ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ8127

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/450083-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van brandstichting en ontuchtige handelingen door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 27 augustus 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1995. De verdachte werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het medeplegen van brandstichting en ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 februari 2008 opzettelijk brand heeft gesticht in een schuur in de gemeente Raalte, waarbij hij samen met anderen brandende lucifers in aanraking bracht met brandbare materialen, wat leidde tot gemeen gevaar voor de schuur en de daarin aanwezige goederen. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het stichten van brand nabij een school en het bedreigen van een slachtoffer met zware mishandeling. De rechtbank heeft ook ontuchtige handelingen met een minderjarig slachtoffer vastgesteld, waarbij de verdachte seksuele handelingen heeft gepleegd met een meisje dat nog geen zestien jaar oud was.

De rechtbank heeft de deskundigenrapporten in overweging genomen, waarin werd geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en een verstandelijke beperking, wat zijn toerekeningsvatbaarheid beïnvloedt. De deskundigen adviseerden een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, met de nadruk op de noodzaak van behandeling om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft de benadeelde partij, Stichting Zozijn Zorg, niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte ten tijde van de feiten nog geen veertien jaar oud was. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, met de aanbeveling voor behandeling in een specifieke orthopsychiatrische instelling.

De uitspraak benadrukt de zorgvuldige afweging van de rechtbank tussen de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van behandeling en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.450083-08
Uitspraak: 27 augustus 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres).
Het onderzoek ter terechtzitting heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 13 augustus 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat te Deventer.
De officier van justitie, mr. A.J. de Loor, heeft ter terechtzitting terzake het onder 2 ten laste gelegde gevorderd vrijspraak van verdachte en terzake het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde gevorderd de veroordeling van verdachte tot een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de jeugdreclassering, vertegenwoordigd door de gezinsvoogd (William Schrikker Stichting) en het vervolgen van de intensieve behandeling bij De Eik te Almelo, dan wel in een soortgelijke instelling. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de benadeelde partij, de Stichting Zozijn, - gelet op de leeftijd van verdachte - niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 februari 2008 in de gemeente Raalte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een schuur, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (een) brandende lucifer(s) gegooid en/of geschoten naar en/of in aanraking gebracht met linnengoed en/of (oud) papier en/of een (kartonnen) doos, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met linnengoed en/of (oud) papier en/of een (kartonnen) doos, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat linnengoed en/of dat (oud) papier en/of die (kartonnen) doos en/of die schuur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en/of zich in die schuur bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2008 in de gemeente Raalte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht nabij en/of aan de achterzijde van een school, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een zelfgemaakte vuurwerkbom (fles gevuld met benzine en daar tegen aangeplakt een wondertol, althans vuurwerk) in aanraking gebracht met een brandende aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die zelfgemaakte vuurwerkbom, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die vuurwerkbom en/of deuren (gebladderde verf) van een CV-hok en/of een dakrand en een muur (van de school KBS De Rietkraag) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die school en/of zich in die school bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
(450085-08)
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 05 augustus 2008 in de gemeente Oldenzaal (slachtoffer 1) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde (slachtoffer 1) dreigend de woorden toegevoegd :"Ik heb een mes op mijn kamer hoor" en/of "Ik heb glas stuk gegooid en daar kan je je ook aan snijden" en/of "Ik zal de accu aan de deurkruk zetten en dan krijg je lekker stroom" en/of "Ik zal deo bij jullie in de ogen spuiten" en/of "Ik krijg jullie nog wel, wacht maar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(450276-08)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 april 2008 tot en met 13 april 2008 in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met (slachtoffer 2) (geboren 10 maart 1995), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die (slachtoffer 2), hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) - zijn/hun penis in de vagina en/of de kont en/of de mond van die (slachtoffer 2) geduwd/gebracht en/of - die (slachtoffer 2) trekkende bewegingen aan zijn/hun, verdachtes, penis laten maken en/of - die (slachtoffer 2) gezoend;
art 245 Wetboek van Strafrecht
BEWIJS
De verdachte dient van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 3 en 4 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 februari 2008 in de gemeente Raalte tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk brand heeft gesticht in een schuur, immers hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededaders toen aldaar opzettelijk brandende lucifers in aanraking gebracht met linnengoed en (oud) papier en een (kartonnen) doos, ten gevolge waarvan dat linnengoed en dat (oud) papier en die (kartonnen) doos zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en zich in die schuur bevindende goederen, te duchten was;
3.
hij op 05 augustus 2008 in de gemeente Oldenzaal (slachtoffer 1) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde (slachtoffer 1) dreigend de woorden toegevoegd :"Ik heb een mes op mijn kamer hoor" en "Ik heb glas stuk gegooid en daar kan je je ook aan snijden" en "Ik zal de accu aan de deurkruk zetten en dan krijg je lekker stroom" en "Ik zal deo bij jullie in de ogen spuiten" en "Ik krijg jullie nog wel, wacht maar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 6 april 2008 tot en met 13 april 2008 in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met anderen, met (slachtoffer 2) (geboren 10 maart 1995), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die (slachtoffer 2), hebbende verdachte en/of zijn mededader (telkens) – zijn/hun penis in de vagina en/of de kont en/of de mond van die (slachtoffer 2) geduwd.
