vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 159819 / KG ZA 09-343
Vonnis in kort geding van 26 augustus 2009
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DIJK EDUCATIE B.V.,
gevestigd te Kampen,
eiseres,
advocaat mr. J.F. van Nouhuys te Rotterdam,
1. de stichting
STICHTING GEREFORMEERD VOORTGEZET ONDERWIJS OOST-NEDERLAND,
gevestigd te Zwolle,
2. de stichting
STICHTING GEREFORMEERDE SCHOLENGROEP,
gevestigd te Groningen,
gedaagden,
advocaat mr. P.F.C. Heemskerk te Utrecht,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VERMEER EMMEN B.V.,
gevestigd te Emmen,
tussenkomende partij,
advocaat mr. S. Verschuur te Enschede.
Partijen zullen hierna Van Dijk, de Scholen en Vermeer genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte incidentele conclusie met verzoek tot tussenkomst van Vermeer
- de mondelinge behandeling, alwaar de voorzieningenrechter Vermeer heeft toegestaan om tussen te komen, nu voldoende is gebleken dat zij hierbij een rechtens relevant belang heeft en zowel Van Dijk als de Scholen zich hiertegen niet hebben verzet
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Van Dijk
- de pleitnota van de Scholen
- de pleitnota van Vermeer.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Scholen zijn, tezamen met twee andere scholen, een aanbesteding gestart, met als doel lesmateriaal gezamenlijk in te kopen. De opdracht is verdeeld in vier percelen. Perceel 1 heeft betrekking op de inkoop van lesmateriaal voor een intern boekenfonds voor het Greijdanus (gedaagde sub 1), perceel 2 op die voor het Gomarus College (gedaagde sub 2). Het gunningcriterium is dat van de economisch meest voordelige inschrijving. Het gunningcriterium bestaat uit twee subgunningcriteria: prijs (40%) en kwaliteit (60%).
2.2. Volgens het bestek verloopt de aanbesteding volgens de Openbare Aanbestedingsprocedure conform het Besluit Aanbestedingsregels Overheidsopdrachten (Bao).
2.3. In het bestek is opgenomen – voor zover in deze procedure relevant:
§ 2.1 Algemeen
“Alle Gegadigden kunnen zich Inschrijven op één, meerdere of alle percelen van de Opdracht. Na ontvangst van de Inschrijvingen zal de Beoordelingscommissie van de Opdrachtgevers per perceel toetsen of de Inschrijver voldoet aan alle eisen en voorwaarden – daaronder mede (maar niet uitsluitend) begrepen de Geschiktheidscriteria en Gunningcriteria – die zijn gesteld in het Bestek. Alleen Inschrijvers die aan alle gestelde eisen en voorwaarden voldoen, komen voor Gunning in aanmerking. Tevens zullen de Inschrijvingen per perceel beoordeeld worden op geldigheid.”
§ 4.1 Algemeen: Vormvereisten aan de Inschrijving
“Om de beoordeling van het Plan van Aanpak zo objectief mogelijk te laten geschieden, dient u deze afzonderlijk en geanonimiseerd in. Alleen uit het origineel en de ene volledige kopie mag blijken van welke partij het Plan van Aanpak afkomstig is.”
§ 4.2 Geldigheid
“De opdrachtgevers kan [de voorzieningenrechter leest: kunnen] een Inschrijver wiens Inschrijving onvolledig is en/of aan wiens Inschrijving voorwaarden zijn verbonden, verzoeken de Inschrijving aan te vullen, respectievelijk de daaraan verbonden voorwaarden in te trekken, indien naar het uitsluitend oordeel van de Opdrachtgevers daardoor de mededinging niet wordt vervalst.”
§ 6.2 Gunningcriterium 1: Akkoord Raamovereenkomst A (Knock-Out)
“U dient per perceel aan te geven akkoord te gaan met de raamovereenkomst A die in Bijlage 2A van onderhavige document is gevoegd.”
“Indien een Inschrijver niet akkoord gaat met alle in de Raamovereenkomst opgenomen bepalingen, zullen de Opdrachtgevers deze Inschrijving niet verder beoordelen en (als ongeldig) uitsluiten van de Aanbesteding.”
