ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ8140
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.W.F. Houthoff
- Rechtspraak.nl
Vordering tot afgifte van financiële bescheiden en beoordeling van lastgeving tussen zwager en eiser
In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 17 juni 2009, vorderde eiser [A] dat gedaagde [B], zijn zwager, zou worden veroordeeld tot afgifte van alle relevante financiële stukken met betrekking tot zijn vermogen en financiën over de periode van 1 januari 1982 tot 1 maart 2007. Eiser stelde dat [B] hem had bijgestaan in zijn financiële administratie en dat er sprake was van een lastgeving. Gedaagde [B] betwistte echter dat er een rechtsbetrekking bestond en stelde dat hij enkel had geholpen zonder enige verplichting tot afgifte van stukken.
De rechtbank beoordeelde de vordering van [A] aan de hand van artikel 843a Rv en artikel 7:412 BW. De rechtbank oordeelde dat de vordering van [A] onvoldoende bepaald was en in strijd met de eisen van de wet, aangezien hij om alle relevante stukken vroeg zonder deze specifiek te benoemen. De rechtbank wees de primaire vordering van [A] af, omdat hij niet had aangetoond dat er sprake was van lastgeving. De rechtbank concludeerde dat [B] niet verplicht was om de gevraagde stukken af te geven, omdat er geen rechtsbetrekking was die hem daartoe verplichtte.
In reconventie vorderde [B] schadevergoeding voor de door hem gemaakte proceskosten, maar ook deze vordering werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [A] niet lichtvaardig had geprocedeerd en dat zijn verweer voldoende was om de vordering van [B] te weerleggen. Uiteindelijk werd [A] veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [B] en vice versa, waarbij de kosten aan de zijde van [B] werden begroot op EUR 1.381,00 en die aan de zijde van [A] op EUR 226,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.W.F. Houthoff.