ECLI:NL:RBZLY:2009:BJ6431

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
12 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09/27
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen eervol verleend ontslag ambtenaar ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 12 augustus 2009 uitspraak gedaan in een beroep tegen een eervol verleend ontslag van een ambtenaar. De eiser, die sinds 15 augustus 1981 als leraar lichamelijke opvoeding werkzaam was, was sinds 15 november 2001 wegens lichamelijke klachten arbeidsongeschikt en ontving een WAO-uitkering van 15-25%. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zich onvoldoende coöperatief heeft opgesteld, wat heeft geleid tot het niet kunnen herplaatsen in een andere functie. De rechtbank heeft het besluit van de verweerder, het bestuur van de Almeerse Scholen Groep, om de eiser met ingang van 1 november 2008 eervol te ontslaan, beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit ontslag en verzocht om rechtstreeks beroep bij de rechtbank, wat door de verweerder werd toegestaan.

Tijdens de zitting op 2 juli 2009 was eiser aanwezig met zijn gemachtigde, mr. R.F. Vogel, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A.G. Kerkhof. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder eerdere ontslagbesluiten en de inspanningen van de verweerder om eiser te herplaatsen. De Centrale Raad van Beroep had eerder het ontslag van eiser in 2004 herroepen, maar de rechtbank oordeelde dat de herplaatsinginspanningen van de verweerder voldoende waren. Eiser had een aanbod voor een administratieve functie geweigerd en had niet deelgenomen aan een competentieonderzoek, wat de rechtbank als een non-coöperatieve houding beschouwde.

De rechtbank concludeerde dat er geen andere passende functies beschikbaar waren en dat het ontslag van eiser rechtmatig was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Meervoudige Kamer
Registratienummer: Awb 09/27
Uitspraak
in het geding tussen:
Eiser te Woonplaats,
gemachtigde mr. R.F. Vogel, advocaat te Leusden,
en
het bestuur van de Almeerse Scholen Groep
verweerder,
gemachtigde: mr. A.G. Kerkhof, advocaat te ’s-Hertogenbosch.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2008 heeft verweerder aan eiser met ingang van 1 november 2008 eervol ontslag verleend.
Eiser heeft daartegen bij schrijven van 28 november 2008 bezwaar gemaakt met het verzoek aan verweerder in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de rechtbank. Verweerder heeft daarmee ingestemd en verweer gevoerd.
Het beroep is op 2 juli 2009 door de rechtbank ter zitting behandeld.
Eiser was aanwezig bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Vogel. Voor verweerder waren aanwezig de gemachtigde mr. Kerkhof, alsmede J.H. van der Vegt en R.G. Sira uit verweerders organisatie.
2. Overwegingen
De rechtbank heeft haar oordeel gegrond op de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser werkte sinds 15 augustus 1981 in voltijd als leraar lichamelijke opvoeding in dienst
van de rechtsvoorganger van verweerder.
Op 15 november 2001 is eiser vanwege lichamelijke klachten uitgevallen.
Met ingang van 16 november 2002 is hem een uitkering toegekend ingevolgde de Wet op
de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) naar een mate van arbeidsongeschiktheid
van 15-25%.
Bij besluit van 2 februari 2004 heeft de rechtsvoorganger van verweerder eiser per 15 februari 2004 eervol ontslag verleend wegens het geraken in een toestand van ongeschiktheid ten gevolge van lichamelijke of psychische oorzaken.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft eisers hoger beroep tegen dit ontslag bij uitspraak van 15 maart 2007 gegrond verklaard.
Daaraan lag de overweging ten grondslag, dat verweerders rechtsvoorganger onvoldoende onderzoek had gedaan naar de mogelijkheid van herplaatsing van eiser in een functie met gangbare arbeid.
De CRvB heeft het ontslagbesluit van 2 februari 2004 herroepen. Daarbij heeft de CRvB
aangegeven, dat een mogelijk door verweerders rechtsvoorganger in te stellen nieuw onderzoek naar de mogelijkheid om eiser binnen haar gezagsbereik te herplaatsen, zich ten minste zal moeten uitstrekken over een nieuwe periode van zes maanden.