§ 6.3 Gunningcriterium 2: Programma van Eisen (Knock-out)
“U dient akkoord te gaan met het totale Programma van Eisen (Bijlage 8A) (…). Indien een Inschrijver niet akkoord gaat met alle in het Programma van Eisen opgenomen eisen, zullen de Opdrachtgevers deze Inschrijving niet verder beoordelen en uitsluiten van de Aanbesteding.”
§ 8.1 Beoordelingscommissie
“Voor de beoordeling van de offertes is door de Opdrachtgevers een multidisciplinaire objectieve en onafhankelijke Beoordelingscommissie samengesteld. In totaal hebben 7 personen zitting in de beoordelingscommissie. Namens elk van de Opdrachtgevers zal tenminste één lid zitting nemen in de Beoordelingscommissie.”
§ 8.2 Beoordeling geldigheid, Geschiktheidseisen en Uitsluitingsgronden
“In eerste instantie zal Berenschot alle Inschrijvingen toetsen op geldigheid en compleetheid. Uitsluitend Inschrijvers op wie vervolgens (i) geen Uitsluitingsgronden van toepassing zijn en die (ii) aan alle Geschiktheidseisen voldoen, worden vervolgens beoordeeld aan de hand van de genoemde Gunningcriteria en komen daarmee nog voor de Opdracht in aanmerking.”
§ 8.3 Beoordeling Gunningcriteria
“Wanneer de inschrijving voldoet aan alle Geschiktheidseisen wordt de Inschrijving beoordeeld op drie onderdelen: (1) knock-out criteria (2) de kwaliteit en (3) de prijs.”
2.4. In Bijlage 2A Raamovereenkomst is in artikel 6 onder a.x opgenomen: “Teveel, ten onrechte of beschadigde leveringen zijn kan Opdrachtgever tot 1 oktober na levering kosteloos retourneren.”
Als Bijlage 8A is bijgevoegd de Lijst van Eisen. Om niet uitgesloten te worden van de aanbesteding dient een inschrijver alle 32 eisen met “ja” akkoord te verklaren.
Eis 25 hield in eerste instantie in: “Teveel, ten onrechte of beschadigde leveringen zijn in geval van de bulkbestelling tot 1 oktober kosteloos te retourneren. De overige (na)leveringen zijn tot 3 weken na het moment van levering kosteloos te retourneren.”
Bij Nota van Inlichtingen is eis 25 gewijzigd in: “Teveel, ten onrechte (mits in goede staat) of beschadigde leveringen waarbij de beschadiging is ontstaan voordat eigendomsoverdracht plaatsvond, zijn in geval van de bulkbestelling tot 1 oktober kosteloos te retourneren. De overige (na)leveringen zijn tot 3 weken na het moment van levering kosteloos te retourneren.”
2.5. Van Dijk heeft op 4 juni 2009 haar inschrijving ingediend voor (onder meer) de percelen 1 en 2. In de begeleidende brief van Van Dijk is opgenomen:
“Mocht er door de school een foutieve bestelling zijn geplaatst dan kunnen deze boeken met een maximum van 3% binnen drie weken worden geretourneerd.”
Verder heeft zij de Raamovereenkomst ondertekend en in Bijlage 8A eis 25 met “Ja” geaccordeerd.
In Bijlage 9A Lijst van wensen heeft Van Dijk bij wens 1, onder punt 4, opgenomen:
“Alle door de school foutief bestelde boeken met een maximum van 3% kunnen worden geretourneerd tot 1 oktober. Mits de boeken onbeschadigd en niet gebruikt / beschreven zijn, worden deze volledig gecrediteerd.”
Bij wens 2, onder punt 6, heeft Van Dijk vermeld:
“Alle door de school foutief bestelde boeken met een maximum van 3% bij uw school, kunnen worden geretourneerd binnen 3 weken na levering. Mits de boeken onbeschadigd en niet gebruikt / beschreven zijn, worden deze volledig gecrediteerd.”
