ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ8981

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
29 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/400072-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • F. Koster
  • C.A.M. Heeregrave
  • G.E.A. Neppelenbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksuele handelingen met slachtoffer in staat van bewusteloosheid of gebrekkige ontwikkeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 29 september 2009, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het plegen van seksuele handelingen met een slachtoffer dat zich in een staat van bewusteloosheid of met een gebrekkige ontwikkeling bevond. De officier van justitie, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan de benadeelde partij. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het seksueel binnendringen van het slachtoffer en het verrichten van ontuchtige handelingen, beide gepleegd in de periode van 24 februari 2007 tot en met 10 november 2008 in de gemeenten Kampen en Zwolle.

De rechtbank overwoog dat de delictsomschrijving van de artikelen 243 en 247 van het Wetboek van Strafrecht niet alleen betrekking heeft op de gebrekkige ontwikkeling of stoornis van de geestvermogens, maar vooral op de vraag of het slachtoffer in staat was haar wil ten aanzien van seksuele handelingen te bepalen. De rechtbank concludeerde dat niet was komen vast te staan dat het slachtoffer niet of onvoldoende in staat was om haar wil te bepalen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank oordeelde dat het bewijs niet wettig en overtuigend was en dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk was. Het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. De uitspraak werd gedaan door mr. F. Koster, voorzitter, en mrs. C.A.M. Heeregrave en G.E.A. Neppelenbroek, in aanwezigheid van griffier mr. M. Nijhuis.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.400072-09
Uitspraak: 29 september 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres).
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.P. Maris, advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
(slachtoffer) gehele wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 februari 2007 tot en met 10 november 2008 in de gemeente(n) Kampen en/of Zwolle, althans in het arrondissement Zwolle/Lelystad, met (slachtoffer) (geboren 23 februari 1991), van wie hij, verdachte, wist dat die (slachtoffer) in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die (slachtoffer) niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die (slachtoffer), hebbende verdachte één of meermalen zijn penis in de vagina en/of de mond van die (slachtoffer) gebracht en/of geduwd;
art 243 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 februari 2005 tot en met 10 november 2008 in de gemeente(n) Kampen en/of Zwolle, althans in het arrondissement Zwolle/Lelystad, met (slachtoffer), van wie hij, verdachte, wist dat die (slachtoffer) in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht
verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die (slachtoffer) niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het zoenen op/tegen de mond en/of (vervolgens) het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, tong in de mond van die (slachtoffer);
art 247 Wetboek van Strafrecht
BEWIJS
De raadsman van verdachte heeft, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat aangeefster uitstekend in staat was haar wil ten aanzien van de gepleegde seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Op grond hiervan heeft de raadsman vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde bepleit.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
In het onderhavige dossier bevindt zich een Psychiatrisch Anamnese betreffende aangeefster opgemaakt door (naam), orthopedagoog. Daarin staat beschreven dat aangeefster enigszins achterloopt in haar ontwikkeling.
In de delictsomschrijving van de artikelen 243 en 247 van het Wetboek van Strafrecht gaat het echter niet om een gebrekkige ontwikkeling of stoornis van de geestvermogens in het algemeen, maar om de vraag of het ‘slachtoffer’ door een gebrekkige ontwikkeling en/of stoornis niet of onvoldoende haar wil omtrent seksuele handelingen ten aanzien van haar persoon kan bepalen.
De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak niet is komen vast te staan dat aangeefster niet of onvoldoende haar wil kon bepalen omtrent seksuele handelingen ten aanzien van haar persoon.
Derhalve dient verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Benadeelde partij
De verdachte zal van de aan de vordering van de benadeelde partij (slachtoffer) ten grondslag liggende feiten worden vrijgesproken en derhalve zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij (slachtoffer) in haar vordering niet-ontvankelijk is.
BESLISSING
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (slachtoffer) in haar vordering niet ontvankelijk is.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. C.A.M. Heeregrave en
G.E.A. Neppelenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2009.
Mr. Neppelenbroek voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.