Op 14 mei 2007 heeft verweerder aan de bedrijfsarts medisch advies gevraagd over eisers mogelijkheden tot het verrichten van arbeid op dat moment. In antwoord daarop heeft de bedrijfsarts gemeld, dat eiser nog steeds een WAO-uitkering ontvangt naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%, dat eiser onverminderd beperkingen heeft van de nek waardoor hij zijn functie als leraar lichamelijke opvoeding niet kan vervullen, dat eiser overigens alleen beperkt is voor zware belasting van de rechterknie en dat eiser in staat is om gangbare arbeid te verrichten en er geen belemmeringen zijn voor een spoedige re-integratie.
Bij brief van 12 juni 2007 heeft verweerder het advies van de bedrijfsarts aan eiser mee-gedeeld. Aan eiser is daarbij een herplaatsingonderzoek over de periode van 15 juni 2007 tot 1 januari 2008 aangekondigd. Tevens is aan eiser toegezegd, dat hij tijdelijke werkzaamhe-den zou kunnen gaan verrichten om arbeidsritme op te doen.
Partijen zijn overeengekomen, dat eiser een basiscursus pc-gebruik zou volgen waarvoor eiser op 3 september 2007 is aangemeld. Ter zitting is gebleken dat eiser die cursus heeft gevolgd en afgerond.
Bij brief van 6 september 2007 heeft verweerder aan eiser meegedeeld, dat hij op
basisschool (…) tijdelijke werkzaamheden als conciërge kon gaan verrichten. Eiser is uitgenodigd voor een gesprek met de directeur van (…) daarover op
10 september 2007. Eiser is niet op dat gesprek verschenen.
Verweerder heeft eiser bij brief van 26 september 2007 een gangbare functie (1 fte; schaal 4) aangeboden als conciërge bij de school voor praktijkonderwijs (…), een school voor moeilijk lerende jongeren tussen de 12 en 19 jaar oud.
Daarmee kwam een aanbod d.d. 18 september 2007 aan eiser om tijdelijk aan het werk te gaan als conciërge op de openbare school voor speciaal onderwijs (…) te (…) te vervallen.
Eiser is per 1 oktober 2007 als conciërge bij (…) gaan werken. De schoolleiding van (…) heeft nadien negatief gerapporteerd over eisers inzet en werkhouding.
Op 15 november 2007 heeft het UWV als deskundigenoordeel uitgesproken, dat het aan eiser aangeboden werk als conciërge voor hem niet passend is vanwege knelpunten die verband houden met activiteiten waarbij forse nekbelasting optreedt, trillingsbelasting voorkomt en waarbij de rechterknie fors wordt belast. Verweerder heeft in dit oordeel berust.
Bij brief van 7 januari 2008 is eiser gewezen op de mogelijkheid om werk van algemeen administratieve aard te gaan verrichten op het bedrijfsbureau van verweerders organisatie, voorshands voor twee dagen in de week.
In de brief aan eiser van 11 februari 2008 is vermeld, dat eiser al sinds enkele weken
re-integreert als administratief medewerker op het bedrijfsbureau.
Verweerder heeft eiser in die brief het aanbod gedaan van plaatsing in de functie van administratief medewerker met ingang van een nog nader vast te stellen datum voor vier dagen per week, waarbij eiser zou worden uitbetaald op het maximum van schaal 4.
Bij schrijven van 27 februari 2008 heeft eiser geantwoord deze functie niet te aanvaarden vanwege het te lage salaris. Wel heeft hij tot 24 september 2008 voor twee dagen in de week administratief werk op het bedrijfsbureau verricht.
Op 12 januari 2008 heeft eiser verweerder gewezen op vacatures bij (…) in functies van leerkracht Algemeen Vormend Onderwijs (AVO).
