vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 141256 / HA ZA 08-121
Vonnis van 26 augustus 2009
1. [A],
wonende te [woonplaats],
2. [B],
wonende te [woonplaats],
3. [C]
wonende te [woonplaats],
4. [D],
wonende te [woonplaats],
5. [E]
wonende te [woonplaats],
6. [F],
wonende te [woonplaats],
7. [G]
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. J.M. van Raaijen te Almere,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GROENEWOUD BOSBOUWPROJECTEN B.V.,
gevestigd te Almere,
2. [I],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.F.H.M. van Haastert te Zwolle,
die zich op de rol van 18 februari 2009 heeft onttrokken.
Eisers in conventie, verweerders in reconventie zullen hierna, als zij gezamenlijk worden aangeduid, [A c.s.] worden genoemd. Gedaagden in conventie, eisers in reconventie zullen Groenewoud respectievelijk [I] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incidenten van 7 januari 2009;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2. Ter rolle van 18 februari 2009 hebben [A c.s.] vonnis gevraagd. De rechtbank heeft ter rolle van 4 maart 2009 bepaald dat vonnis zal worden gewezen.
1.3. Groenewoud is op 28 juli 2009 failliet verklaard. Met inachtneming van artikel 30 Faillissementswet wijst de rechtbank thans vonnis.
2. De feiten
2.1. Tussen [A c.s.] en Groenewoud zijn beleggingsovereenkomsten gesloten, waarbij [A c.s.] tegen een inleg de economische eigendom hebben verkregen van de aanplant op een aantal hectare plantagegrond met teakstekken op de [plantages]
2.2. De beleggingsovereenkomst tussen [A] (hierna: [A]) en Groenewoud is gesloten op 8 juli 2005, betreft een inleg van EUR 24.000,- en de aanplant op 1 hectare plantagegrond op [plantages]
2.3. De beleggingsovereenkomsten met [B] en [C] (hierna samen in enkelvoud te noemen: [B en C]) zijn gesloten op 9 augustus, 26 september 2004 en 24 maart 2005. Over de hoogte van de door [B en C] betaalde inleg en over het aantal hectares plantagegrond is debat geweest tussen partijen, zie hierna rechtsoverweging 4.17.
2.4. De beleggingsovereen[D] dateert van 7 juni 2004, betreft een inleg van EUR 24.000,- voor de teakaanplant op 1 hectare grond op [plantages]. De beleggingsovereenkomsten met [E], [F] en [G] zijn eveneens op 7 juni 2004 gesloten en betreffen een inleg van steeds EUR 4.800,- voor de aanplant op 0,2 hectare plantagegrond op [pl[D], [E], [F] en [G] zullen hierna gezamenlijk in enkelvoud worden aangeduid als [D, E, F EN G].
2.5. Voornoemde plantages zijn eigendom van Plantaciones Forestales Y Frutales Groenewoud S.A. te San José, Costa Rica (hierna te noemen: Plantaciones). Plantaciones is een dochtermaatschappij van Groenewoud. [I] is directeur van Groenewoud en “president” (directeur) van Plantaciones.
2.6. In de beleggingsovereenkomsten staat onder meer:
“[...] In aanmerking nemende dat Groenewoud:
* exploitant is van ecologisch verantwoorde bosbouwplantages en daartoe 100% eigenaar is van de vennootschap Plantaciones Forestales y Frutales Groenewoud S.A. gevestigd te San José, Costa Rica [...]
* de bosbouwplantages zijn opgedeeld in geïndividualiseerde percelen, welke gebruikt worden voor commerciële bosbouw[...]
* zich verplicht per verkochte hectare Usd 5.750,00 te storten op de Usd bankrekening van de Stichting Onderhoudsgelden Deelnemers Groenewoud, welke gedurende de looptijd van deze overeenkomst verantwoordelijk zal zijn voor het beheer van de onderhoudsgelden en toezicht heeft op onderhoud en beheer van de plantages
* [...]
* gedurende de looptijd van de overeenkomst verantwoordelijk zal zijn voor betaling van een voorschot op het verwachte rendement. Dit voorschot bedraagt 12,4% per jaar en wordt berekend over de door deelnemer betaalde koopsom. [...] De betaling zal maandelijks geschieden [...]
1.1. Groenewoud verkoopt en levert hierbij in economische eigendom aan koper, welke tegelijkertijd van Groenewoud koopt en aanvaardt, het economische eigendom van de aanplant op [...] hectare plantagegrond met daarop teakstekken (ca.1.050 stekken per ha.) Gedurende de looptijd van deze overeenkomst zal er drie maal een tussenkap plaatsvinden. De opbrengst van deze tussenkap wordt direct uitbetaald aan koper.
1.2. [...]
1.3. De levering zal worden uitgesteld naar een later tijdstip met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.2.
[...]
2.1. De rechten en verplichtingen voortvloeiend uit deze overeenkomst gaan in op de datum van ondertekening van deze overeenkomst en eindigen op het tijdstip dat de verkoopopbrengsten van de teakbomen aan de koper zijn uitbetaald. De eindkap zal maximaal 23 jaar na het sluiten van de overeenkomst geschieden.
[...]
