ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ8403

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
11 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.607034-07
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en poging zware mishandeling, bewezenverklaring van mishandeling van echtgenote en dochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 11 augustus 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde verkrachting en poging tot zware mishandeling, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de mishandeling van zijn toenmalige echtgenote en dochter. De feiten vonden plaats in de periode van 1 juni 1998 tot en met 24 januari 2007, waarbij de verdachte zijn echtgenote en dochter meermalen heeft mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers, hoewel consistent, niet voldoende wettig en overtuigend bewijs opleverden voor de zwaardere aanklachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, wat ernstige schade heeft toegebracht aan de slachtoffers. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, alsook met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.607034-07 [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 augustus 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
althans zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 5 februari 2008, 4 november 2008 en 28 juli 2009, waarbij de officier van justitie, mr. P.E.F. Poppe, de verdachte en de raadsman van verdachte, mr. E.J.B. Cats, advocaat te Emmen, hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 1998 tot en met 24 januari 2007, in elk geval op of omstreeks 21 januari 2007 te Luttelgeest, gemeente Noordoostpolder en/of te Kollum en/of Heerenveen en/of elders in Nederland, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, zijn penis in de vagina en/of de billen of anus en/of de mond van die [slachtoffer 1] gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen of op haar lichaam en/of haar hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of zich dominant en/of (zeer) agressief heeft gedragen en/of misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht en/of (aldus) (telkens) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan (waaraan zij zich niet kon en/of durfde te onttrekken).
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 1998 tot en met 24 januari 2007, te Luttelgeest, gemeente Noordoostpolder en/of te Kollum en/of te Heerenveen en/of elders in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] tegen of op haar lichaam en/of haar hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of die [slachtoffer 1] haar keel heeft dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen heeft gehouden en/of (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) zijn, verdachtes, voet op de keel van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden, terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 1998 tot en met 24 januari 2007, te Luttelgeest, gemeente Noordoostpolder en/of te Kollum en/of te Heerenveen en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend -zijn (toenmalige) echtgenote [slachtoffer 1] meermalen, in elk geval eenmaal,(met kracht) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt, en/of -zijn dochter [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum]) meermalen, in elk geval eenmaal,(met kracht) op en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt, waardoor deze perso(o)n(en) (telkens) letsel en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2004 tot en met 14 februari 2007, te Luttelgeest, gemeente Noordoostpolder en/of elders in Nederland, (telkens) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik vermoord je" en/of "Ik maak je af" en/of "Ik maak je invalide" en/of "Als ik vrij kom zal ik jou vinden, ik zal jou afmaken. Jouw kinderen gaan er ook aan, ik maak jullie af", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van hetgeen onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd. Zij baseert zich daarbij op de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] en haar dochter [slachtoffer 2], welke verklaringen door verschillende hulpverleners, onder wie mevrouw [getuige 1] en mevrouw [getuige 2], worden ondersteund.
4.2 Het standpunt van de verdachte en de verdediging
De verdachte ontkent dat hij zijn vrouw gedurende de ten laste gelegde periode heeft verkracht, mishandeld of bedreigd.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte van de aan hem ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Hij heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] en haar dochter [slachtoffer 2] onbetrouwbaar zijn. Zij verklaren niet consistent en mogelijk heeft [slachtoffer 1] de verklaringen afgelegd om van haar man af te komen. [slachtoffer 2] kan daarbij zijn beïnvloed door haar moeder. De overige verklaringen die zich in het dossier bevinden zijn enkel van horen zeggen. Het gezin verbleef in AZC’s, de privacy is daar minimaal en niemand heeft zelf ooit iets gezien of gemerkt.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag geplaatst of voldoende wettig bewijs aanwezig is om te komen tot een veroordeling terzake van verkrachting, zoals onder 1 tenlaste is gelegd, gedurende de periode van 1 juni 1998 tot en met 24 januari 2007, de dag waarop de ex-echtgenote van verdachte, [slac[slachtoffer 1]fer 1] aangifte daarvan heeft gedaan.
De rechtbank is dienaangaande van oordeel dat uit de aangifte onvoldoende concreet naar voren komt dat aangeefster door geweld dan wel bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid gedwongen is tot geslachtsgemeenschap met verdachte.
Meer specifiek mist de aangifte van [slachtoffer 1], mogelijk door de wijze van vraagstellen door de politie, een weergave van concrete gebeurtenissen die een solide fundament zouden kunnen vormen voor wettig en overtuigend bewijs.