Bij brief van 7 februari 2008 heeft verweerder aan eiser bericht over onderzoek naar en bespreking met de schoolleiding van (…) over een mogelijke plaatsing van eiser
in één van deze functies. Eiser werd - mede op basis van de ervaringen van de schoolleiding van (…) met eiser in de functie van conciërge in oktober 2007 - niet geschikt geacht voor deze functie omdat bij hem de benodigde basale competenties voor deze functie zouden ontbreken.
In het functieongeschiktheidsadvies van 29 mei 2008 heeft het UWV aangegeven het herplaatsingonderzoek van verweerder tot op dat moment onvoldoende te vinden.
Hoewel eiser in de ogen van het UWV de functie van administratief medewerker niet had mogen weigeren met het argument dat het salaris niet passend is, vond het UWV dat verweerder de mogelijkheid tot plaatsing van eiser als leerkracht AVO tot op dat moment onvoldoende had onderzocht.
In vervolg op dat advies is in onderling overleg tussen partijen een competentieonderzoek door Woltring & partners te Veghel opgestart. Het doel van dit psychologisch onderzoek
was te bezien of eiser geschikt was voor de functie van leerkracht AVO op praktijkschool (…) vooral gelet op de specifieke leerlingenpopulatie van deze school.
Op 18 augustus 2008 heeft een intakegesprek plaatsgevonden tussen drs. B. L. Woltring en eiser. Daarna heeft eiser geweigerd (verder) aan het onderzoek deel te nemen.
Op 11 september 2008 heeft het UWV een positief functieongeschiktheidsadvies afgegeven.
Vervolgens heeft verweerder eiser bij het bestreden besluit 17 oktober 2008 ontslag verleend op grond van artikel 4b.3, eerste volzin onder f van de CAO-VO, wegens het geraken van eiser in een toestand van ongeschiktheid ten gevolge van lichamelijke of psychische oorzaken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Niet in geschil is dat eiser onverminderd medisch ongeschikt is voor zijn functie als leraar lichamelijke opvoeding.
In geschil is of verweerder voldoende inspanningen heeft verricht eiser binnen zijn gezagsbereik te herplaatsen om ontslag wegens arbeidsongeschiktheid te voorkomen.
Verweerder heeft het herplaatsingonderzoek in eerste instantie bij uitsluiting gericht op gangbare functies van schaal 4 tot en met 8, zo is ter zitting namens verweerder bevestigd.
Verweerder stelt daarmee uitvoering te hebben gegeven aan de uitspraak van de CRvB van
5 maart 2007. Eiser acht verweerders insteek te beperkt.
De rechtbank volgt eiser hierin. De CRvB heeft in zijn uitspraak het eerdere ontslagbesluit d.d. 2 februari 2004 herroepen. Daarmee is de dienstbetrekking van eiser volledig hersteld.
Een nieuw herplaatsingonderzoek had zich dienen te richten op alle zich in de nieuwe periode van onderzoek voordoende - passende en gangbare - mogelijkheden om eiser binnen het gezagsbereik van verweerder te herplaatsen met als doel ontslag wegens arbeids-ongeschiktheid te voorkomen. Het gegeven, dat verweerder eerder voorafgaande
aan het vernietigde ontslagbesluit d.d. 2 februari 2004 een afdoende onderzoek naar passende functies voor eiser had verricht, doet niet af aan de plicht om in de nieuwe periode van onderzoek weer te onderzoeken of er nu wel passende mogelijkheden voor eiser waren.
De rechtbank stelt vast dat in het dossier vacatureoverzichten ontbreken aan de hand
waarmee inzichtelijk en controleerbaar zou zijn geweest, in welke functies zich in de periode van onderzoek bij verweerder vacatures hebben voorgedaan en de (on)mogelijkheid van eiser om deze functies te vervullen.