3.2. Het maandelijks voorschot op het rendement bedraagt [...] Dit voorschot wordt gedurende de looptijd van de overeenkomst maandelijks op (post)bankrekening [...] van koper betaald. De betaalde voorschotten worden afgetrokken van de eindopbrengst. [...] Indien de opbrengst van de eindkap minus reeds betaalde maandelijkse voorschotten resulteert in een negatief saldo, ontstaat er geen vordering op koper. [...]
4.1. Groenewoud verbindt zich gedurende de looptijd van de overeenkomst zorg te (doen) dragen en/of de opdracht hiervoor te geven aan Plantaciones Forestales y Frutales Groenewoud S.A. voor het navolgende:
a. het onkruidvrij houden van de plantage en bemesten van de grond
b. het snoeien van de bomen
c. opdracht geven aan een onafhankelijk bosbouwkundig bureau om regelmatig de voortgang van de groei en de kwaliteit van de plantagebomen te controleren
[...]
4.2. Groenewoud zal, ca. 23 jaar na het afsluiten van deze overeenkomst, i.p.v. levering van de gekochte aanplant aan koper de doorverkoop en levering van de aanplant aan derden organiseren. [...]
4.3. Groenewoud is verplicht de verkoopopbrengsten voor de einddatum van deze overeenkomst, geschat op 23 jaar na het ondertekenen van dit contract, te incasseren en uit te betalen.
De aan koper betaalde maandelijkse voorschotten worden verrekend met de opbrengst van de eindkap ten gunste van Groenewoud.
[...]”
2.7. Voorafgaand aan het sluiten van de beleggingsovereenkomsten is aan [A], [B en C] en [D, E, F EN G] een (door Groenewoud openbaar gemaakte) verkoopbrochure overhandigd. In deze brochure staat onder meer vermeld:
“Voordelen op een rij:
* onafhankelijke stichting voor gegarandeerd onderhoud
* [...]
Gegarandeerd onderhoud
Enkele deelnemers hebben de “Stichting Onderhoudsgelden Deelnemers Groenewoud” opgericht (zie website). Iedere deelnemer kan gratis lid worden van deze stichting. Groenewoud verplicht zich om van iedere verkochte hectare Usd 5.750.00 te storten in het onderhoudsfonds van de stichting. Groenewoud heeft geen toegang tot deze gelden. Bij calamiteiten zoals een faillissement van Groenewoud in Nederland of Costa Rica is het onderhoud hiermee gegarandeerd. Ook wordt het grondeigendom uitgeleased gedurende de looptijd aan de stichting. Een unieke formule voor uw zekerheid[...]”
2.8. Het eerste bestuur van de Stichting Onderhoudsgelden Deelnemers Groenewoud (hierna: SODG) bestond volgens de statuten uit [J], voorzitter, [K], secretaris (hierna: [K]) en [L], penningmeester.
2.9. [A] heeft voorafgaand aan het sluiten van de beleggingsovereenkomst bij (vertegenwoordigers van) Groenewoud geïnformeerd naar een onafhankelijk advies over deze beleggingsmogelijkheid en is daarop door (vertegenwoordigers van) Groenewoud verwezen naar [K]. [K] heeft [A] vervolgens in een telefoongesprek verzekerd dat SODG onafhankelijk van Groenewoud was.
2.10. [K] heeft van Groenewoud provisie ontvangen voor elke door [K] aangebrachte deelnemer aan de beleggingen. [K] heeft in dit verband in e-mailberichten op 11 mei 2005 respectievelijk 26 juli 2005 aan [I] onder meer geschreven:
* (in het e-mailbericht van 11 mei 2005 met als onderwerp “lijstje” en als bijlage “Lijstje met klanten voor Groenewoud die door mij zijn geïnformeerd en geadviseerd en inmiddels hebben geïnvesteerd en aan Groenewoud hebben betaald doc; Nota.doc”)
“Lijstje met klanten voor Groenewoud die door mij zijn geïnformeerd en geadviseerd en inmiddels hebben geïnvesteerd en aan Groenewoud hebben betaald!
Van Duyne/Apeldoorn 0,1 ha/E 2.400
[…]
Neelissen 1,5 ha/E 36.000
------------------- +
E 129.600 x 3% = E 3.888,00”
* (in het e-mailbericht van 26 juli 2005)
“[…] De verkoop gaat, te oordelen naar de regelmatige telefoontjes van kandidaten die het advies van een “neutraal” persoon willen inwinnen, goed. […]”
2.11. De in de notariële oprichtingsakte van SODG, gedateerd 6 april 2004, opgenomen statuten, vermelden, voor zover hier van belang:
“[...] Artikel 3
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit een door het bestuur vast te stellen aantal van ten minste twee bestuurders.
2. De bestuurders worden benoemd en geschorst door houders van certificaten van de aandelen in Groenewoud Bosbouwprojecten B.V., gevestigd te Almere, hierna te noemen: certificaathouders. [...]
3. Tot bestuurslid kunnen slechts certificaathouders benoemd worden. [...]”
2.12. Groenewoud heeft haar aandelen gecertificeerd en ondergebracht bij de stichting Stichting Administratiekantoor Groenewoud Bosbouwprojecten, gevestigd en kantoorhoudend op het adres van Groenewoud. Deze stichting heeft als enig bestuurslid [I] en is tot 5 oktober 2007 enig aandeelhouder geweest van Groenewoud. Sinds 5 oktober 2007 is de besloten vennootschap Otterdijk Vastgoed B.V., gevestigd op het adres van Groenewoud, enig aandeelhouder van Groenewoud. [I] is enig bestuurder van Otterdijk Vastgoed B.V.
2.13. Vanaf oktober 2004 is veelvuldig gecorrespondeerd tussen het bestuur van SODG en [I] (in zijn hoedanigheid van bestuurder van Groenewoud) over het achterwege blijven van de afdrachten van de onderhoudsgelden van $ 5.750,00 per verkochte hectare plantagegrond door Groenewoud aan SODG.
Zo bericht [L] (destijds penningmeester van SODG) op 7 oktober 2004 in een e mailbericht aan [I]:
“[…] Is het correct dat de overige gelden tbv de stichting nog niet gestort zijn? Er zou inmiddels + 31 ha verkocht zijn dus … 31-3 = 28 ha x $ 5750 = $ 161.000,- verwachten wij nog binnenkort (op $-rekening 02.0097.778 bij ING bank Ede, tnv St. Onderhoudsgelden Groenewoud)[…]”
Nadat verschillende e-mailberichten over dit onderwerp waren verstuurd en het onderwerp in een bestuursvergadering van SODG in aanwezigheid van [I] was besproken, heeft [I] op 10 mei 2005 aan [K] (secretaris SODG) bericht:
“Ik kan vanuit CR al mijn geldzaken regelen, geen probleem
Zal ervoor zorgen dat het geld voor de jaarvergadering op de rek. van de s.o.d.g. staat.
De jaarvergadering is toch op de 25-ste mei? […]”
en op 16 mei 2005 aan [L] (penningmeester SODG):
“Ik wil morgen (dinsdag) alles overmaken.
Het aantal hectares is niet 28.6, maar 26.8 totaal.
Volgens mij is het bedrag als volgt:
Te betalen: 26,8 hectares a Usd 5.750= 154.100 Usd
Reeds betaald; 19003+23000+42000= 84.003
Te betalen 70100 Usd […]”
Deze door [I] aangekondigde betaling is achterwege gebleven.
2.14. [I] heeft zich op enig moment in de discussie over de afdracht van de onderhoudsgelden door Groenewoud aan SODG op het standpunt gesteld dat hiervoor een wijziging van de statuten van SODG noodzakelijk was en heeft in verband hiermee [M] ingeschakeld. Laatstgenoemde heeft vervolgens twee vergaderingen van het bestuur van SODG, tot welk bestuur inmiddels [A] als secretaris was toegetreden, bijgewoond. Vanwege verwachte vertraging voor het vragen van goedkeuring van de rechtbank voor de beoogde statutenwijziging en de omstandigheid dat enkele wijzigingen niet alleen betrekking hebben op SODG maar ook de verhouding tussen SODG en Groenewoud raken, heeft [M] een “briefovereenkomst” opgesteld. De hierin neergelegde nadere afspraken betreffende de bepalingen van de statuten is ter ondertekening aan Groenewoud gezonden, die hierop niet heeft gereageerd.
2.15. In een brief, gedateerd 5 oktober 2005, gericht aan Groenewoud en ter attentie van [I], heeft [A] in zijn hoedanigheid van secretaris van SODG verzocht om een overzicht van participanten/deelnemers met de vermelding van het aantal hectares per deelnemer. Groenewoud heeft niet op deze brief gereageerd.
2.16. Nadat door SODG in juni 2006 twee nota’s voor de onderhoudsgelden ad $ 521.525,00 respectievelijk $ 540.500,00 aan Groenewoud waren verstuurd en verder hierover was gecorrespondeerd, heeft [I] op 22 augustus 2006 aan SODG bericht:
“Er is in CR voldoende geld, maar dat kan ik niet gebruiken. Belastingtechnisch moet het uit NL komen en hier is niet zoveel, althans, we hebben in Juli toch nog ruim eur 500.000 omgezet. Nu de vankantietijd op zijn eind begint te raken zie ik de geldstroom weer toenemen. Begin September kan je het eerste bedrag verwachten. Ik weet nog niet hoeveel.”
en op 24 augustus 2006:
“Ik denk dat we in September eur 200.000-300.000 kunnen overmaken. Ik kan dat pas ca. 7 sept. zien als iedereen weer terug is van vakatie. Er staat voor haast 1 milj. eur aan contracten uit. […]”
2.17. Bij brief van 6 oktober 2006 heeft SODG alle participanten geïnformeerd over het uitblijven van de storting van de onderhoudsgelden en meegedeeld dat de onderhoudsgelden voor [plantages] - ca 165 hectare x $ 5.750 = $ 1.063.750,00 - nog niet door Groenewoud aan SODG zijn afgedragen.
2.18. In reactie hierop heeft [I] bij brief van 24 oktober 2006, op briefpapier van Groenewoud, aan [A] het volgende meegedeeld:
“Zoals uit bijgevoegd uittreksel uit het Handelsregister blijkt, bent U geen bestuurslid van de SODG. Met gebruikmaking van de mogelijkheid ex artikel 3 lid 2 heeft ondergetekende U ontslagen als bestuurder en zich zelf voorlopig als enig bestuurder van de stichting aangesteld.
Sedert vrijdag jl. bent u derhalve niet meer gerechtigd om namens de SODG op te treden. Hopelijk neemt U zeer goede nota daarvan.
[…]
[I]
voorzitter SODG”
2.19. Bij brieven, gedateerd 24 augustus 2007 respectievelijk 25 oktober 2007, aan Groenewoud hebben [A], [B] en [D, E, F EN G] de hiervoor in rechtsoverweging 2.1. tot en met 2.4. bedoelde beleggingsovereenkomsten buitengerechtelijk vernietigd op grond van dwaling. In deze brieven is tevens een beroep gedaan op ontbinding van de beleggingsovereenkomsten en is Groenewoud gesommeerd tot terugbetaling van de bedragen die door [A], [B en C] en [D, E, F EN G] als inleg zijn betaald. Groenewoud heeft geen gehoor gegeven aan de sommaties.
2.20. Op grond van de Wet Financieel Toezicht wordt Groenewoud (thans) aangemerkt als een aanbieder van beleggingsobjecten terwijl zij niet beschikt over de daarvoor vereiste vergunning. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft afwijzend beslist op Groenewouds aanvraag van de vereiste vergunning. AFM heeft Groenewoud bevolen de uitvoering van de beleggingsovereenkomsten te staken.
3.1. [A c.s.] vorderen, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Voor recht verklaart dat de overeenkomsten die door [A c.s.] zijn gesloten met Groenewoud, tot stand zijn gekomen onder invloed van dwaling en dat de vernietiging van die overeenkomsten op die grond terecht werd ingeroepen;
2. Voor recht verklaart dat [A c.s.] gerechtigd waren om op grond van de aan Groenewoud toerekenbare tekortkoming in de nakoming, de ontbinding van die overeenkomsten in te roepen;
3. Groenewoud en [I] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander is bevrijd, veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan:
* [A] te betalen het bedrag van EUR 24.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 augustus 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
* [B en C] te betalen het bedrag van EUR 120.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
* [D] te betalen het bedrag van EUR 24.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
* [E] te betalen het bedrag van EUR 4.800,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
* [F] te betalen het bedrag van EUR 4.800,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
* [G] te betalen het bedrag van EUR 4.800,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
alles met veroordeling van Groenewoud en [I] in de proceskosten inclusief de kosten gemoeid met het leggen van conservatoir derdenbeslag ad EUR 710,84.
3.2. Groenewoud en [I] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3. Groenewoud en [I] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair: op de voet van (onder meer) het bepaalde in artikel 6:258 BW juncto 6:248 BW alsmede 6:230 BW, de gevolgen van de in deze conclusie (rb: van antwoord/eis in reconventie) omschreven Overeenkomsten wijzigt als volgt:
* [A c.s.] kunnen vanaf de dag van het ten deze te wijzen vonnis geen aanspraak (meer) maken op nakoming door Groenewoud van enige verbintenis die uit de overeenkomsten voortvloeit, daaronder begrepen de vorderingen die [A c.s.] in deze procedure pretenderen blijkens de dagvaarding in conventie; en
* Groenewoud kan vanaf de dag van het ten deze te wijzen vonnis geen aanspraak (meer) maken op nakoming door [A c.s.] van enige verbintenis die uit de Overeenkomsten voortvloeit;
* [A c.s.] verkrijgen om niet aandelen in de nieuw op te richten N.V. waarin de eigendom van de grond en de teakbomen waarop de Overeenkomsten betrekking hebben zal worden ondergebracht, zoals in deze conclusie (rb.: van antwoord in conventie/eis in reconventie) uiteengezet; en dat indien [A c.s.] niet voldoen aan hun verplichting tot afname van de aandelen binnen drie dagen na daartoe bij exploot te zijn gesommeerd, levering van de aandelen in de N.V. kan plaatsvinden doordat het vonnis op grond van het bepaalde in artikel 3:300 BW in de plaats treedt van de vereiste persoonlijke verschijning en medewerking van [A c.s.] bij de levering van die aandelen.
Subsidiair voor recht verklaart dat [A c.s.] tot 1 januari 2009, of een andere door de rechtbank te bepalen datum, hun beweerde aanspraken uit hoofde van de Overeenkomsten (daaronder begrepen hun vorderingen ten gevolge van de ontbinding en vernietiging van de Overeenkomsten) niet in rechte geldend kunnen maken, en dat zij in plaats daarvan gehouden zijn loyaal en te goeder trouw te onderhandelen met Groenewoud over een passende oplossing voor de omstandigheid dat Groenewoud de Overeenkomsten niet langer in ongewijzigde vorm kan nakomen;
dit alles onder veroordeling van [A c.s.] in de kosten van het geding.
3.4. [A c.s.] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Anders dan [I] is de rechtbank van oordeel dat in de dagvaarding wordt gesteld op welke feiten en rechtsgronden [A c.s.] hun vorderingen jegens [I] in privé baseren. Diens beroep op nietigheid van de dagvaarding of niet-ontvankelijkheid van [A c.s.] kan daarom niet slagen.
4.2. [A c.s.] stellen als grondslag voor het eerste deel van hun vorderingen dat zij hebben gedwaald bij het aangaan van de beleggingsovereenkomsten. Zij voeren daartoe aan dat zij bij het sluiten van de beleggingsovereenkomsten op grond van inlichtingen van Groenewoud in de veronderstelling verkeerden dat hun belegging veilig was en beschermd door de onafhankelijke stichting SODG. Zij hebben daarbij gewezen op de hiervoor onder rechtsoverweging 2.7. geciteerde verkoopbrochure en de onder rechtsoverweging 2.6. geciteerde tekst uit de beleggingsovereenkomst. [A c.s.] hebben hieraan toegevoegd dat Groenewoud door [K] onjuiste informatie heeft laten verschaffen aan potentiële deelnemers en aan [D, E, F EN G] en [B en C] verkeerde statuten heeft voorgehouden. [D, E, F EN G] en [B en C] hebben volgens [A c.s.] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten bij Groenewoud de statuten van SODG opgevraagd. In de tekst van de daarop door Groenewoud aan hen toegestuurde (concept)statuten staat in afwijking van de werkelijk geldende statuten:
“ [...]
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit een door het bestuur vast te stellen aantal van ten minste drie bestuurders. Het bestuur is benoemd voor 3 jaar. Een nieuw bestuur wordt gekozen door leden van de stichting.
2. De bestuurders worden benoemd en geschorst door het bestuur. [...]
3. Tot bestuursleden kunnen slechts benoemd worden deelnemers van het Groenewoud bosbouwproject te Costa Rica [...]”
Nu gebleken is dat SODG niet een van Groenewoud onafhankelijke stichting is en [I] de volledige zeggenschap heeft (gekregen) over SODG, directeur is van Groenewoud en tevens (eerst via de Stichting Administratiekantoor Groenewoud Bosbouwprojecten waarvan [I] enig bestuurder is en later – sinds 5 oktober 2007 – via Otterdijk Vastgoed B.V.) enig aandeelhouder van Groenewoud is, is van veiligheid van hun belegging geen sprake, aldus [A c.s.] Vooral niet, nu inmiddels is gebleken dat Groenewoud zijn verplichting tot afdracht aan SODG van een bedrag van $ 5.750,00 per verkochte hectare niet nakomt.
4.3. Groenewoud heeft bestreden dat de beleggingsovereenkomsten vernietigbaar zijn op grond van dwaling. Groenewoud heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat zij niet wist en evenmin behoorde te weten dat de onafhankelijkheid van SODG ten opzichte van Groenewoud voor [A c.s.] essentieel was. Groenewoud heeft gesteld dat uit niets blijkt dat de onafhankelijkheid van SODG doorslaggevend was voor de beslissing om te investeren in Groenewoud en dat het veeleer voor de hand ligt dat het rendement van 12,4% per jaar met maandelijkse betaling van voorschotten doorslaggevend is geweest.
4.4. De rechtbank volgt Groenewoud niet in dit standpunt. In de tekst van de door Groenewoud uitgegeven brochure wordt door Groenewoud als eerste voordeel genoemd: “onafhankelijke stichting voor gegarandeerd onderhoud”. Daarbij wordt meegedeeld dat Groenewoud zich verplicht om van iedere verkochte hectare Usd 5.750,00 te storten in het onderhoudsfonds van de stichting en wordt benadrukt dat Groenewoud geen toegang heeft tot deze gelden, zodat bij bijvoorbeeld faillissement van Groenewoud het onderhoud is gegarandeerd. Voorts staat in de considerans van de beleggingsovereenkomsten vermeld dat Groenewoud zich verplicht per verkochte hectare Usd 5.750,00 te storten op de Usd bankrekening van SODG, die gedurende de looptijd van de overeenkomst verantwoordelijk zal zijn voor het beheer van de onderhoudsgelden. Gelet hierop acht de rechtbank voldoende aannemelijk, dat de omstandigheid, dat de gelden voor het onderhoud worden afgedragen aan en beheerd door een onafhankelijke stichting, voor [A c.s.] van essentieel belang is geweest bij de beslissing om de beleggingsovereenkomsten aan te gaan en dat deze relevantie ook voor Groenewoud kenbaar was. De andersluidende stelling van Groenewoud valt niet te rijmen met het feit dat zij dit zelf in haar brochure als voordeel van de door haar aangeboden beleggingsmogelijkheid aanprijst en dat zij gegadigden voor een “onafhankelijk advies” heeft verwezen naar [K].
4.5. Groenewoud heeft betoogd dat het bestuur van SODG ten tijde van het aangaan van de onderhavige beleggingsovereenkomsten wel onafhankelijk was. Dat [K] als secretaris van SODG provisie ontving van Groenewoud voor elke door [K] over de streep getrokken deelnemer in de beleggingen, maakt nog niet dat het hele bestuur niet onafhankelijk zou zijn. Dat de statuten van SODG bepalen dat slechts certificaathouders als bestuurder kunnen worden benoemd, is een kennelijke vergissing van de notaris. De bestuurders van SODG zijn in werkelijkheid benoemd zoals de bedoeling was, namelijk uit de deelnemers aan de beleggingen. Groenewoud heeft het ook niet in haar macht te bepalen wie zitting heeft in het bestuur van SODG: de statuten bepalen immers dat alleen certificaathouders daartoe bevoegd zijn, zodat Groenewoud zelf geen enkele invloed heeft op de benoeming of het ontslag van bestuurders, dit alles aldus Groenewoud.
4.6. Naar het oordeel van de rechtbank miskent Groenewoud met dit betoog, dat – wat er ook zij van de bevoegdheid van Groenewoud en [I] daartoe – [I], die certificaathouder en enig bestuurder is van Groenewoud, het hele bestuur van SODG opzij heeft gezet en zichzelf als enig bestuurder van SODG heeft benoemd op het moment dat SODG zich onafhankelijk van Groenewoud opstelde door jegens haar aanspraak te maken op de overeengekomen afdrachten en de deelnemers aan de beleggingen op de hoogte te stellen van het achterwege blijven van de afdrachten van de onderhoudsgelden. Door aldus te handelen heeft Groenewoud er geen twijfel over laten bestaan dat, anders dan aan [A c.s.] is meegedeeld, van een situatie waarin de onderhoudsgelden worden beheerd door een (van Groenewoud) onafhankelijke stichting geen sprake is. De door Groenewoud en [I] gestelde reden voor het ontslaan van het voltallige bestuur, te weten dat de statuten van SODG onvoldoende garanties zouden bieden dat de onderhoudsgelden daadwerkelijk zouden worden betaald aan de partij die het onderhoud in Costa Rica verricht (van welke partij wederom [I] enig aandeelhouder en bestuurder is), doet hieraan niet af.
4.7. Het verweer dat door [A c.s.] geen feiten zijn gesteld waaruit volgt dat zij enig nadeel hebben ondervonden van de beweerde verstrengeling van belangen van SODG en Groenewoud, kan Groenewoud niet baten, omdat voor een geslaagd beroep op dwaling niet is vereist dat de dwalende door het aangaan van de overeenkomst is benadeeld (HR 19 januari 2001, NJ 2001, 159).
4.8. De rechtbank is, anders dan Groenewoud, van oordeel dat de verkeersopvatting niet meebrengt dat de dwaling in dit geval voor rekening van [A c.s.] zou moeten blijven, omdat zij hun onderzoeksplicht zouden hebben verzaakt. De stelling dat [A c.s.] vooraf inzage in de statuten van SODG hadden moeten verlangen, stuit af op de omstandigheid dat de dwaling is veroorzaakt door onjuiste mededelingen van Groenewoud en haar hulppersonen zoals [K].
4.9. Als Groenewoud en [I] aanvankelijk al meenden dat de beoogde onafhankelijkheid in de statuten was gewaarborgd, zoals zij stellen, dan rechtvaardigt dat naar het oordeel van de rechtbank nog niet de conclusie dat de gevolgen van de in dat geval wederzijdse dwaling voor rekening van [A c.s.] moet blijven.
4.10. De stelling van Groenewoud, dat er sprake is van dwaling over een toekomstige omstandigheid, kan haar niet baten. De door [A c.s.] aan de vernietiging van de beleggingsovereenkomsten ten grondslag gelegde dwaling ziet op de verkeerde voorstelling van zaken omtrent de onafhankelijkheid van SODG. Het betoog van Groenewoud, dat uit niets blijkt dat bij het aangaan van de beleggingsovereenkomst sprake zou zijn geweest van de verplichting van SODG om op dat moment al over een bepaald vermogen te beschikken en dat het moment en de wijze waarop bij SODG vermogen is ontstaan, een toekomstige omstandigheid is waarover bij het aangaan van de beleggingsovereenkomst geen mededelingen zijn gedaan, gaat hieraan voorbij.
4.11. Het beroep op verjaring treft evenmin doel. Groenewoud heeft gesteld dat de rechtsvordering van [B en C] en [D, E, F EN G] tot vernietiging wegens dwaling is verjaard. De verjaringstermijn is volgens Groenewoud gaan lopen op het moment dat [B en C] en [D, E, F EN G] bekend werden met de (geldende) statuten van SODG. Dit is het moment waarop de definitieve statuten tot stand zijn gekomen en ter inzage zijn gelegd: 6 juni 2004, aldus Groenewoud. Tussen dit tijdstip en het inroepen van de vernietiging is ruim drie jaar verstreken, zodat de vordering volgens Groenewoud is verjaard. De rechtbank stelt vast dat de beleggingsovereenkomsten met [B en C] en [D, E, F EN G] – die overigens hebben betwist dat zij de definitieve statuten al in 2004 hebben ingezien - allemaal zijn gesloten ná 6 juni 2004, zodat om die reden al het verweer niet opgaat. De verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging van de beleggingsovereenkomsten kan niet zijn aangevangen vóór het sluiten van die betreffende overeenkomsten. Dat op [B en C] en [D, E, F EN G] in dit geval niet de plicht rustte om de statuten van SODG vóór het sluiten van de beleggingsovereenkomsten te raadplegen, volgt uit hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.8. is overwogen.
Nu Groenewoud voor het overige niets heeft gesteld waaruit kan volgen dat [B en C] en [D, E, F EN G] meer dan drie jaar vóór de verzending van hun hiervoor onder 2.19 bedoelde brieven bekend waren met de dwaling, kan haar verweer niet slagen.
4.12. Groenewoud heeft het standpunt ingenomen dat [A c.s.] geen belang meer hebben bij hun vordering tot vernietiging, omdat de feiten waarover zij hebben gedwaald zich niet langer voordoen nu zowel SODG als [I] actie hebben ondernomen de statuten te corrigeren. Groenewoud kan in dit standpunt niet worden gevolgd, enkel al niet omdat door [A c.s.] onweersproken is gesteld (punt 31 van de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie) dat [I] nog steeds enig bestuurslid is van SODG.
4.13. Voorgaande overwegingen leiden tot de slotsom dat [A c.s.] op goede grond de beleggingsovereenkomsten buitengerechtelijk hebben vernietigd. Dit betekent dat het antwoord op de vraag, of Groenewoud al dan niet statuten, met daarin een van de geldende statuten afwijkende bepaling over de samenstelling en benoeming van het bestuur, aan [B en C] en [D, E, F EN G] heeft toegestuurd, in het midden kan blijven.
4.14. Het oordeel dat de beleggingsovereenkomsten terecht door [A c.s.] buitengerechtelijk zijn vernietigd wegens dwaling, brengt mee dat ontbinding van die beleggingsovereenkomsten niet meer aan de orde kan zijn. Hetgeen partijen hierover hebben gesteld behoeft derhalve geen bespreking. De vordering van [A c.s.] strekkende tot een verklaring voor recht dat zij gerechtigd waren de ontbinding van de beleggingsovereenkomsten in te roepen, zal – anders dan de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de vernietiging - worden afgewezen.
4.15. Nu de beleggingsovereenkomsten op goede grond zijn vernietigd, dienen de gevolgen daarvan ongedaan gemaakt te worden. Op Groenewoud rust de verplichting de door [A c.s.] aan Groenewoud in het kader van de beleggingsovereenkomsten betaalde inleg terug te betalen. De door Groenewoud aan [A c.s.] betaalde voorschotten dienen daarop in mindering te worden gebracht, zoals hierna onder 5.2. zal worden gedaan (zie ook de volgende rechtsoverweging 4.16). [A c.s.] hebben gesteld dat geen rekening moet worden gehouden met de door Groenewoud betaalde voorschotten, omdat deze in dit geval het karakter hebben van een rentevergoeding over de geïnvesteerde bedragen. [A c.s.] kunnen hierin niet worden gevolgd omdat de schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom, in dit geval – zoals gevorderd - bestaat in de wettelijke rente over de door Groenewoud terug te betalen inleg vanaf de datum waarop Groenewoud met de terugbetaling in verzuim is.
4.16. Door [A c.s.] is gesteld dat Groenewoud in januari 2008 het betalen van voorschotten heeft gestaakt. Groenewoud heeft deze stelling niet betwist en heeft in haar eigen berekening ook geen rekening gehouden met later dan december 2007 uitbetaalde voorschotten. [A c.s.] hebben de juistheid van deze berekening niet (deugdelijk) betwist. De rechtbank zal daarom bij de berekening van de door Groenewoud aan [A c.s.] te betalen bedragen rekening houden met de hoogte van de betaalde voorschotten zoals die blijken uit punt 6 van de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie tevens incidentele conclusie tot voeging en tot onbevoegdheid. De door [A c.s.] gevorderde wettelijke rente komt als niet weersproken voor toewijzing in aanmerking over de respectievelijke inlegbedragen verminderd met de reeds betaalde voorschotten.
4.17. Ten aanzien van de door [B en C] betaalde inleg, heeft Groenewoud het verweer gevoerd dat [B en C] geen vordering heeft van EUR 120.000,00 (5 keer een contract van EUR 24.000,00) maar van EUR 72.000,00 (drie keer een contract van EUR 24.000,00). Bij conclusie van dupliek in reconventie hebben [A c.s.] deze stelling betwist. Zij hebben volhard in hun stelling dat [B en C] (de teakaanplant op) 5 hectare grond heeft gekocht en erop gewezen dat [B en C] ook altijd het daarmee corresponderende maandelijkse voorschotbedrag van EUR 1.240,00 heeft ontvangen. Zij hebben echter nagelaten deze stelling te onderbouwen, terwijl de juistheid daarvan niet volgt uit de door hen bij dagvaarding overgelegde kopieën van de door hen gesloten beleggingsovereenkomsten (productie 2, 3 en 4 bij dagvaarding). Uit deze beleggingsovereenkomsten volgt juist dat er drie keer een inleg van EUR 24.000,00 is betaald. De rechtbank moet er dan ook vanuit gaan dat door [B en C] een inleg van drie keer EUR 24.000,00 is EUR 72.000,00 is betaald.
