RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.607012-09 (P)
Datum : 17 september 2009
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 3 september 2009, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.H. Weermeijer, advocaat te ‘s-Gravenhage.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Vijlbrief en van hetgeen door verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 augustus 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 januari 2009 in de gemeente [plaats] ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende/is hij, verdachte, meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- die [slachtoffer] (onverhoeds en/of plotseling) (van achteren) bij de middel, in ieder geval bij het lichaam, vastgepakt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] op een bed gegooid en/of
- bovenop die [slachtoffer] gaan zitten en/of
- de handen van die [slachtoffer] boven het hoofd van die [slachtoffer] geplaatst en/of
- met zijn, verdachtes, knieën op de armen van die [slachtoffer] gedrukt/gezeten en/of
- op/aan een/de borst(en) van die [slachtoffer] gelikt/gezogen/gesabbeld/gezoend, in ieder geval met zijn, verdachtes, tong en/of mond een/de borst(en) van die [slachtoffer] aangeraakt en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en)/vinger(s) een/de borst(en) en/of een/de bil(len) en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer] aangeraakt en/of
- getracht zijn, verdachtes, penis uit zijn, verdachtes, (jogging)broek te halen en/of
- op- en neergaande bewegingen gemaakt, terwijl hij, verdachte, bovenop die [slachtoffer] lag,
terwijl die [slachtoffer] ten tijde van voornoemde handelingen geheel naakt was en/of slechts een handdoek om haar middel had geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 januari 2009 te gemeente [plaats], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(id(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, in ieder geval éénmaal,
- likken/zuigen/sabbelen/zoenen op/aan, in ieder geval met zijn, verdachtes mond en/of tong aanraken van, een/de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en)/vinger(s) aanraken van een/de borst(en) en/of een/de bil(len) en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- maken van op- en neergaande bewegingen, terwijl hij, verdachte, bovenop die [slachtoffer] lag,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- (onverhoeds en/of plotseling) (van achteren) vastpakken van die [slachtoffer] bij haar middel, in ieder geval bij het lichaam, en/of
- gooien van die [slachtoffer] op een bed en/of
- zitten bovenop die [slachtoffer] en/of
- plaatsen van de handen van die [slachtoffer] boven het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- met zijn, verdachtes, knieen drukken/zitten op de armen van die [slachtoffer] en/of
- trachten om zijn, verdachtes, penis uit zijn, verdachtes, (jogging)broek te halen,
terwijl die [slachtoffer] ten tijde van voornoemde handelingen geheel naakt was en/of slechts een handdoek om haar middel had.
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging onder 1 subsidiair in de eerste regel “te gemeente [plaats]” in plaats van “in de gemeente [plaats]”. De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Op 7 januari 2009 krijgen verbalisanten de opdracht van de Regionale Meldkamer [plaats] om te gaan naar de woning aan het [adres] in [plaats], alwaar een echtelijke twist gaande zou zijn. In de woning treffen zij [aangeefster] en verdachte. Zij horen aangeefster onder meer verklaren dat zij vanuit de douche kwam met alleen een handdoek om haar heen, dat zij ineens van achteren werd vastgepakt en zag dat verdachte dit deed, dat verdachte haar vervolgens heeft geprobeerd te verkrachten, dat hij aan haar borsten heeft gezogen en probeerde bij haar binnen te dringen. Vervolgens wordt verdachte aangehouden.
Op 7 januari 2009 wordt door [aangeefster] aangifte gedaan.
Op 7 en 8 januari 2009 legt verdachte een tweetal verklaringen af bij de politie.
B. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat hetgeen aan verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan zou moeten worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van hetgeen onder het negende gedachtestreepje aan de verdachte ten laste is gelegd.
Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
De inhoud van de verklaringen die door de verdachte zijn afgelegd bij de politie, heeft hij herhaald bij de rechter-commissaris, terwijl hij bij de behandeling ter terechtzitting verklaart dat zijn eerder afgelegde verklaringen niet zouden kloppen. De officier van justitie houdt de verdachte echter aan zijn verklaringen, zoals afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris. Gelet op de aldaar afgelegde bekennende verklaring van verdachte alsmede gelet op de overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, acht de officier van justitie het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
C. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het navolgende aangevoerd.
De verdediging heeft gesteld dat de uitspraak van het EHRM inzake Salduz van toepassing is en dat mitsdien de verdachte in de gelegenheid had moeten worden gesteld met zijn raadsman te spreken alvorens de eerste verklaring door de politie werd afgenomen. Nu dit niet is gebeurd, dienen de door de verdachte bij de politie afgelegde verklaringen buiten beschouwing te worden gelaten en kunnen deze niet dienen als bewijsmiddelen.
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde en heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de verdachte nooit de intentie heeft gehad seksueel binnen te dringen, zodat van een poging verkrachting geen sprake kan zijn.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
D. Overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van het door de verdediging gedane beroep op de uitspraak van het EHRM inzake Salduz, overweegt de rechtbank het navolgende.
De rechtbank stelt vast, dat verdachte op woensdag 7 januari 2009 te 15:00 uur en vervolgens op donderdag 8 januari 2009 te 08:00 uur door telkens dezelfde twee verbalisanten is verhoord. Verdachte is telkens gewezen op zijn zwijgrecht.Verdachte heeft deels bekennende verklaringen afgelegd. Niet is gebleken dat verdachte voorafgaand aan zijn eerste verhoor is gewezen op zijn recht om een advocaat te raadplegen. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte op 9 januari 2009 te 13:35 uur vrijwel gelijkluidend verklaard. Alvorens te worden voorgeleid aan de rechter-commissaris is verdachte in de gelegenheid gesteld om met zijn raadsman te overleggen. Tijdens het verhoor door de rechter-commissaris is de raadsman aanwezig geweest. Overigens is niet gebleken dat de raadsman bij die gelegenheid bezwaar heeft gemaakt tegen de gang van zaken met betrekking tot de verhoren door de politie. De rechtbank overweegt, dat nu de inhoud van de verklaring, afgelegd bij de rechter-commissaris, niet wezenlijk afwijkt van die bij de politie afgelegde verklaringen, dat laatst genoemde verklaringen voor bewijs kunnen worden gebruikt, terwijl verdachte daardoor niet in zijn belang is geschaad. De rechtbank verwerpt mitsdien het beroep.
Ten aanzien van de bewezenverklaring overweegt de rechtbank het volgende.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, onder verwijzing naar de door verdachte bij de rechter-commissaris en de ter terechtzitting van 3 september 2009 afgelegde verklaringen alsmede de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen , wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de aanranding van het [slachtoffer] op 7 januari 2009 in [plaats].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
Hij op 07 januari 2009 in de gemeente [plaats] door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het,
- sabbelen aan de borsten van die [slachtoffer] en/of
- met zijn, verdachtes, handen/vingers aanraken van de borsten en de billen en andere delen van het lichaam van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld uit het
- vastpakken van die [slachtoffer] bij haar middel en
- gooien van die [slachtoffer] op een bed en
- zitten bovenop die [slachtoffer] en
- met zijn, verdachtes, knieen drukken op de armen van die [slachtoffer]
terwijl die [slachtoffer] ten tijde van voornoemde handelingen geheel naakt was.
VRIJSPRAAK VAN HET MEER OF ANDERS TENLASTEGELEGDE
Van het onder 1 subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Subsidiair:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Het feit en de verdachte zijn deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte ter zake het onder 1 subsidiair ten laste gelegde te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact. Zij heeft tevens gevorderd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
De verdediging heeft gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en aangegeven dat hij geen contact meer heeft met aangeefster en dat hij al lange tijd geen contact meer heeft (mogen hebben) met zijn kinderen. Voorts heeft de verdediging aangegeven dat door verdachte een aanvraag is gedaan voor de schuldsanering en dat het voor dit traject van belang is dat hij een betaalde baan heeft. Ten slotte heeft de verdediging gewezen op het positieve bericht van de reclassering. Gelet op het voorgaande heeft de verdediging primair verzocht een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen en subsidiair een groter deel voorwaardelijk op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte nog niet eerder ter zake soortgelijke strafbare feiten met justitie en politie in aanraking is geweest.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat zij verdachte zal vrijspreken van een aantal van de in de tenlastelegging omschreven feitelijkheden.
De rechtbank zal om voornoemde redenen een lagere onvoorwaardelijke werkstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank is echter tevens van oordeel dat een geheel voorwaardelijke werkstraf, zoals door de verdediging is verzocht, evenmin recht doet aan de ernst van het gepleegde strafbare feit.
De rechtbank zal een gedeelte van deze werkstraf voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom een dergelijk feit te plegen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1 primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 180 uren.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Van de werkstraf zal een gedeelte, groot 60 uren, niet worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt (voortzetting van) een behandeling bij De Waag, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. J.P.C. Obbink, voorzitter, mrs. M.A. Pot en H.H.J. Harmeijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-van Esch, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2009.
Mr. Harmeijer, voornoemd, was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.