Desgevraagd heeft verweerder ter zitting gemotiveerd toegelicht dat in de onderzoeksperiode zich onder het gezagsbereik van verweerder geen vacatures in passende functies voor eiser hebben voorgedaan. Voor functies van leerkracht komt eiser in de regel niet in aanmerking omdat hij de specifiek vereiste bevoegdheid mist. Voor hogere administratieve/ ondersteunende functies mist eiser de benodigde kennis en vaardigheden in computer-gebruik. Ter zitting heeft verweerder verder toegelicht waarom eiser niet in aanmerking is gebracht voor de functie van schoolmaatschappelijk werker gelet op de aard en inhoud van die functie.
Eiser - ter zitting uitdrukkelijk daarnaar gevraagd - noemt zelf alleen vacatures in functies van leerkracht AVO bij (…) als mogelijkheden die zich hebben voorgedaan om hem in een passende functie te plaatsen. Daarbij heeft hij ter zitting aangegeven zicht te hebben gehad op de zich in de onderzoeksperiode bij verweerder voordoende vacatures.
Hij heeft de vacatures gevolgd. Daaruit is ook zijn belangstelling voor de functies van leerkracht AVO voortgekomen.
Al met al acht de rechtbank het gelet op hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen aannemelijk, dat zich in de onderzoeksperiode onder het gezagsbereik van verweerder
geen vacatures hebben voorgedaan in functies met passende arbeid voor eiser behoudens
de functies van leerkracht AVO (zie hierna).
Vaststaat dat verweerder eiser op 11 februari 2008 een aanbod heeft gedaan van de gangbare functie van administratief medewerker (schaal 4). Eiser heeft die functie geweigerd met het argument dat het salaris niet passend is. Eiser die al sinds 2001 geen werk meer verricht en derhalve al vele jaren zonder functie is, had deze functie naar het oordeel van de rechtbank echter zonder meer dienen te accepteren.
Bovendien heeft verweerder na advies van de kant van het UWV, de mogelijkheid van plaatsing van eiser in één van de functies van leerkracht AVO bij (…) opengehouden op voorwaarde van een competentieonderzoek.
De argumentatie van verweerder voor het stellen van de voorwaarde van een competentie-onderzoek acht de rechtbank alleszins redelijk, niet alleen met het oog op de kwetsbaarheid van de leerlingen op deze school, maar ook op het gegeven dat eiser al sinds 2001 niet meer heeft gewerkt en daarvoor niet in het algemeen vormend onderwijs werkzaam was, maar als docent lichamelijk opvoeding. De weigering van eiser na de intake om aan dit onafhankelijke competentieonderzoek mee te doen is voor de rechtbank niet te begrijpen. Van eiser mocht in de gegeven situatie waarin hij al zoveel jaren zonder functie is, verwacht worden dat hij zijn bezwaren tegen het competentieonderzoek – wat daarvan ook zij - aan de kant zou zetten.
Verweerder heeft uit de weigeringen van eiser van de gangbare functie van administratief medewerker en van deelname aan het competentieonderzoek voor de functie van leerkracht AVO een non-coöperatieve houding van eiser mogen afleiden en heeft deze houding terecht laten meewegen in het ontslagbesluit.
De rechtbank acht al met al de herplaatsinginspanningen van verweerder voldoende.
Het is uiteindelijk aan de non-coöperatieve houding van eiser te wijten dat het niet tot herplaatsing is gekomen en dat ontslag onvermijdelijk was. Eiser heeft kennelijk onvoldoende besef gehad dat van hem in de gegeven situatie, waarin hij al zolang zonder functie was, het uiterste aan medewerking verwacht mocht worden om tot herplaatsing te komen en ontslag te voorkomen.
Daarbij heeft eiser niet aannemelijk gemaakt, dat zich in de onderzoeksperiode die zich uiteindelijk over 15 maanden heeft uitgestrekt, andere concrete mogelijkheden tot herplaatsing van hem in een passende of gangbare functie onder het gezagsbereik van verweerder hebben voorgedaan.
Het ontslag houdt in rechte stand.
Het beroep daartegen is ongegrond.
Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding,
2. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzitter, mr. J.H.M. Hesseling, en
mr. E. Steendijk, rechters en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van
C. Kuiper als griffier, op
Afschrift verzonden op: