ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ7048

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
10 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 08/1987
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van kosten voor pedicuremotor in het kader van opleiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 10 augustus 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde mr. C.H. Tjabringa, en het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland, verweerder. Eiseres had een beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder om haar niet volledig in aanmerking te brengen voor de vergoeding van de kosten van een pedicuremotor die zij had aangeschaft voor haar opleiding tot pedicure. Eiseres had een motor gekocht voor € 2.796,50, terwijl verweerder slechts € 1.400,-- had vergoed. De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten om alleen de lagere kosten van een pedicuremotor te vergoeden, aangezien de hogere kosten van de door eiseres aangeschafte motor verband hielden met de beroepsuitoefening na de opleiding en niet noodzakelijk waren voor de opleiding zelf.

De rechtbank overwoog dat er geen geschil bestond over de noodzaak van de opleiding tot pedicure, en dat verweerder in zijn eerdere besluit had verzuimd om de maximale vergoeding voor de opleidingskosten te specificeren. Eiseres had in beroep betoogd dat zij erop mocht vertrouwen dat alle kosten zouden worden vergoed, maar de rechtbank stelde vast dat dit niet het geval was. De rechtbank concludeerde dat de kosten die eiseres had gemaakt met het oog op arbeidsinschakeling niet als noodzakelijk voor de opleiding konden worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Meervoudige Kamer
Registratienummer: Awb 08/1987
Uitspraak
in het geding tussen:
Eiser te woonplaats,
gemachtigde mr. C.H. Tjabringa
en
het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 april 2008 heeft verweerder eiseres niet in aanmerking gebracht voor vergoeding van de kosten van een pedicuremotor.
Tegen dit besluit is op 8 mei 2008 een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 30 september 2008 is het bezwaar gegrond verklaard. Verweerder heeft besloten alsnog een bedrag van € 1400,-- te vergoeden. Ook zijn de kosten van de bezwaarprocedure vergoed.
Op 5 november 2008 is tegen dit besluit beroep ingesteld. Het beroep is op 26 mei 2009 ter zitting behandeld.
Eiseres is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door A. Velema en K. Stoppels
2. Overwegingen
Eiseres ontvangt sedert 1999 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Na het inwinnen van arbeidskundig advies heeft verweerder eiseres bij besluit van 6 augustus 2007 toestemming verleend voor het volgen van de opleiding tot pedicure. In bedoeld besluit is meegedeeld dat de kosten voor deze opleiding, inclusief reiskosten op basis van de tarieven voor het openbaar vervoer, worden vergoed. Gedurende het volgen van de opleiding is aan eiseres voor twee dagdelen per week een arbeidsplicht als thuiszorgmedewerker opgelegd.
Eiseres heeft ten behoeve van haar opleiding een pedicuremotor met toebehoren ad
€ 2.796,50 aangeschaft. Na ontvangst van de factuur d.d. 22 februari 2008 is verweerder tot de besluitvorming gekomen zoals weergegeven in rubriek 1 van deze uitspraak.
Eiseres heeft in beroep betoogd, dat in strijd is gehandeld met de rechtszekerheid, nu eiseres ervan uit mocht gaan, dat alle kosten zouden worden vergoed, gelet op de heldere tekst in het primaire besluit: ‘de kosten van de opleiding worden vergoed’. Eiseres heeft met verweerder afgesproken dat de nota’s betreffende de kosten rechtstreeks van de groothandel naar verweerder konden worden gestuurd. Er is nimmer gesproken over beperking in de kosten of overleg vooraf.
Subsidiair betwist eiseres dat zij onvoldoende besef van verantwoordelijkheid heeft getoond. Het besluit is op dit punt volgens eiseres ondeugdelijk gemotiveerd, nu niet wordt ingegaan op de punten 1 t/m 4 in het aanvullend bezwaarschrift.
Meer subsidiair is eiseres van mening dat er in het bestreden besluit geen sprake is van een rechtvaardige verdeling van de kosten. Het bedrag dat in het opleidingsboekje wordt genoemd, is niet meer up-to-date. Een motor van dat bedrag is een motor voor de droogtechniek. Eiseres heeft gekozen voor de nattechniek wat volgens eiseres beter is voor zowel haar als haar cliënten.