2.6. Bij brieven van 23 juni 2009 is door de Stichting Gereformeerd Voortgezet Onderwijs Oost-Nederland ten aanzien van perceel 1 en door de Stichting Gereformeerde Scholengroep ten aanzien van perceel 2 aan Van Dijk meegedeeld dat haar inschrijving niet is aangemerkt als de economisch meest voordelige inschrijving en dat Vermeer de voorlopige gunning heeft verkregen.
2.7. Aansluitend heeft Van Dijk bij brief van 25 juni 2009 vragen over de beoordeling van het criterium “beantwoording van de wensen” aan de Scholen gesteld.
Hierop heeft Berenschot Groep B.V., namens de Scholen, ten aanzien van wens 2 bij brief van 1 juli 2009 geantwoord:
“W2 Afleveringsproces
Uw score op dit criterium (35 punten) was 82%. Uw omschrijving gaf een goed inzicht in het proces en uw aandacht voor de borging van de tijdigheid van de levering werd positief beoordeeld. Echter uw opmerking bij de retourregeling waarbij boeken geretourneerd tot 3 weken na bestelling was niet conform onze eis dat (in geval van de bulklevering) boeken tot 1 oktober konden worden geretourneerd. Deze onjuistheid heeft verschillende beoordelaars doen besluiten om u geen 100% van de punten te gunnen.”
Verder is daarbij opgemerkt:
“Tijdens de beantwoording van uw brief is een belangrijk aandachtspunt in de inschrijvingen van Van Dijk Educatie B.V. geconstateerd die betrekking heeft op de door u gegeven beschrijving ten aanzien van de retourregeling (wens 2). De betrokken scholen zullen zich derhalve nader laten informeren of dit leidt tot diskwalificatie van de inschrijving van Van Dijk Educatie B.V. en behouden zich dien aangaand alle rechten voor.”
3.1. Van Dijk vordert, samengevat en uitvoerbaar bij voorraad:
Primair ten aanzien van het Greijdanus:
A.1. het Greijdanus te verbieden om perceel 1 te gunnen aan Vermeer;
A.2. het Greijdanus te verbieden om perceel 1 te gunnen aan een ander dan aan Van Dijk, indien en voor zover het Greijdanus wenst over te gaan tot gunning van de opdracht onderwerp van de aanbesteding van perceel 1;
Primair ten aanzien van het Gomarus College
B.1. het Gomarus College te verbieden om perceel 2 te gunnen aan Vermeer;
B.2. het Gomarus College te verbieden om perceel 2 te gunnen aan een ander dan aan Van Dijk, indien en voor zover het Gomarus College wenst over te gaan tot gunning van de opdracht onderwerp van de aanbesteding van perceel 2;
Subsidiair ten aanzien van het Greijdanus
A.3. het Greijdanus te veroordelen om de beoordeling van het subgunningcriterium “W2 afleveringsproces” met inachtneming van dit vonnis opnieuw uit te voeren en aan de hand daarvan een nieuwe beslissing te nemen omtrent het voornemen tot gunning van perceel 1 van de aanbesteding;
Subsidiair ten aanzien van het Gomarus College
B.3. het Gomarus College te veroordelen om de beoordeling van het subgunningcriterium “W2 afleveringsproces” met inachtneming van dit vonnis opnieuw uit te voeren en aan de hand daarvan een nieuwe beslissing te nemen omtrent het voornemen tot gunning van perceel 2 van de aanbesteding,
alles op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van EUR 500.000,=, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom,
en in alle gevallen de Scholen afzonderlijk dan wel hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, een tegemoetkoming in de door Van Dijk gemaakte kosten van juridische bijstand daaronder begrepen.
3.2. Vermeer vordert als tussenkomende partij:
Primair:
I. Van Dijk niet-ontvankelijk te verklaren;
II. de Scholen te verbieden de percelen 1 en 2 te gunnen aan een ander dan Vermeer;
Subsidiair:
I. de vorderingen van Van Dijk af te wijzen;
II. de Scholen te verbieden de percelen 1 en 2 te gunnen aan een ander dan Vermeer;
Meer subsidiair:
I. voor zover de voorzieningenrechter de subsidiaire vordering van Van Dijk, die tot herbeoordeling van subgunningcriterium W2 strekt, toewijst én deze herbeoordeling leidt tot een voornemen tot gunning van één of beide percelen aan Van Dijk, de Scholen te gebieden om:
(i) Vermeer de motivering van haar eigen puntentoekenning voor elk van de subgunningscriteria (W1 tot en met W6) te doen toekomen;
(ii) Vermeer een redelijke termijn te gunnen om eventuele bezwaren tegen die motivering kenbaar te maken, en
(iii) Vermeer vervolgens een termijn van vijftien dagen te stellen om een kort geding aanhangig te maken, indien en voorzover de Scholen – na kennisneming van de opmerkingen en/of bezwaren van Vermeer – hun herziene voornemen tot gunning van één of beide percelen aan Van Dijk handhaven,
alles met veroordeling van Van Dijk in de kosten van dit geding, waaronder begrepen een redelijke tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand voor Vermeer.
3.3. De Scholen voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling in de hoofdzaak en in de tussenkomst
4.1. Van een spoedeisend belang is in voldoende mate gebleken.
4.2. Uit de feiten kan – kort gezegd – worden opgemaakt dat Van Dijk verschillende termijnen, zoals hierna in rechtsoverweging 4.8 omschreven, ten aanzien van het retourneren van geleverde boeken in haar inschrijving heeft opgenomen.
4.3. Van Dijk stelt zich ten aanzien hiervan op het standpunt dat zij in haar offerte een fout heeft gemaakt, waardoor de Scholen bij wens 2 ten onrechte een puntenaftrek aan Van Dijk hebben gegeven. Van Dijk had zich expliciet akkoord verklaard met alle eisen van de Lijst van Eisen, waaronder eis 25 en de beoordelingscommissie die de Lijst van Wensen moest beoordelen had niet tot taak (nogmaals) te kijken of aan de eisen zou worden voldaan. Van Dijk had dan ook de volledige puntenscore bij wens 2 dienen te krijgen.
Dat de inschrijving door de gemaakte fout ongeldig zou zijn, is volgens Van Dijk onjuist. Zij heeft zich immers expliciet akkoord verklaard met eis 25. Dat Van Dijk bij wens 2 in algemene zin refereert aan een deel van eis 25, maakt nog niet dat zij uitdrukkelijk heeft aangegeven af te wijken van de rest van de eis. Daarbij heeft Van Dijk er elders in de wensbeschrijvingen nogmaals blijk van gegeven dat de “eis van 1 oktober” wordt gerespecteerd.
Gelet op alle omstandigheden van het geval mag de aanbestedende dienst niet de inschrijving (alsnog) ongeldig verklaren en had zij 100% van de puntenscore op wens 2 aan Van Dijk dienen toe te kennen, danwel Van Dijk om verduidelijking dienen te vragen.
4.4. De Scholen zijn primair van oordeel dat de inschrijving van Van Dijk ongeldig is, omdat Van Dijk in haar inschrijving is afgeweken van de vereiste retourregeling, en om die reden terzijde had moeten worden gelegd. In elk geval is terzijdelegging thans (alsnog) noodzakelijk.
Verder is er geen sprake van een kennelijk gebrek dat zich voor eenvoudig herstel leent. Te meer daar het een inhoudelijke wijziging betreft, kan de betreffende inschrijver in een voordeliger positie terechtkomen dan haar concurrenten, die niet de mogelijkheid hebben de inhoud van de inschrijving aan te passen. Hierdoor wordt de mededinging altijd aangetast.
Hoewel de Scholen het recht hebben om aanvulling of intrekking van voorwaarden te vragen, geldt dit niet voor ongeldige inschrijvingen. Zou die mogelijkheid wel bestaan dan zou ook daarmee de mededinging worden doorkruist.
4.5. Kern van dit kort geding is de vraag tot welk gevolg de discrepantie ten aanzien van de te hanteren retourtermijn in de offerte dient te leiden.
4.6. Voorop wordt gesteld dat de beoordelingscommissie over een aanzienlijke beoordelingsvrijheid beschikt ten aanzien van de in aanmerking te nemen elementen voor het nemen van een besluit inzake de gunning van een opdracht. De toetsing door de gemeenschapsrechter dient beperkt te blijven tot de vraag, of de procedure- en motiveringsvoorschriften in acht zijn genomen, of de feiten juist zijn vastgesteld, en of er geen sprake is van een kennelijke beoordelingsfout of misbruik van bevoegdheid, zo blijkt uit het arrest van het Gerecht van Eerste Aanleg EG van 24 februari 1998, T-145/98.
4.7. Hoewel De Scholen, zoals gezegd, een aanzienlijke beoordelingsvrijheid hebben dienen zij zich bij die beoordeling te houden aan de door hen opgestelde regels, zoals deze volgen uit het bestek. In dit kort geding is hiervoor in het bijzonder van belang het bepaalde in § 4.2: de opdrachtgevers kunnen een inschrijver wiens inschrijving onvolledig is en/of aan wiens inschrijving voorwaarden zijn verbonden, verzoeken de inschrijving aan te vullen, respectievelijk de daaraan verbonden voorwaarden in te trekken.
4.8. Uit de overgelegde producties blijkt dat Van Dijk in drie documenten (Raamovereenkomst, in artikel 6 sub a onder x; Lijst van Eisen, onder E25; offerte bij wens 1, onder punt 4) heeft opgenomen dat geleverde boeken tot 1 oktober kunnen worden geretourneerd, terwijl zij in twee documenten (de begeleidende brief; offerte bij wens 2, onder punt 6) een retourtermijn van drie weken na levering heeft vermeld.
De beoordelingscommissie, die enkel het Plan van Aanpak, met daarin verwerkt de Lijst van Wensen, tot haar beschikking had, heeft bij de beoordeling van de inschrijving ook gesignaleerd dat Van Dijk twee verschillende retourtermijnen had opgenomen, nu er bij wens 1 een termijn tot 1 oktober stond vermeld en er bij wens 2 een retourtermijn van drie weken was opgenomen.
Geconcludeerd moet worden dat er aldus in de inschrijving een dubbelzinnigheid is ontstaan. Of hiermee sprake is van een formele fout, te weten een ongeldige inschrijving, zou moeten blijken uit de wijze waarop de dubbelzinnigheid wordt opgeheven en waarover de beoordelingscommissie op grond van § 4.2 van het bestek bij Van Dijk navraag had kunnen doen. Er kon dus alleen worden vastgesteld dat Van Dijk niet aan de Lijst van Eisen voldeed als bij navraag was gebleken dat Van Dijk de litigieuze voorwaarde van een retourtermijn van drie weken zou handhaven.
4.9. De Scholen kunnen niet worden gevolgd in hun stelling dat met het doen van navraag bij Van Dijk de mededinging wordt doorkruist.
Het is immers voor een ieder duidelijk dat in het Plan van Aanpak twee verschillende retourtermijnen zijn opgenomen en dat slechts één van die termijnen op de inschrijving van toepassing kan zijn.
Niet valt in te zien welke, uit het oogpunt van transparantie en gelijkheid, ongeoorloofde voorsprong in de mededinging Van Dijk op de overige inschrijvers zou hebben gekregen als zij in de gelegenheid was gesteld de dubbelzinnigheid weg te nemen, te meer daar deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de besteksbepalingen was opgenomen en de beoordelingscommissie bij de uitoefening van deze bevoegdheid verplicht was alle inschrijvers gelijk te behandelen.
De facto zou immers alleen worden nagevraagd of Van Dijk zich conformeerde aan de Lijst van Eisen danwel een nadere voorwaarde stelde. Het gevolg zou echter niet zijn, zoals de Scholen betogen, dat wordt toegestaan dat Van Dijk een nieuw Plan van Aanpak indient.
4.10. De Scholen voeren nog aan dat zij nooit de plicht maar hooguit het recht hebben om een verduidelijking te vragen. Hoewel dit in beginsel juist is, heeft de beoordelingscommissie naar het oordeel van de voorzieningenrechter de verplichting om met een zekere omzichtigheid te handelen wanneer zij de inhoud van elke inschrijving onderzoekt. Wanneer blijkens de bewoordingen van een inschrijving en de omstandigheden van de zaak waarvan de beoordelingscommissie kennis heeft, de dubbelzinnigheid waarschijnlijk gemakkelijk te verklaren is en gemakkelijk kan worden opgeheven, dan is in beginsel sprake van een schending van het beginsel van behoorlijk bestuur wanneer de beoordelingscommissie een inschrijving afwijst, danwel enkel op basis van die dubbelzinnigheid niet de volledige puntenscore toekent, zonder gebruik te maken van haar bevoegdheid om navraag te doen (vergelijk in dit verband ook het arrest van het Gerecht van Eerste Aanleg EG van 27 september 2002, T-211/02).
4.11. De conclusie is dat de Scholen Van Dijk in de gelegenheid hadden moeten stellen zich uit te laten over bedoelde dubbelzinnigheid.
4.12. De primaire vordering van Van Dijk zal worden afgewezen. Er kan immers niet zonder meer vanuit worden gegaan dat de beoordelingscommissie, nadat bij Van Dijk navraag is gedaan naar de onderhavige dubbelzinnigheid, een maximale score op subgunningcriterium W2 aan Van Dijk zal toekennen. Zoals gezegd heeft de beoordelingscommissie een aanzienlijke beoordelingsvrijheid ten aanzien van de in aanmerking te nemen elementen voor het nemen van een besluit inzake de gunning van een opdracht.
De subsidiaire vorderingen zullen, gezien het vorenstaande, worden toegewezen.
4.13. De primaire en subsidiaire vorderingen van Vermeer sporen met het verweer van de Scholen, zodat vorenstaande overwegingen daarop eveneens van toepassing zijn. De vorderingen zullen derhalve worden afgewezen.
Ten aanzien van de meer subsidiaire vordering van Vermeer is de voorzieningenrechter met de Scholen van oordeel dat een herbeoordeling door de beoordelingscommissie zal worden gevolgd door een nieuw gunningvoornemen overeenkomstig het Bao. Vermeer heeft dan ook geen belang bij haar meer subsidiaire vordering zodat deze zal worden afgewezen.
4.14. De gevorderde dwangsommen zullen worden toegewezen en beperkt als volgt.
4.15. De Scholen zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten van Van Dijk worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Van Dijk worden begroot op:
- dagvaardingen EUR 144,50
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 904,00
Totaal EUR 1.310,50
4.16. Voor het overige zullen de proceskosten – in het bijzonder die met betrekking tot de tussenkomst van Vermeer – tussen partijen worden gecompenseerd, nu er onvoldoende aanleiding bestaat om anders te oordelen.
5. De beslissing in de hoofdzaak en in de tussenkomst
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt de Stichting Gereformeerd Voortgezet Onderwijs Oost-Nederland om de beoordeling van het subgunningcriterium “W2 afleveringsproces” met inachtneming van dit vonnis opnieuw uit te voeren en aan de hand daarvan een nieuwe beslissing te nemen omtrent het voornemen tot gunning van perceel 1 van de aanbesteding,
5.2. veroordeelt de Stichting Gereformeerde Scholengroep om de beoordeling van het subgunningcriterium “W2 afleveringsproces” met inachtneming van dit vonnis opnieuw uit te voeren en aan de hand daarvan een nieuwe beslissing te nemen omtrent het voornemen tot gunning van perceel 2 van de aanbesteding,
5.3. bepaalt dat indien de Stichting Gereformeerd Voortgezet Onderwijs Oost-Nederland niet binnen drie maanden na betekening van dit vonnis aan Van Dijk schriftelijk kennis heeft gegeven van de hiervoor onder 5.1 bedoelde nieuwe beslissing zij een direct opeisbare dwangsom aan Van Dijk verbeurt van EUR 100.000,00,
5.4. bepaalt dat indien de Stichting Gereformeerde Scholengroep niet binnen drie maanden na betekening van dit vonnis aan Van Dijk schriftelijk kennis heeft gegeven van de hiervoor onder 5.2 bedoelde nieuwe beslissing zij een direct opeisbare dwangsom aan Van Dijk verbeurt van EUR 100.000,00,
5.5. veroordeelt de Scholen hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Van Dijk tot op heden begroot op EUR 1.310,50,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. bepaalt ten aanzien van de proceskosten met betrekking tot de tussenkomst van Vermeer dat iedere partij dienaangaande de eigen kosten draagt,
5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2009.