ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ6853
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Civiele procedure over de niet-ontvankelijkheid van een Duitse boete wegens verkeersovertreding
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, staat de vraag centraal of een Duitse overheidsinstantie, in dit geval het openbaar lichaam Landkreis Grafschaft Bentheim Kreiskasse, een boete kan verhalen op een gedaagde die een snelheidsovertreding zou hebben begaan op de BAB 30 in Duitsland. De eiseres vordert betaling van € 955,70, bestaande uit hoofdsom, incassokosten en rente, na het opleggen van een 'Bussgeldbescheid' van € 766,10 aan de gedaagde. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij de auto niet bezit en zich niet herinnert in Duitsland te zijn geweest op de datum van de overtreding. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat het Bussgeldbescheid een beslissing is van een bestuurlijke autoriteit en dat de civiele rechter niet bevoegd is om deze beslissing inhoudelijk te toetsen, gezien het beginsel van wederzijdse erkenning van geldelijke sancties zoals vastgelegd in het Kaderbesluit van de Europese Unie. De rechter wijst erop dat Duitsland het Kaderbesluit nog niet heeft geïmplementeerd, wat de mogelijkheid om de boete via de Officier van Justitie te incasseren belemmert. De kantonrechter concludeert dat de eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat er een andere weg is via het EU-Verdrag inzake de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen. De rechter benadrukt dat de civiele procedure niet de juiste weg is om de boete te incasseren, en dat de grondslag van de vordering in een onrechtmatige daad moet worden gezocht, wat niet voldoende is onderbouwd door de eiseres. Uiteindelijk wordt de eiseres in de proceskosten veroordeeld, en de kantonrechter verklaart de eiseres niet-ontvankelijk in haar vordering.