Verweerder heeft erkend, in het besluit van 2 augustus 2007 verzuimd te hebben de maximale vergoeding voor de opleidingskosten op te nemen. Het is de bedoeling geweest om naast de reiskosten, de leskosten en de kosten van de voor de cursus noodzakelijke materialen te vergoeden. Op basis van de brochure van het opleidingsinstituut is verweerder uitgegaan van een bedrag van in totaal maximaal € 3000, -. De pedicuremotor is in bezwaar alsnog aangemerkt als noodzakelijk voor de opleiding. Niettemin wordt eiseres verweten dat zij zonder voorafgaand overleg heeft gekozen voor de duurste pedicuremotor, daar waar een aanmerkelijk goedkopere motor voldoende zou zijn geweest. Door vooraf geen contact met de gemeente op te nemen heeft eiseres onvoldoende besef van verantwoordelijkheid getoond. In de opleidingsgids wordt een pedicuremotor vanaf € 700,-- vermeld. Eiseres heeft een motor aangeschaft van € 2.796,50. Een vergoeding van € 1.400,-- is volgens verweerder een rechtvaardige verdeling van de kosten.
De rechtbank overweegt het volgende.
Tussen partijen is niet in geschil, dat de opleiding tot pedicure als voor eiseres noodzakelijk wordt aangemerkt. Evenmin is in geschil, dat verweerder in het besluit van 2 augustus 2007 heeft meegedeeld dat de kosten van de opleiding worden vergoed en daarbij heeft verzuimd te vermelden welke kosten tot de kosten van de opleiding worden gerekend dan wel het bedrag te noemen dat maximaal wordt betaald. Anders dan namens eiseres is betoogd, brengt dit naar het oordeel van de rechtbank niet met zich mee dat eiseres hieruit mocht afleiden, dat de door haar aangeschafte Gerlach pedicuremotor evenals de koffer en andere toebehoren, door verweerder volledig vergoed zouden worden. In dit verband acht de rechtbank van belang, dat eiseres ter zitting heeft toegelicht, dat zij tot aanschaf van deze motor is overgegaan omdat zij anders na afronding van de opleiding alsnog een duurdere motor zou moeten hebben aanschaffen. Een goedkopere motor maakt in de regel gebruik van de droogtechniek, maar eiseres heeft uit professionele overwegingen de voorkeur gegeven aan een motor die geschikt is voor de nattechniek. Ook in de brief van Medizorg Services v.o.f. d.d. 17 maart 2009, door eiseres in beroep overgelegd, staat beschreven dat een goedkope pedicuremotor niet adequaat genoeg is om er professioneel mee aan de slag gegaan en dat in het verkoopproces met eiseres duidelijk naar voren was gekomen dat eiseres de motor voor ambulante werkzaamheden wilde gaan gebruiken. De rechtbank stelt dan ook vast dat het gaat om kosten die zijn gemaakt met het oog op de arbeidsinschakeling en niet om kosten die noodzakelijkerwijs ten behoeve van de opleiding zijn gemaakt. De met de aanschaf van deze specifieke motor gemoeide kosten kunnen mitsdien niet aangemerkt worden als in het kader van de opleiding noodzakelijk te achten kosten.
Verweerder was om die reden niet gehouden in het kader van de opleiding de kosten van de Gerlachmotor te vergoeden. Naar het oordeel van de rechtbank zou verweerder ten behoeve van de opleiding hebben kunnen volstaan met de vergoeding van de kosten van een eenvoudige pedicuremotor, zoals in de brochure omschreven, zo eiseres hierom zou hebben verzocht. Het besluit waarbij verweerder een bedrag van € 1400,00 heeft vergoed als tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf van de Gerlachmotor is naar het oordeel van de rechtbank dan ook alleszins redelijk. Tegen de achtergrond van het voorgaande is niet relevant of er sprake is geweest van onvoldoende besef van verantwoordelijkheid, zoals verweerder heeft overwogen en evenmin of er sprake is van een rechtvaardige verdeling van kosten, zoals door eiseres bestreden.
Het beroep wordt ongegrond verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, voorzitter, mr. F.G. van Arem en mr. G.M.J. Vijftigschild, rechters en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. F. Ernens als griffier, op
Afschrift verzonden op: