meerdere vals(e) of vervalst(e) reisdocumenten - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/zij echt en onvervalst, immers heeft hij,
verdachte en/of één van zijn mededader(s) in een postkantoor, gelegen aan de (weg) te 's-Gravenhage aan een postmedewerker een 3-tal enveloppen voorzien van:
a)
een Nederlands paspoort voorzien van documentnummer xxxxxx en/of de personalia (naam) (geboortejaar) en/of de afgiftedatum 27 mei 2008 en/of de geldigheidsdatum 27 mei 2013, welk voornoemd document was verpakt in een uitgesneden deel van een puzzelboek en welke envelop was geadresserd aan mr. xxxxx en/of
b)
een Nederlands paspoort voorzien van documentnummer xxxx en/of de personalia (naam) (geboortejaar) en/of de afgiftedatum 06 juli 2006 en/of de geldigheidsdatum 06 juli 2011, welke document was verpakt in een uitgesneden deel van een stripboek en welke envelop was geadresseerd aan mr. xxx en/of
c)
een Nederlands paspoort voorzien van documentnummer xxxx en/of de personalia (naam) (geboortejaar) en/of de afgifte datum 23 juli 2008 en/of geldigheidsdatum 23 juli 2013, welk document was verpakt in een uitgesneden deel van een puzzelboek en welke envelop was geadresseerd aan mr. xxxx, afgegeven, teneinde voornoemde enveloppen te verzenden en/of aan geadresseerden te doen toekomen;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 09 februari 2009 in de gemeente 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in het bezit was/waren van een reisdocument, te weten een Nederlands paspoort (xxxxxx), waarvan hij/zij wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit dat de tenaamstelling van voornoemd paspoort was gewijzigd in (naam) (geboortejaar) en/of welk voornoemd reisdocument was verpakt in een uitgesneden deel van een puzzelboek en/of (vervolgens) in een (afgesloten) envelop was geadresseerd aan mr. xxx
art 231 lid 2 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 09 februari 2009 te Kampen in het bezit was van een groot
aantal, althans één of meerdere, reisdocument(en), te weten (onder meer):
a) zeven (blanco) Portugese paspoorten en/of
b) negen (blanco) Franse paspoorten en/of
c) drie (blanco) Britse paspoorten en/of
d) een Nederlandse Identiteitskaart (o.n.v. naam),
waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit dat:
a) die (blanco) Portugese paspoorten qua kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte productie/druk- en beveiligingstechnieken niet overeenkwam met een origineel door de autoriteiten van Portugal afgegeven document van dit model en/of
b) die (blanco) Franse paspoorten qua kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte productie/druk- en beveiligingstechnieken niet overeenkwam met een origineel door de autoriteiten van Frankrijk afgegeven document van dit model en/of
c) die (blanco) Britse paspoorten qua kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte productie/druk- en beveiligingstechnieken niet overeenkwam met een origineel door de autoriteiten van Groot-Brittanië afgegeven document van dit model en/of
d) dat Nederlandse Identiteitsbewijs (o.n.v. (naam) - documentnummer xxxx) qua kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte productie/druk- en beveiligingstechnieken niet overeenkwam met een origineel door de autoriteiten van Nederland afgegeven document van dit model;
art 231 lid 2 Wetboek van Strafrecht
7.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2002 tot en met 09 februari 2009 te Kampen, althans in Nederland, opzettelijk een groot aantal Nederlandse Identiteitsbewijzen, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan (naam) (xxxx) en/of . (naam) (xxx) en/of (naam) (xxxx) en/of (naam) (xxxx) en/of (naam) (xxxx) en/of (naam) (xxx) en/of (naam) (xxxx) en/of (naam) (xxxx) en/of (naam) (xxxxx) en/of (naam) (xxxx) en/of (naam) (xxxx) en/of één of meer Nederlandse
rijbewijzen, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan (naam) en/of (naam) en/of (nam) en/of (naam), in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) Nederlandse Identiteitsbewijzen en/of Nederlandse rijbewijzen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als gevonden voorwerpen en/of als zijnde onrechtmatige houder van voornoemde, als vermist gesignaleerd staande, identiteitsdocumenten en/of Nederlandse rijbewijzen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
GELDIGHEID VAN DE DAGVAARDING
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding ten aanzien van feit 1 nietig dient te worden verklaard. Daartoe heeft de raadsman onder verwijzing naar het arrest van het Gerechtshof Arnhem van 25 mei 2009, LJN B17207, 21-005077-07 aangevoerd dat in de tenlastelegging niet is uitgelegd waarin de vermeende valsheid van het document zou zitten.
De rechtbank volgt dit betoog. Nu uit de feitelijke omschrijving niet blijkt dat het document vals of vervalst is, laat staan waar deze valsheid of vervalsing uit zou bestaan, levert de feitelijke omschrijving naar het oordeel van de rechtbank geen deugdelijke invulling van het kwalificatieve gedeelte op. Gelet hierop voldoet de dagvaarding ten aanzien van feit 1 niet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en dient deze nietig te worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding ook ten aanzien van feit 4 nietig dient te worden verklaard. Daartoe heeft de raadsman onder verwijzing naar eerdergenoemd arrest van het Gerechtshof Arnhem aangevoerd dat in de tenlastelegging niet nader is ingevuld waaruit de valsheid van de paspoorten zou hebben bestaan.
De rechtbank volgt ook dit betoog. Nu uit de feitelijke omschrijving niet blijkt dat de reisdocumenten vals of vervalst waren, laat staan waar deze valsheid of vervalsing uit zou hebben bestaan, levert de feitelijke omschrijving naar het oordeel van de rechtbank geen deugdelijke invulling van het kwalificatieve gedeelte op. Gelet hierop voldoet de dagvaarding ten aanzien van feit 4 evenmin aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en dient deze nietig te worden verklaard.
Het subsidiaire verweer van de raadsman van verdachte met betrekking tot de onrechtmatige inbeslagneming van de poststukken zal daarom onbesproken blijven.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding ook ten aanzien van feit 5 nietig dient te worden verklaard. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat in de tenlastelegging niet nader is ingevuld waaruit de valsheid van het reisdocument zou hebben bestaan. De enkele vermelding in de tenlastelegging dat de tenaamstelling van het paspoort zou zijn gewijzigd is onvoldoende, zo stelt de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de feitelijke omschrijving in te tenlastelegging genoegzaam waaruit de vervalsing bestaat, namelijk een gewijzigde tenaamstelling. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft in de tenlastelegging niet te worden vermeld, zoals de raadsman stelt, hoe de oorspronkelijke tenaamstelling heeft geluid.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding ten aanzien van feit 6 eveneens nietig dient te worden verklaard. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat in de tenlastelegging een identieke omschrijving wordt gebruikt als in eerdergenoemd arrest van het Gerechtshof Arnhem en dat een dergelijke omschrijving onvoldoende is.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de feitelijke omschrijving in te tenlastelegging genoegzaam waaruit de valsheid/vervalsing bestaat, namelijk dat de betreffende documenten qua kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte productie/druk- en beveiligingstechnieken niet overeen komen met orginele door de autoriteiten van de betreffende landen afgegeven documenten.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
De verdachte dient van het onder 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte danwel een vrouw genaamd (naam) een kopie van een Belgisch paspoort heeft afgeleverd aan (naam) of aan (naam)
Ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde:
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte betoogd dat verdachte eveneens dient te worden vrijgesproken van het onder 7 ten laste gelegde. Dit omdat er geen bewijs is voor de stelling dat verdachte de in zijn berging aangetroffen documenten ‘anders dan door misdrijf’ onder zich had.
De rechtbank volgt dit betoog. Nu de mogelijkheid opengebleven is dat verdachte de aangetroffen Nederlandse Identiteitsbewijzen en Nederlandse rijbewijzen door enig misdrijf, bijvoorbeeld diefstal of heling, onder zich had, staat dit een bewezenverklaring van het tenlastegelegde in de weg.
Gelet op het voorgaande dient verdachte van het onder 3 en 7 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken omdat het aanwezige bewijs slechts van één bron, te weten (naam), afkomstig is en dat de door haar afgelegde verklaringen bovendien volstrekt ongeloofwaardig zijn.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De door (naam) bij de politie afgelegde verklaring ten aanzien van feit 2 wordt namelijk in sterkte mate ondersteund door de omstandigheid dat de gegevens op de door haar aan de politie overgelegde documenten (dossierpagina’s 224 en 227) exact overeenkomen met de gegevens vermeld in een drietal brieven van de belastingdienst die op 9 februari 2009 in de woning van verdachte aan de (adres) zijn aangetroffen (dossierpagina’s 1824, 835, 841 en 843). Zo komen onder meer de achternaam, geboortedatum en het sofinummer overeen. Bovendien neemt de rechtbank in dit verband in aanmerking de hierna onder 5 en 6 bewezen verklaarde feiten.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte ook van het onder 5 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het bewijs ontbreekt voor de stelling dat verdachte heeft geweten of redelijkerwijs heeft moeten vermoeden dat het paspoort vals is.
De rechtbank volgt dit verweer niet.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen, met name
de inhoud van de in de periode van 29 januari 2009 tot en met 8 februari 2009 afgetapte telefoongesprekken, worden afgeleid dat verdachte heeft geweten dat het paspoort vervalst is. Gebleken is dat verdachte in de dagen voorafgaand aan het onder 5 ten laste gelegde feit, regelmatig telefonisch contact heeft gehad met de medeverdachte (naam)
De rechtbank constateert dat zij zich in deze telefoongesprekken op meerdere momenten bedienden van taalgebruik dat – bezien in samenhang met het later aangetroffen vervalste document en de gedane observaties - naar het oordeel van de rechtbank zonder meer als verhullend is aan te merken.
Bovendien neemt de rechtbank in aanmerking dat in de telefoongesprekken op 29 januari 2009 om 18:08 en 19:43 (dossierpagina’s 613 tot en met 616) door verdachte en een onbekende man met een Engels telefoonnummer is gesproken over de naam (naam), welke naam exact overeenkomt met de gegevens vermeld op het paspoort dat op 9 februari 2009 is aangetroffen
Uit de bewijsmiddelen, met name uit de daaruit naar voren komende opbouw en het patroon van de telefoongesprekken maar ook de waarnemingen van het observatieteam, kan worden afgeleid dat sprake was van de volgende modus operandi: verdachte had contact met een opdrachtgever voor het maken van valse documenten en verstrekte de voor het vervalsen benodigde gegevens aan medeverdachte (naam) zocht vervolgens contact met een derde persoon die het feitelijk vervalsen van de documenten verzorgde en de documenten vervolgens (weg) aan (naam) gaf. (naam) verstrekte die documenten op zijn beurt (in (de nabijheid van) een kapperzaak) aan verdachte en verdachte verstuurde de documenten uiteindelijk per post aan de opdrachtgever. In dit verband laat de rechtbank sterk meewegen dat de telefonische contacten direct voorafgaand aan 9 februari 2009 zijn uitgemond in een ontmoeting tussen verdachte en (naam) en vervolgens ook in het daadwerkelijk aantreffen van het vervalste document.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte ook van het onder 6 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de bevindingen van de Koninklijke Marechaussee (KMAR), waarin wordt vermeld dat de aangetroffen documenten vals zijn, niet overtuigen en dat een rapport van het NFI ontbreekt.
De rechtbank volgt dit verweer niet.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de bevindingen van de KMAR genoegzaam gebleken dat de aangetroffen documenten vals zijn.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2, 5 en 6 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
2.
hij op 1 mei 2008 in de gemeente Zwolle opzettelijk heeft afgeleverd twee valse identiteitskaarten (Nationale Identiteitskaart van Nederland xxxxx en Nationale Identiteitskaart van België xxxxxx) - zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware dezen echt en onvervalst, immers heeft hij, verdachte, aan (naam):
- een Nationale Identiteitskaart van België, voorzien van: het documentnummer -xxxx en de personalia (naam) (geboortejaar) en voorzien van een pasfoto gelijkend op (naam) en
- een Nationale Identiteitskaart van Nederland, voorzien van: het documentnummer xxxx en de personalia (naam) (geboortejaar) en de afgiftedatum 04 januari 2006 en de geldigheidsdatum 04 januari 2011 en voorzien van een pasfoto gelijkend op (naam) afgeleverd, teneinde zich met voornoemde Nationale Identiteitskaarten te kunnen legitimeren;
5.
hij op 9 februari 2009 in de gemeente 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, in het bezit was van een reisdocument, te weten een Nederlands paspoort (xxxxx), waarvan zij wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat het reisdocument vervalst was, bestaande de vervalsing hieruit dat de tenaamstelling van voornoemd paspoort was gewijzigd in (naam) (geboortejaar) en welk voornoemd reisdocument was verpakt in een uitgesneden deel van een puzzelboek en vervolgens in een afgesloten envelop was geadresseerd aan mr. xxxx;
6.
hij op of omstreeks 09 februari 2009 te Kampen in het bezit was van een groot aantal reisdocumenten, te weten:
a) zeven (blanco) Portugese paspoorten en
b) negen (blanco) Franse paspoorten en
c) drie (blanco) Britse paspoorten en
d) een Nederlandse Identiteitskaart (o.n.v. Naam), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals was, bestaande de valsheid hieruit dat:
a) die (blanco) Portugese paspoorten qua kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte productie/druk- en beveiligingstechnieken niet overeenkwam met een origineel door de autoriteiten van Portugal afgegeven document van dit model en
b) die (blanco) Franse paspoorten qua kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte productie/druk- en beveiligingstechnieken niet overeenkwam met een origineel door de autoriteiten van Frankrijk afgegeven document van dit model en
c) die (blanco) Britse paspoorten qua kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte productie/druk- en beveiligingstechnieken niet overeenkwam met een origineel door de autoriteiten van Groot-Brittanië afgegeven document van dit model en
d) dat Nederlandse Identiteitsbewijs (o.n.v. (naam) - documentnummer xxxx) qua kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte productie/druk- en beveiligingstechnieken niet overeenkwam met een origineel door de autoriteiten van Nederland afgegeven document van dit model;
Van het 2, 5 en 6 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
2.
Opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst,
strafbaar gesteld bij artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.
5.
Medeplegen van in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is,
strafbaar gesteld bij artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht.
6.
In het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is,
strafbaar gesteld bij artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een tweetal valse identiteitsdocumenten afgeleverd, was samen met een ander in het bezit van een vals reisdocument en had in zijn woning een groot aantal valse reisdocumenten voorhanden. Een dergelijke handelwijze ondergraaft het vertrouwen dat burgers in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften kunnen stellen en door een dergelijke handelwijze kan mogelijk groot nadeel worden geleden. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank is van oordeel dat alle op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (dossierpagina 1852 tot en met 1856) vermelde documenten dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten zijn aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde
geld ten bedrage van € 2785,-- dient te worden verbeurdverklaard, omdat dit geld kan worden aangemerkt als geld verkregen door middel van de bewezen verklaarde feiten.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 3 april 2009;
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 57, 33, 33a, 36b, en 36d van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien de feiten 1 en 4 nietig.
Het onder 3 en 7 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 2, 5 en 6 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 2, 5 en 6 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank verklaart verbeurd het in beslag genomen geld ten bedrage van € 2785,--
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslaggenomen documenten als vermeld op de lijst opgenomen op dossierpagina 1852 tot en met 1856.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. H. Heins en A.P. Jong-de Goede, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2009.