Zo verklaart [slachtoffer 1] een aantal malen dat zij in de afgelopen jaren seks heeft gehad met verdachte en dat zij dat niet wilde, doch onvoldoende duidelijk wordt of dit gepaard is gegaan met geweld, dan wel bedreiging daarmee. Ook van andere feitelijkheden, zoals bedoeld in artikel 242 Sr, is onvoldoende gebleken.
Een voorbeeld daarvan is te vinden op pagina 43 van het dossier waar [slachtoffer 1], in haar aangifte van 24 januari 2007 verklaart dat zij twee weken geleden geslagen is door verdachte omdat zij geen seks met hem wilde. Zij zegt vervolgens te zijn mishandeld door verdachte, doch onduidelijk wordt of er toen daadwerkelijk seks heeft plaatsgevonden.
Op diezelfde pagina verklaart [slachtoffer 1] dat verdachte haar dwingt tot seks en dat zij gisteren nog zou zijn verkracht door verdachte, waarvan de beide dochters getuige zouden zijn geweest.
Het lijkt er op dat niet is doorgevraagd hoe de verkrachting zou hebben plaatsgevonden, zodat de kwalificatie van het gebeuren is overgelaten aan [slachtoffer 1], en door de rechtbank niet kan worden getoetst of is voldaan aan de vereisten zoals genoemd in artikel 242 Sr.
Op pagina 48 verklaart [slachtoffer 1] dat verdachte seks met haar wilde, erotische films pakte en als zij dan zei dat zij niet wilde dan werd hij agressief. Op de genoemde agressie is kennelijk niet doorgevraagd, zodat dat punt onvoldoende feitelijk blijft.
Het enige waaruit zou kunnen blijken dat seksuele gemeenschap zou zijn gevolgd op geweld is te vinden op pagina 50, waarin zij verklaart dat zij vijf dagen geleden seks zou hebben gehad met verdachte in Luttelgeest, zij zou zijn geslagen en geschopt door verdachte, doch onduidelijk is of hetgeen daarop volgt, het brengen van [slachtoffer 1] naar de slaapkamer door verdachte, op dezelfde situatie ziet.
Hetgeen [slachtoffer 1] vervolgens op diezelfde pagina verklaart in die zin dat als verdachte seks wilde, zij zei dat zij dat niet wilde en dat verdachte vervolgens sloeg waarna toch seks plaatsvond acht de rechtbank op zichzelf genomen te algemeen om deze alinea bij het bewijs te betrekken.
De verklaring van [slachtoffer 2] afgelegd bij de politie, met name hetgeen is geverbaliseerd op pagina 58, acht de rechtbank terzake van de vermeende verkrachtingen te algemeen om deze te betrekken bij het bewijs.
Nu uit de verklaring van de dochter, [slachtoffer 2], afgelegd bij de rechter-commissaris evenmin kan worden afgeleid dat zij zelf ooggetuige is geweest van seks al dan niet gepaard met dan wel voorafgegaan door geweld danwel bedreigingen daarmee kan niet anders worden geconcludeerd dan dat onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde betreft een cumulatief/alternatieve tenlastelegging. De rechtbank is van oordeel dat voor het eerste deel van de tenlastelegging, de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1], onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] verklaren dat verdachte hen regelmatig mishandelde door te slaan, te stompen, te trappen en te schoppen.
Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling zal echter moeten worden vastgesteld dat er sprake is geweest van handelingen waarmee verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer ten gevolge van deze handelingen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen bekomen. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat van dergelijke handelingen van verdachte sprake is geweest, nu uit het strafdossier niet is vast te stellen en ook anderszins niet is gebleken op welke manier of met welke kracht verdachte heeft geslagen, gestompt, getrapt en geschopt.
Voorts verklaart [slachtoffer 1] dat verdachte op enig moment een voet in haar hals heeft gezet terwijl zij op de grond lag, hierover bevinden zich echter geen andere verklaringen in het dossier zodat dit niet kan worden bewezen. Ook verklaart [slachtoffer 1] op 24 januari 2007 dat haar keel twee weken daarvoor door verdachte is dichtgedrukt waardoor zijn lucht meer kon krijgen. Ook hierover bevinden zich geen andere verklaringen in het dossier, alleen [slachtoffer 2] verklaart op enig moment dat zei in Kollum heeft gezien dat haar vader haar moeder bij de keel vast pakte en dat ze zag dat ze geen lucht meer kreeg. Deze verklaring ziet echter op andere gebeurtenis dan waarover [slachtoffer 1] het in haar aangifte heeft.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig voor de poging tot zware mishandeling en zal zij verdachte vrijspreken van de onder 2 ten laste gelegde poging zware mishandeling van [slachtoffer 1].
De onder 2 ten laste gelegde mishandelingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kunnen naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] verklaren dat verdachte [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode meermalen heeft gestompt, geslagen, getrapt en geschopt en [slachtoffer 2] heeft geslagen en gestompt. Hun verklaringen vinden steun in de verklaringen van verschillende hulpverleners aan wie zij reeds geruime tijd voor de aangifte over de mishandelingen hebben verteld, te weten mevrouw [getuige 1] en mevrouw [getuige 2] .
Ook mevrouw [getuige 3], werkzaam op de school van [slachtoffer 2], was door [slachtoffer 2] al in 2006 van de mishandelingen op de hoogte gesteld en wanneer [slachtoffer 2] negen is vertelt ze al aan mevrouw [getuige 4] dat haar moeder door haar vader wordt mishandeld.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd met de woorden “Als ik vrij kom zal ik je vinden, ik zal jou afmaken. Jouw kinderen gaan er ook aan, ik maak jullie af”. Deze bedreigingen zou hij vanuit de gevangenis per telefoon hebben geuit. [slachtoffer 1] is echter de enige die over deze bedreigingen verklaart.
Voorts is onder 3 ten laste gelegd dat verdachte [slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode heeft bedreigd met de woorden: “Ik vermoord je”, “Ik maak je af” en ‘Ik maak je invalide”. [slachtoffer 1] verklaart op pagina 43 dat wanneer zij woorden had met verdachte hij deze woorden gebruikte. Het betreft hier echter een zeer algemene verklaring en [slachtoffer 1] verklaart niet concreet waar en wanneer zij met deze woorden door verdachte is bedreigd. Meer concreet verklaart zij wel op pagina 47 van het dossier over een bedreiging welke in 1994 in Spaubeek plaats zou hebben gevonden. Deze bedreiging in 1994 valt echter niet in de ten laste gelegde periode. Ten slotte verklaart [slachtoffer 1] over een bedreiging op 24 januari 2007. Welke bedreiging via een vriendin van haar, [getuige 5], zou hebben plaatsgevonden. Ook [slachtoffer 2] verklaart over deze bedreiging op pagina 63 van het dossier. [getuige 5] verklaart bij de rechter-commissaris echter dat zij nooit heeft meegemaakt dat verdachte [slachtoffer 1] via haar heeft bedreigd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 3 ten laste is gelegd en zij zal verdachte daarvan vrij spreken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 1998 tot en met 24 januari 2007, te Luttelgeest, gemeente Noordoostpolder en/of te Kollum en/of te Heerenveen, (telkens) opzettelijk mishandelend
-zijn (toenmalige) echtgenote [slachtoffer 1] meermalen,(met kracht) tegen het hoofd en (elders) tegen het lichaam heeft geslagen en gestompt en getrapt en geschopt, en
-zijn dochter [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum]) meermalen,(met kracht) tegen het hoofd en (elders) tegen het lichaam heeft geslagen en gestompt, waardoor deze personen letsel en pijn hebben ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het volgende strafbare feit op:
2: Mishandeling begaan tegen zijn echtgenoot en zijn kind, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar met aftrek van voorarrest.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, hetgeen dient te leiden tot strafvermindering.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige echtgenoot en dochter. Verdachte heeft hierdoor op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van hen geschonden. Het handelen van verdachte heeft zijn ex-echtgenoot, maar vooral zijn dochter ernstige schade toegebracht. Uit het dossier komt naar voren dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [slachtoffer 2] als gevolg van hetgeen zij heeft meegemaakt. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank komt echter tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie gevorderd, nu zij verdachte zal vrijspreken van de verkrachting.
Anders dan door de raadsman betoogd is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn. De zaak is eerst op 5 februari 2008 ter zitting behandeld. Dat de zaak pas anderhalf jaar later kan worden afgedaan is mede het gevolg van verzoeken welke door de verdediging zijn gedaan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 23 juni 2009;
een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 6 april 2007 uitgebracht door Reclassering Nederland;
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
Op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht brengt de rechtbank bij het opleggen van de na te melden straf in rekening de straffen die verdachte bij vonnissen van de kantonrechter in augustus 2007 en december 2007 ter zake van rijden zonder rijbewijs zijn opgelegd.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit, van de onder 2 ten laste gelegde poging zware mishandeling en van het onder 3 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder 2 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5 vermeld:
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. H.Th. Pos en mr. J.P.C. Obbink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 augustus 2009.
Mrs. G.H. Meijer en J.P.C. Obbink waren buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.