Van het onder 1, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
1.
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
3.
Bedreiging met zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
4.
Medeplegen van het misdrijf met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 245 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 11 juni 2009;
- een de verdachte betreffend rapport raadsonderzoek strafzaken d.d. 29 april 2008, uitgebracht door de Raad voor de Kinderbescherming, Locatie Zwolle.
een briefrapport betreffende verdachte d.d. 7 mei 2009, uitgebracht door de Raad voor de Kinderbescherming, Locatie Zwolle;
- een Pro Justitia rapport betreffende verdachte d.d. 26 februari 2009, uitgebracht door P.M. Boeting, kinder- en jeugdpsychiater te Ermelo;
- een Pro Justitia rapport betreffende verdachte d.d. 9 maart 2009, uitgebracht door drs. M. van Heteren, psycholoog te Arnhem.
Beide laatst vermelde gedragskundige rapporten houden als conclusie onder meer in dat betrokkene een jongen is, die qua intelligentie met een totaal IQ van 71 op de ondergrens van zwakbegaafd niveau functioneert. Er is naar het oordeel van de deskundigen bij hem sprake van een ziekelijke stoornis, waarbij Boeting dit benoemt als een autistische stoornis en Van Heteren als PDD-nos. Tevens is er sprake van een ernstige gedragsstoornis, een erg zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling, een zorgelijk gebrek aan empathie en een gebrekkige verinnerlijking van normen en waarden. Hij heeft naar het oordeel van de deskundigen geen zicht op zijn eigen functioneren en kan zijn gedrag niet overzien.
Volgens beide deskundigen kan betrokkene voor de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Voorts wordt door beide deskundigen geconcludeerd dat er een zeer grote kans op recidive bestaat en dat, gezien de verstandelijke beperking en ziekelijke stoornis van betrokkene, behandeling binnen een gespecialiseerde residentiële setting noodzakelijk is, zulks met het oog op een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van betrokkene en ter voorkoming van recidive.
De rechtbank neemt deze conclusies op de in de rapportages daarvoor aangedragen gronden over en maakt het oordeel van de deskundigen tot het hare.
De deskundigen geven aan, dat het voor betrokkenen beter zou zijn, indien hij in een exclusieve jongensgroep zou worden geplaatst en indien de gebouwelijke beveiliging groter zou zijn, dan in de huidige setting van De Eik. Omdat betrokkene echter al veel discontinuïteit heeft gekend in zijn jeugd, wordt geadviseerd betrokkene te laten waar hij is. De deskundigen hebben mitsdien geadviseerd een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen, met de bijzondere voorwaarde voortzetting van de (zeer intensieve) behandeling in (de gespecialiseerde residentiële setting) De Eik of een hiermee te vergelijken instelling.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat, ingevolge de wijziging van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht met ingang van 1 februari 2008, opname in een justitiële inrichting als (bijzondere) voorwaarde bij een voorwaardelijke veroordeling niet langer kan worden opgelegd, doch dat tot een dergelijke opneming onder meer strekt de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
De rechtbank merkt daarbij op, dat de deskundigen in hun adviezen reeds hebben onderkend, dat een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op deze wijze wellicht niet mogelijk zou zijn en om die reden hebben zij aangeven, dat zij de juridische inkadering van de residentiële behandeling aan de rechtbank overlaten.
De rechtbank is van oordeel, dat de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van verdachte eist en voorts dat het opleggen van bedoelde maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank ziet, gelet op het vorenstaande, derhalve geen andere mogelijkheid dan om de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen in onvoorwaardelijke vorm op te leggen.
Ten overvloede merkt de rechtbank daarbij op, dat dit oordeel geheel overeenstemt met de inhoud van de adviezen en dat het het punt waarop de deskundigen komen tot een voorwaardelijke vorm, gegrond is op de wens om voor betrokkene de continuïteit in verblijf en behandeling te behouden. Ter zitting is evenwel door de gezinsvoogd mevrouw Wever verklaard, dat op dit moment gewerkt wordt aan overplaatsing van betrokkene naar een andere instelling, zodat van continuïteit reeds daarom geen sprake zal zijn.
De deskundige Van Heteren heeft in haar rapport aangegeven dat in de orthopsychiatrische instelling voor jongeren “Rentray” te Rekken een behandeling zoals verdachte behoeft, kan worden gerealiseerd. De rechtbank zal derhalve adviseren de uitvoering van de maatregel in deze instelling te doen plaatsvinden. Mocht dit niet te verwezenlijken zijn, dan bepaalt de rechtbank dat de behandeling in een soortgelijke instelling zal plaatsvinden.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 77a, 77h, 77s, 77v en 77gg van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
Voor de aanvang van de terechtzitting heeft de Stichting Zozijn Zorg op de bij de wet voorgeschreven wijze een vordering als benadeelde partij ingediend.
Het is komen vast te staan dat Stichting Zozijn Zorg rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 1 bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is echter van oordeel, dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, aangezien verdachte ten tijde van het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit de leeftijd van 14 jaren nog niet had bereikt en hem op grond van artikel 6:164 van het Burgerlijk Wetboek, de strafbare gedraging niet kan worden toegerekend. De benadeelde partij zal zich naar het oordeel van de rechtbank derhalve moeten vervoegen bij de ouders van verdachte.
BESLISSING
Het onder 2 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
Het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan de verdachte op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, en adviseert de maatregel ten uitvoer te leggen in de orthopsychiatrische instelling voor jongeren “Rentray” te Rekken.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij, Stichting Zozijn Zorg, niet ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, kinderrechter als voorzitter, mrs. A.J. Louter en A.P. de Jong-de Goede, rechters, in tegenwoordigheid van W.F. Grotenhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2009.