4.18. De enkele omstandigheid dat [I] bestuurder is van Groenewoud brengt niet mee dat hij hoofdelijk naast Groenewoud aansprakelijk is voor de terugbetaling van de bedragen die Groenewoud op grond van de vernietigde overeenkomsten heeft ontvangen. Uit al hetgeen [A c.s.] ten aanzien van de aansprakelijkheid van Veen verder heeft gesteld kan worden afgeleid dat [I] volgens hen onrechtmatig heeft gehandeld door namens Groenewoud verplichtingen aan te gaan waarvan hij moest weten dat zij die niet kon nakomen. Als dat juist is, [I] betwist het, kan dat tot een veroordeling tot vergoeding van schade leiden, maar die vordering hebben [A c.s.] niet ingesteld tegen [I]. Evenmin baseren zij hun vordering tegen [I] op artikel 2:248 BW, zodat de vordering tegen hem moet worden afgewezen.
4.19. [A c.s.] hebben gevorderd Groenewoud en [I] te veroordelen in de beslagkosten. Deze vordering is jegens Groenewoud gelet op het bepaalde in artikel 706 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toewijsbaar, met dien verstande dat slechts de kosten van de ten laste van Groenewoud gelegde beslagen voor vergoeding in deze procedure in aanmerking komen. Uit de overgelegde beslagstukken leidt de rechtbank af dat het op 27 februari 2008 gelegde conservatoire derdenbeslag (mede) ten laste van SODG is gelegd. [A c.s.] hebben nagelaten toe te lichten waarom deze beslagkosten voor vergoeding door Groenewoud in aanmerking komen. Gelet hierop zal de rechtbank de kosten voor het op 27 februari 2008 gelegde beslag afwijzen.
De vergoeding voor de kosten die betrekking hebben op het op 25 januari 2008 gelegde conservatoire derdenbeslag onder de naamloze vennootschap Postbank N.V. zal worden toegewezen. Dit bedrag wordt vastgesteld op EUR 251,42 aan explootkosten en EUR 452,00 aan salaris advocaat (1 rekest ad EUR 452,00) = EUR 703,42.
4.20. Groenewoud zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van [A c.s.] worden tot op heden vastgesteld op:
- dagvaarding EUR 85,44
- vast recht 4.015,00
- salaris advocaat 2.842,00 (2 pnt x tarief EUR 1.421,00)
totaal EUR 6.942,44
4.21. Nu de vorderingen jegens [I] worden afgewezen, zullen [A c.s.] worden veroordeeld in de proceskosten van [I]. Deze kosten worden tot op heden vastgesteld op:
- vast recht EUR 2.007,50 (0,5 x EUR 4.015,00)
- salaris advocaat 1.421,00 (2 pnt x 0,5 x tarief EUR 1.421,00)
totaal EUR 3.428,50
in reconventie
4.22. Uit de overwegingen in conventie volgt dat de beleggingsovereenkomsten op goede grond door [A c.s.] buitengerechtelijk zijn vernietigd. Dit betekent dat de primaire reconventionele vordering strekkende tot wijziging van de gevolgen van deze beleggingsovereenkomsten niet voor toewijzing in aanmerking komt. Hetzelfde geldt voor de subsidiaire reconventionele vordering, omdat ook deze vordering uitgaat van het bestaan van de beleggingsovereenkomsten.
4.23. Groenewoud en [I] zullen als de in het ongelijk te stellen partijen worden veroordeeld in de proceskosten. [I] heeft bij conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie weliswaar gesteld dat hij nooit een reconventionele vordering heeft ingesteld, aangezien hij volledig buiten de tussen Groenewoud en [A c.s.] gesloten overeenkomsten staat, maar naar het oordeel van de rechtbank volgt dit niet (duidelijk) uit de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie. In de kop van de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie worden Groenewoud en [I] ieder als eiser in reconventie aangeduid, terwijl in het petitum niet is aangegeven dat slechts Groenewoud de reconventionele vordering instelt. Deze onduidelijkheid dient voor rekening van [I] te komen.
De kosten aan de zijde van [A c.s.] worden tot op heden vastgesteld op:
- salaris advocaat EUR 904,00 (2 pnt x tarief EUR 452,00)
totaal EUR 904,00.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat de overeenkomsten die door [A c.s.] zijn gesloten met Groenewoud, tot stand zijn gekomen onder invloed van dwaling en dat de vernietiging van die overeenkomsten op die grond terecht is ingeroepen;
5.2. veroordeelt Groenewoud om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan:
1. [A] te betalen EUR 17.304,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 augustus 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. [B en C] te betalen EUR 44.224,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoe[D] te betalen EUR 13.832,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
4. [E] te betalen EUR 2.766,40 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
5. [F] te betalen EUR 2.766,40 te vermeerderen met de wettelijke rente over bedrag vanaf 1 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
6. [G] te betalen EUR 2.766,40 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3. veroordeelt Groenewoud tot betaling aan [A c.s.] van de beslagkosten ad EUR 703,42;
5.4. veroordeelt Groenewoud in de proceskosten, aan de zijde van [A c.s.] tot op heden vastgesteld op EUR 6.942,44;
5.5. veroordeelt [A c.s.] in de proceskosten, aan de zijde van [I] tot op heden vastgesteld op EUR 3.428,50;
5.6. verklaart de onder 5.2, 5.3., 5,4. en 5.5. gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.7. wijst af het meer of anders gevorderde;
5.8. wijst de vorderingen af;
5.9. veroordeelt Groenewoud en [I] in de proceskosten, aan de zijde van [A c.s.] tot op heden vastgesteld op EUR 904,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2009.